Hij werd gezien als opvolger van Adullah Ibrahim en op het North Sea Jazzfestival 1999 kreeg hij een staande ovatie van tien minuten. Maar de Zuid-Afrikaanse jazzpianist Moses Molelekwa (28) zal de toetsen niet meer beroeren: vorige week verhing hij zichzelf, mogelijk na zijn vrouw te hebben omgebracht. Herinneringen aan een groot talent.

Soms heb je het gevoel echt iets bijzonders mee te maken. Het eerste concert van Moses Taiwa Molelekwa dat ik bijwoonde, was zo'n moment. Twee jaar geleden namen vrienden me mee naar The Bassline, de populaire jazzclub in de uitgaanswijk Melville in Johannesburg. Op het kleine podium zat een twintiger met korte dreadlocks en een grunge-sikje achter een keyboard. Met zijn bandleden op trombone, saxofoon, en basgitaar zong hij a capella het intro van een van zijn nummers en daarna barstte de muziek los. Geconcentreerd spelend, zijn handen soms bewegend alsof de toetsen onder stroom stonden, speelde Molelekwa zijn composities. De muziek was swingend, soms experimenteel, soms meer klassiek, maar altijd origineel en qua ritme en klank onmiskenbaar Zuid-Afrikaans. Het was slechts een kwestie van tijd, werd me gezegd, of Mole lekwa, die in eigen land al de belangrijkste prijzen had gewonnen, zou even beroemd zijn als pianist Abdullah Ibrahim en trompettist Hugh Masekela. Ik geloofde het onmiddellijk.

In de volgende anderhalf jaar zag ik Molelekwa nog vier keer optreden. Elke keer was anders, elke keer was indrukwekkend. Zoals het concert dat hij in het Market Theatre in Johannesburg gaf, samen met de Britse klassieke pianiste Joanna McGregor. Op twee vleugels speelden ze composities van Molelekwa, maar ook van een obscure Japanse componist die alleen met McGregor wenste te communiceren via het internet. Molelekwa genoot zichtbaar van spelen «inside the piano», wat de invloed van McGregor was: plukken aan de snaren van de opengesperde vleugel, begeleid door de toetsen. Het was een optreden zoals hij dat het liefst zag, vertelde hij me eind 1999 in Johannesburg, tijdens een interview bij hem thuis: spelen in concertzalen voor een aandachtig luisterend publiek. Zijn optreden op het North Sea Jazzfestival 1999 in Den Haag viel ook in die categorie. «We kregen een staan de ovatie van tien minuten. Wat wij brach ten was kennelijk iets nieuws.»

Molelekwa groeide op in het township Tembisa, ten noordoosten van Johannesburg in de laatste jaren van de apartheid. Zijn grootvader leefde net lang genoeg om hem de liefde voor de piano bij te brengen. Thuis draaide zijn vader platen van Coltraine, Herbie Hancock, Miles Davis, terwijl op straat de muziek van pop en soul zich mengde met Pedi-trommels.

Op jonge leeftijd ging Molelekwa muziek studeren aan de inmiddels opgeheven Federated Union of Black Arts Academy in Johannesburg. Trompettist Hugh Masekela, die net in eigen land was teruggekeerd na decennia van ballingschap, «ontdekte» Molelekwa op zijn achttiende en nam hem op in zijn band waarmee hij op tournee ging door Zuid-Afrika en de VS. «Ik was opgegroeid met Amerikaanse jazzgrootheden, ik wilde worden zoals zij», vertelde Molelekwa, terwijl zijn toen vierjarige zoon Zoë rondrende in de kamer. «Maar toen ik in de VS de jazz scene leerde kennen, ontdekte ik dat misschien duizend mensen als Miles Davis willen klinken. Het was een echte eye opener. Ik realiseerde me dat het belangrijkste is je eigen stem te hebben. Alleen dan voeg je iets toe. Je moet de drager, de vertegenwoordiger zijn van je cultuur, zeker in het buitenland.»

Molelekwa pakte een oude elpee, met opnamen van traditionele muziek van verschillende stammen in Afrika, in de jaren twintig verzameld door musicoloog Hugh Tracey. «Tracey bezocht de meest afgelegen plekken», legde hij uit. «Ik luister naar die stijlen en laat mijn muziek erdoor beïnvloeden. Je hoort dat misschien niet meteen; het gaat er ook niet om die stijlen te kopiëren. Zie het als een recept dat je deels volgt, maar in plaats van azijn stop je bijvoorbeeld aardbeien in je gerecht.»

Molelekwa wilde zich nooit in een hok laten stoppen. Zoals hij met de klassieke pianiste McGregor in Zuid-Afrika en Londen speelde, zo speelde hij ook met het populaire TKZee, die kwaito brengt, de Zuid-Afrikaanse hiphop. Op zijn tweede cd Genes and Spirits (1998) zijn drum ‘n bass-ritmes te horen, terwijl het nummer «Down Rocky Street» een reggae-groove heeft, zoals hij het zelf zegt. Molelekwa vatte het zelf allemaal samen als «Afrikaanse, hedendaagse jazz» — ook uit marketingoverwegingen, want de platenzaken moesten toch weten waar ze zijn cd’s moesten plaatsen.

Veel van zijn zakelijke inzichten had Molelekwa te danken aan zijn vrouw Florence (Flo) Mtoba, die optrad als zijn manager. Vorige week dinsdag vond haar broer Flo’s ontzielde lichaam in Molelekwa’s kantoor. Even verderop zag hij Molelekwa, hangend aan een dwarsbalk. Het lijkt erop dat Molelekwa zijn vrouw heeft gewurgd en zich vervolgens heeft verhangen, maar niemand weet de ware toedracht. Het is in elk geval moeilijk voor te stellen dat de zachtmoedige componist/muzikant, die zo vol liefde over muziek en publiek praatte, tot zo'n daad in staat was.

In kranten wordt nu gerept over geruchten in de muziekwereld over Molelekwa’s sombere buien, die hij met alcohol zou hebben geprobeerd te bestrijden. Toch zijn alle collega-muzikanten geschokt en verbijsterd. Saxofoonveteraan Sipho «Hotstix» Mabuse, eigenaar van jazzclub Kippies in Johannesburg, zei zich net zo te voelen als toen hij hoorde dat de anti-apartheidsactivist Steve Biko was vermoord. «Molelekwa en Biko vereerden ons met hun aanwezigheid, deden wat ze moesten doen in heel korte tijd en verdwenen daarna, ons achterlatend met de pijn.»

Cd’s van Molelekwa: Finding Oneself (1995; M.E.L.T. 2000), Genes and Spirits (1998; M.E.L.T. 2000)