Mevrouw Günther-Rienks is psychotherapeute te Amsterdam. De afgelopen weken heeft zij de politieke bewegingen van Pim Fortuyn met een professioneel oog gadegeslagen. «Het is een narcist», zegt zij. «Hij gaat gebukt onder sterke minderwaardigheidsgevoelens die hij overcompenseert met aandachttrekkerij. Pas als die minderwaardigheidsgevoelens tenietgedaan worden door veel bewieroking zal hij tevreden zijn.» Dat Fortuyn met niets minder dan het premierschap genoegen neemt, is volgens Günther-Rienks geen grapje. Het valt haar op dat «de ander» er voor Fortuyn niet toe doet. «Hij luistert niet naar wat de ander zegt. Hij gaat volledig op in zichzelf, dat is typisch narcistisch. De ander is niet meer dan een aanhangsel van hemzelf, een gebruiksvoorwerp.» Volgens haar staat Fortuyns politieke carrière niet in dienst van de wensen en verlangens van de verontruste burgers die zo massaal op hem stemmen, maar louter en alleen van het strelen van zijn ontzaglijke ego. Zoals Fortuyns eventuele politieke beleid nooit in het teken van het landsbelang zal staan, maar altijd in het teken van compensatie van zijn gebreken. Günther-Rienks vindt dat Fortuyn hoognodig en langdurig in therapie moet. «Anders zullen zijn empatische vermogens volledig naar de achtergrond verdwijnen.» Als hij bij haar zou komen, zou ze uitgebreid naar zijn jeugd gaan kijken. «Om te zien waar zijn minderwaardigheidsgevoelens vandaan komen.» Ze wil hem confronteren met hoe hij met andere mensen omgaat, maar ze denkt niet dat hij zal luisteren. «De therapeut moet een lange adem hebben, het is een heel vervelend geval om te behandelen.»
Pim Fortuyn heeft zelf al eens naar zijn jeugd gekeken. In het autobiografische Babyboomers (Bruna, 1998) doet hij er verslag van. «Dit boek is het boek van een held», schrijft For tuyn in de epiloog, «soms een gemankeerde, dan weer een tragische of een komische, maar toch van een held.» Het blijkt dat de held begin jaren tachtig hij was werkzaam aan de Rijksuniversiteit Groningen onder begeleiding van een zekere dr. Rens in psychotherapie is geweest. Maar het enige waar dr. Rens hem vanaf helpt, is zijn diepgewortelde «afkeer van stront». «We werkten het trauma door en sindsdien vind ik niets lekkerder dan kontjes likken», schrijft Fortuyn. «Voor mijn leven is het in elk geval een van de belangrijkste resultaten.»
Uit Babyboomers blijkt dat Fortuyns jeugd doordrenkt is geweest van heimelijke homoseksuele verlangens en avontuurtjes. Ongetwijfeld zal hij dr. Rens verteld hebben van zijn eerste seksuele ervaring die hij als klein jongetje met een «grote blonde» soldaat beleefde. «De Nederlandse soldaat vraagt of ik zijn tent wil zien. Dat wil ik wel. We kruipen samen in zijn slaapzak.» Fortuyn ligt «lekker warm tegen hem aan». De soldaat «beweegt tegen mijn rug aan. Ik vind het spannend.» Fortuyns obsessie met oorlog is geboren. Oorlog is volgens hem «spannend». «Dan mag je allerlei leuke dingen doen die je nu niet mag. Dan is er niemand meer de baas over je. Dan ben je alleen maar met jongens in een tent en dan ga ik met Arie (de soldaat jvc) in een slaapzak op de grond in een legertent liggen.» Na de ervaring met Arie volgt een tweede homoseksuele belevenis. «Op de bank zat een jonge vent. Ik bleef nieuwsgierig staan, hij zei me gedag en haalde zijn piemel uit zijn broek en begon ermee te spelen. De knul vroeg of ik aan zijn piemel wilde trekken. Dat wilde ik wel en ik trok en er kwam allemaal ‘snot’ uit.» Fortuyn omschrijft deze ervaringen als «een verrijking». «Vandaag de dag zou een belevenis zoals ik die in het parkje bij ons huis heb meegemaakt gemakkelijk kunnen leiden tot een aanklacht van de ouders bij de politie wegens pedofilie, en de desbetreffende jongeman zou goed zuur zijn. Waarom eigenlijk? Hij deed mij geen kwaad, integendeel, hij liet me iets onbegrijpelijk spannends zien en voelen, maar vandaag de dag staan we klaar om in te grijpen met hele teams.» Vermoedelijk is dit programmapunt van de Lijst-Fortuyn de verbolgen Rotterdamse kiezers van vorige week ontgaan.
Psychotherapeute Margrieta Linders, praktijk houdende te Duivendrecht: «Natuurlijk zou ik hem als patiënt kunnen aantreffen in mijn praktijk. Wat ik bij hem constateer, zijn neurotische afweermechanismen. Ik denk dat hij veel aan een therapie zou hebben. Hij kan gewoon niet samenwerken, dat gaat helemaal mis straks.» Haar Amsterdamse collega mevrouw Halberstadt-Freud: «Fortuyn is provocerend. Net als Reve, die roept ook dat je zwarten moet doodknuppelen. Die krijgt geen bevoegdheden, Fortuyn wel, dat kan een punt van zorg zijn. Maar dat verband is mij niet helemaal duidelijk. Wat mij opvalt, is de totale afwezigheid van gêne. Verder vertoont hij psychopathische trekjes. Dat wil zeggen dat hij heel handig mensen voor zich in kan nemen terwijl hij niet zon sterke gewetensfunctie heeft. Hij kan dingen doen die je met een beetje redelijk geweten wel uit je hoofd zou laten.»
