BUENOS AIRES – De inwoners van het stadje Gualeguaychú blokkeren voor de tweede achtereenvolgende zomer – dit is het zuidelijk halfrond – de toegangswegen en bruggen naar Uruguay, omdat ze grote milieuschade vrezen door de pulpindustrie. Gualeguaychú ligt in de Argentijnse provincie Entre Ríos, letterlijk ‘tussen rivieren’, ingeklemd tussen de Paraná en de Uruguay. Aan de overkant van de rivier, recht tegenover het stadje in Uruguay, wordt het panorama verstoord door een meer dan honderd meter hoge toren en een kolossaal fabrieksterrein; de bouw van de pulpfabriek van het Finse Botnia is al in een vergevorderd stadium. Vanwege de protesten is de grens tussen de landen, die doorgaans vriendelijke betrekkingen met elkaar onderhouden, hermetisch afgesloten. In deze warme vakantiemaanden komt dat hard aan voor de economie van Uruguay, omdat Argentijnen in deze tijd gewoonlijk en masse naar de Uruguayaanse stranden trekken. De blokkades zijn al een paar jaar voorpaginanieuws in de Argentijnse kranten. Daarvoor haalde het provinciale Gualeguaychú alleen de krant als er carnaval werd gevierd.

Tandarts en milieuactivist Daniel Pérez Molenberg, van verre Nederlandse afkomst, verhuisde drie jaar terug van Buenos Aires naar het stadje. Hij trof een gesloten gemeenschap waar het milieuactivisme nog in de kinderschoenen stond: ‘Hier gebeurde nooit iets. Het sociale leven draaide om de rivier en mate (traditioneel kruidendrankje – hv) drinken in het park. Tien milieugekken begonnen lokale bestuurders lastig te vallen en via scholen probeerden ze de gemeenschap wakker te schudden.’

Het duurde even, maar inmiddels is de dorpsgemeenschap klaarwakker. Ze hebben enkele oude, nieuwe – en grote – spelers in de mondialisering van de economie erin weten te betrekken: de Wereldbank, het Finse bedrijf Botnia, de Spaanse pulpgigant Ence, de arbitragecommissie van vrijhandelsassociatie Mercosur, enkele particuliere banken, het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, het leger van Uruguay, Greenpeace, de Argentijnse regering en de Spaanse koning. Een grensprobleem werd grenzeloos.

Op deze zonnige namiddag blijkt de rust in het provinciestadje bedrieglijk. Achter vrijwel iedere winkelruit, aan lantaarnpalen en op huisdeuren hangen witte posters met dikke zwarte letters: ‘Nee tegen de fabrieken’ en daaronder in het groen: ‘Ja tegen het leven’.

De zusjes Laura (8) en Carolina (11) wachten buiten op hun moeder, die ijsjes aan het kopen is. Het protest tegen de pulpindustrie is een activiteit voor jong en oud. Tussen twee likken door zegt een van de meisjes: ‘De fabrieken zullen de rivier vergiftigen en de toeristen wegjagen. We zijn naar de blokkades geweest en naar de grote marsen. Er waren heel veel kinderen.’

Het aanhoudende protest van de lokale gemeenschap verleidde de Argentijnse regering er vorig jaar toe zich te wenden tot het Internationaal Gerechtshof. Uruguay heeft immers geen toestemming gevraagd voor de bouw van Botnia en de (toenmalige) vestiging van het Spaanse Ence, terwijl de pulpindustrie de rivier en de omgeving volgens de Argentijnen definitief kan vervuilen. Met de bouw schendt Uruguay, zo menen de Argentijnse president Néstor Kirchner en zijn ministers, een bilateraal verdrag uit 1975 over de rivier.

Het hielp niet. Vorig jaar juli wees het hof het verzoek van Argentinië af om de constructie van de fabrieken ten minste voorlopig te stoppen, totdat bekend is of onherstelbare milieuschade is te voorkomen. Het kan nog vier jaar duren voordat het hof een uitspraak doet over de milieuschade.

Het Spaanse Ence is inmiddels gestopt met de bouw van zijn pulpfabriek op de rivieroever. Onder druk van de Spaanse regering zet het het pulpproject elders in Uruguay voort. De vreugde bij de inwoners van Gualeguaychú over dit nieuws was van korte duur, want in november bereikte hun het nieuws van de miljoenenlening (170 miljoen dollar met daarbovenop een verzekering van 350 miljoen dollar) die de Wereldbank aan Botnia verstrekt voor de bouw van de fabriek. De inmiddels wanhopige pogingen van de Argentijnse regering om de financiering door het internationale bankwezen te vertragen of zelfs tegen te houden, vonden overigens wel gehoor bij ing, dat zijn financiële toezeggingen aan Botnia heeft teruggetrokken. Maar de Wereldbank blijft van mening dat de pulpfabriek belangrijke economische voordelen biedt aan de bevolking van Uruguay en voldoet aan de strengste internationale milieu-eisen. Geen milieuschade dus. Hooguit periodiek een wat nare geur in de nabijheid van de fabriek. En dan gaat het onafhankelijke milieurapport waarop de Wereldbank deze beslissing baseert ook nog uit van de situatie waarin ook Ence in het gebied actief zou worden.

