Annetje Fels was twintig jaar de voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité. Zij was een grote, kleine vrouw, met een lievige stem waarmee ze ongenadig oorvijgen kon uitdelen. Voor ons allen die zich betrokken voelden bij het Auschwitz Comité was zij een moederfiguur, die ons een beetje het familiegevoel teruggaf dat wij zo node misten.
Annetje was de indrukwekkendste vrouw die ik heb leren kennen, ongenaakbaar en hard waar nodig, maar tegelijkertijd ook ontwapenend en liefdevol. Nooit vergeet ik na een van de vele herdenkingen haar antwoord op mijn opmerking: «Wat was je weer goed»: «Wij moeten goed zijn», zei zij.
Nooit vergeet ik ook de reis met het comité naar Auschwitz. Annetje, kordaat vooruit stappend, een kleine vrouw die als persoonlijkheid hoog boven ons uittorende en ons door Auschwitz en Birkenau leidde. Toen ik haar vroeg hoe zij dat elke keer weer opbracht, antwoordde zij: «Omdat ik weet dat ik er niet alleen in maar ook weer uit kan, dat is telkens weer een triomf!»
Annetje was met haar geestkracht en overtuigingen een lichtend voorbeeld voor ons allemaal. Een voorvechtster in de meest letterlijke zin. Annetje had een missie. Zij sprak namens diegenen die niet meer konden spreken, tegen diegenen die het nog niet wisten. Maar zij was geen stem uit het verleden. Zij stond met beide benen in de barre actualiteit van vandaag. Opkomend voor verdraagzaamheid, mensenrechten, menselijke waardigheid, antiracisme.
Zij zou zeker vandaag haar stem hebben verheven tegen de golf van antimoslimgeweld en het opkomende antisemitisme na de elfde september. In een speech bij het 25-jarig jubileum van het Nederlands Auschwitz Comité hekelde ik de neiging van hedendaagse historici om de oorlog te normaliseren en alles grijs te noemen. Het grijze verleden. «Ze kunnen niet wachten tot we dood zijn», zei ik in een cynische bui. Maar Annetje was nooit grijs en is het ook nooit geworden. En de boodschap die zij uitdroeg zal altijd in ons voortleven.