Hoe geliefd de film is onder zowel fans als critici blijkt uit de talloze lofbetuigingen en analyses die door de jaren heen rond het werk verschenen. De relevantie van Robocop wordt opnieuw zichtbaar met de release van de mislukte remake van José Padilha. Deze Braziliaan, die eerder opviel met de uitstekende Tropa de elite-films over arrestatieteams aan het werk in de sloppenwijken van Rio de Janeiro, lijkt niets van Verhoevens duistere visie op mens en wereld te hebben begrepen, of hij moet alles wat het origineel zo scherp maakt bewust naast zich hebben neergelegd. Waar Verhoeven genadeloos de spot drijft met een maatschappij die zwicht voor de verleiding van het fascisme, daar lijkt Padilha juist een luisterend oor te hebben voor de roep om de sterke man in tijden van wanhoop en onzekerheid.

Verhoeven maakte Robocop eind jaren tachtig, rond het hoogtepunt van Ronald Reagan in het Witte Huis. De film kwam zo ongeveer uit tussen Rambo II en III, films die exemplarisch waren voor de opkomst van radicaal-rechts in de populaire cinema. Affiches voor grote films uit die tijd tonen steevast een gespierde man die als symbool van Amerikaans militarisme met een enorm machinegeweer in de aanslag staat. Verhoeven zet dit beeld op z’n kop door de hoofdpersoon tot een bizarre uitvergroting van de politiek van shock and awe – Operatie Desert Storm volgde drie jaar later – te maken. John Rambo was nog een mens van vlees en bloed, nét, Verhoevens oorlogsmachine is één en al staal, een robot met hier en daar een greintje mens. Tegenover hem staat de sadistische gang van Boddicker. Verhoeven fileert de obsessie van deze boeven, marionetten in handen van politici, met het soort geavanceerd wapentuig dat in die tijd zo populair was in de reactionaire cinema. In een scène deelt Boddicker een stuk of drie onwaarschijnlijk ogende raketlanceerders uit aan zijn vrienden waarna ze uitzinnig van plezier een voorstedelijke winkelstraat kort en klein schieten. Het effect van de satire is vernietigend, juist in de wijze waarop het moreel bizarre wordt uitvergroot.

Nu Padilha. In zijn Robocop lijkt hij wel zélf plezier te putten uit dit soort verwoesting, zonder humor of reflectie. Erger, hij vraagt van de kijkers dat zij zich anders dan bij Verhoeven gaan wentelen in het genot van het schieten om het schieten. Het meest weerzinwekkende komt wanneer Robocop losbrandt in een scène kil vormgegeven in de stijl van een first person shooter, het genre dat bekend is van de games. Dat is een teken aan de wand: Verhoeven problematiseert op intelligente wijze, Padilha verheerlijkt zonder ook maar de schijn van commentaar. In zijn verhaal is er weliswaar een conservatieve talkshowhost, gespeeld door Samuel L. Jackson, die fulmineert over de weigering van het Witte Huis om drones in de vorm van robotsoldaten in te zetten op Amerikaans grondgebied. Maar deze ‘Bill O’Reilly’ is uiteindelijk even karikaturaal als de zogenaamd linkse president die voet bij stuk houdt. Zo slap en zo cynisch is deze Robocop dat het werk alleen maar woede kan oproepen.

Het ergste komt als vrouw en kind van de agent die transformeert tot Robocop niet alleen de inzet worden van de ‘boze machten’ in het verhaal, maar ook van de ‘creatieve’ geesten achter de film. Huilende blondine, huilend kind. Arme tinnen soldaat. En niets van de tragische menselijkheid die de originele gevallen held-verlosser onvergetelijk maakt. Want die hervindt zich, of vindt zichzelf opnieuw uit, in Verhoevens magistrale moeras van nihilisme en misantropie:

‘Nice shooting, son. What’s your name?’

‘Murphy.’

Credits.


Te zien vanaf 13 februari
Beeld: Joel Kinnaman als Robocop in de gelijknamige film. (Universal Pictures)