De pulpindustrie staat bekend als een van de meest vervuilende nijverheden ter wereld, door de chloorhoudende chemicaliën en dioxines die bij het blekingsproces vrijkomen. Nadat de bewoners van Gualeguaychú waren geïnformeerd over de effecten en over de bouwplannen vlakbij in Uruguay stuurden ze afgevaardigden naar het Spaanse Ponteveédra in Galicië. Dat dorp is door Ence namelijk veranderd in een ecologische woestenij. Volgens de burgers van Gualeguaychú willen deze bedrijven profiteren van de lakse milieuwetgeving in de Derde Wereld. En daar komt nog iets bij. ‘Multinationals kunnen hier veel meer verdienen’, zegt Pérez Molenberg: ‘Grondstoffen zijn in overvloed aanwezig. De lonen zijn laag. De halfslavernij zoals wij die kennen, bestaat in het Westen niet meer. Hier is zoveel honger en werkloosheid dat de arbeiders wel aan de slag móeten. Zelfs als ze hun eigen gezondheid en leefomgeving ermee schaden.’

De bezettingen werden hervat. Kirchner weigerde in te grijpen, waarmee een verdere escalatie van het conflict onvermijdelijk werd. De Uruguayaanse president Tabaré Vázquez zette twee weken lang het leger in om de fabriek van Botnia te beschermen tegen eventuele sabotageacties. De bemiddelingspoging van de Spaanse koning Juan Carlos I leverde maandenlang niets op. Uruguay weigerde iedere onderhandeling zolang de blokkades voortduurden. Het land diende vervolgens een tegenverzoek in bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag om president Kirchner tot ingrijpen te dwingen. Maar het hof gaf ook Uruguay nul op het rekest. Uruguay had de klacht in een eerder stadium ook al ter arbitrage voorgelegd aan de vrijhandelsassociatie Mercosur, waar beide landen lid van zijn. Deze arbitragecommissie tikte Argentinië destijds wel op de vingers. Ze oordeelde dat Argentinië in strijd handelde met de verdragsbepalingen over vrij personen- en goederenverkeer. Maar de commissie verbond geen sancties aan dit oordeel. De blokkades van vorig jaar kostten Uruguay rond de vijfhonderd miljoen dollar.

Mercosur staat al maanden zwaar onder druk door het conflict. De druk van de VS op Uruguay om een bilateraal vrijhandelsverdrag met Amerika te tekenen, strijdig met de bepalingen van Mercosur, maakt de stemming er niet beter op. Aangezien Uruguay zeer ontevreden is over de verhouding tussen de grote landen (lees Argentinië en Brazilië) en de kleine landen (Uruguay en Paraguay) is de verleiding groot om op Amerika’s verzoek in te gaan. Vorig jaar dreigde het land zelfs uit Mercosur te stappen.

Kirchner organiseerde tijdens Bush’ bezoek vorige week daarentegen een ‘tegentop’, met Bush-vreter Hugo Chávez als eregast. Beelden van zijn toespraak gingen de wereld over. Maar Kirchners relatie met Chávez is ingewikkelder dan de klaagzangen over Bush de Verschrikkelijke doen vermoeden. De enorme aankopen van Argentijnse staatsobligaties hebben Venezuela inmiddels tot de grootste geldverschaffer van de Argentijnse schatkist gemaakt. En Venezuela is sinds kort ook lid van Mercosur.

De leden van de milieuvereniging Asamblea in Gualeguaychú zijn niet overtuigd van Kirchners betrokkenheid bij de zaak. ‘We verwijten de lokale en de nationale politiek een totaal gebrek aan interesse en een hoge graad van opportunisme. Pas toen bleek hoe massaal en consistent de acties waren, werden de pulpfabrieken op president Kirchners politieke agenda geplaatst’, zegt gemeenteraadslid Osvaldo Moussou.

De protesten dwongen de regering bovendien ook de eigen weinig rooskleurige milieusituatie onder de loep te nemen. In december marcheerden duizenden mensen naar de beroemde Plaza de Mayo in Buenos Aires. Het ging ze vooral om de fabrieken in Uruguay, maar zeker ook om andere milieuproblemen. Zo heeft Argentinië zelf een omvangrijke pulpindustrie aan de rivier de Paraná. De activisten verweten de regering corruptie en laksheid bij de uitvoering van de milieuwetten. Een recente uitspraak van het Argentijnse Hooggerechtshof verplicht de regering bovendien om eindelijk een effectief saneringsplan in te dienen voor de volledig vergiftigde rivier de Riachuelo die door het zuiden van Buenos Aires loopt. Ook Greenpeace verscheen volgens Moussou pas op het laatste moment. ‘De doelstellingen van Greenpeace, dat een zo schoon mogelijke pulpproductie voorstaat, stroken bovendien niet met de belangen van Asamblea. Wij willen de fabrieken gewoon niet.’

De gezant van de Spaanse koning boekte begin deze maand eindelijk een diplomatiek succesje met de aankondiging dat Uruguay en Argentinië over een paar weken in Madrid het gesprek zullen hervatten. Maar een datum is nog niet vastgesteld. Ook is de voorwaarde van Uruguay blijven staan: eerst de blokkades opheffen, dan pas praten. Bovendien weigert de Uruguayaanse regering een andere locatie voor Botnia te zoeken. De burgers van Gualeguaychú hebben er inmiddels alweer drie maanden van onafgebroken bezettingsacties op zitten. Wereldbank en Internationaal Gerechtshof zijn machtig, maar de lange adem van de burgers van Gualeguaychú is evenmin te onderschatten.