Pim Fortuyn onderhield geen innige band met zijn vader, blijkt uit Babyboomers. Wel met zijn moeder: «Mijn moeder zegt ook dat ik een prins ben, ik ben haar prinsje.» Als hij op een keer op zijn donder krijgt van een gemene zangleraar, die Fortuyn in het boek met «kale aap» aanduidt, komt zijn moeder hem direct ontzetten. «Moge kale aap eeuwig branden in het hellevuur en God zich beslist niet over zijn ziel ontfermen!» schrijft Fortuyn. Met zijn moeder aan de rand van zijn bed fantaseert hij over een «imaginaire familie» die «was bevolkt met koningen, koninginnen, prinsen en prinsessen, een enkele minister, veel marinemensen en een schaarse generaal en ik was immer een moedige en mooie prins». In die jonge, katholieke jaren het gezin Fortuyn is achtereenvolgens woonachtig in de Noord-Hollandse dorpen Velsen en Driehuis is Pims ambitie «om zo snel mogelijk paus te worden en het enige waarin ik was geïnteresseerd, was te leren wat de kortste weg naar het balkon van de Sint-Pieter zou zijn».
Zijn moeder leerde hem onvoorwaardelijk voor zichzelf opkomen. «Altijd argumenteren, dat kon ik als de beste, maar ze moesten wel mijn zin doen. Een kleine dictator die ook veel oudere jongens op hun kop zat en de baas was. Ik wist het altijd beter en het moet gezegd worden: ik had vaak gelijk.» En: «Ik, het bijzondere jongetje dat nergens in en bij paste, moeders mooie, chique prinsje, werd op het procrustesbed van de benepen katholieke, antiseksuele opvoeding gelegd. En hoewel het ze niet is gelukt mij te verminken, hebben ze me zeker pijn gedaan en een deel van mijn jeugd tot een hel gemaakt en doen verbleken in een zompig, saai, vies en bedompt moeras.»
In de derde klas van de middelbare school schaft Pim Fortuyn zich bij c&a een eerste pak aan. «Deze gedaanteverandering markeert een soort van waterscheiding», schrijft hij. «Ineens ben ik er, en hoe!» Het blinde geloof in zichzelf neemt tijdens zijn studententijd groteske vormen aan. Fortuyn omschrijft zichzelf als «een geboren leider». «Mijn kleding, achtergrond en opvoeding maken mij van nature geschikt de contacten met de autoriteiten te onderhouden.» En: «Gelukkig ben ik een bij tijden briljante student. Ik ben een scherp debater en beheers de stof natuurlijk het beste van allemaal.»
Klinisch psycholoog W. Velthuys: «Hij heeft zich ooit laten behandelen, dat siert hem. Dat het niet veel geholpen heeft, zegt niet zoveel, persoonlijkheidsstoornissen zijn nu eenmaal hardnekkig. Fortuyn is een man van kwaliteiten, maar een uit de hand gelopen narcistische persoonlijkheidsstoornis gaat met hem op de loop. Dat exhibitionistische in zijn verbale en niet-verbale optreden. Dat ‘At your service’, dat ‘Prins Pim’, dat ‘Ik word de nieuwe premier van Nederland’ het leidt bij hem tot grensoverschrijdend gedrag. Als je aan politiek denkt: met hem valt moeilijk samen te werken, wat de breuk met Leefbaar Nederland ook aantoonde. Als hij in een machtspositie komt, moet je vrezen voor de uitglijders die hij onherroepelijk gaat maken. Fortuyn als premier Stel je voor dat hij op staatsbezoek zou moeten gaan, Zonnekoning-achtig gedrag zal hij vertonen. Als hij bij Bush op staatsbezoek zou moeten, volgens hem zouden dat twee wereldleiders bij elkaar zijn. Noem het een De Gaulle-syndroom.»
In Babyboomers brengt Fortuyn De Gaulle kortstondig ter sprake. Hij verkeert dan voor de zoveelste maal in conflict met de Rotterdamse Erasmus Universiteit waaraan hij eind jaren tachtig werd verbonden. Men tracht hem uit een bepaalde werkgroep te ontslaan. Niemand minder dan minister Jozias van Aartsen, op dat moment secretaris-generaal op Binnenlandse Zaken, zou hem te hulp zijn geschoten: «Zijn standpunt is kort en goed, in navolging van generaal De Gaulle: men arresteert geen Sartre, men ontslaat geen Fortuyn!» Ook in Groningen werd hij regelmatig dwarsgezeten en van iets onbeduidends beschuldigd. Hij schrijft dan: «Iets voor een Franse absolute monarch, maar niets voor prins Pim. Maar het kwaad is al geschied en men zint naar mogelijkheden om zich te bevrijden van koning Pim.» Hij beschouwt zichzelf als «een heel goede kernvakdocent, zeer door studenten gewaardeerd, en een van de toppublicisten van het instituut, bovendien beschikkend over machtige connecties binnen de universiteit en in het Haagse. Wat te doen met die machtige lastpost, zo is de angstige vraag.» In zijn hoedanigheid van directeur van de OV-studentenkaart BV krijgt hij begin jaren negentig met een journalist te maken: «Ik heb vooraf schriftelijk bedongen dat alleen datgene wordt gepubliceerd waar ik uitdrukkelijk mee instem. In november levert meneer de journalist zijn huiswerk in. De honden lusten er geen brood van.» Fortuyn wijzigt het ten eigene faveure en wil er dan een foto bij. Een hem bekende beeldhouwer heeft een borstbeeld gehouwen, «geïnspireerd op mijn persoon. Ik lijk er ongeveer op en ben afgebeeld als een Romeinse senator.»
Drs. E. Netjes: «Narcisten kunnen maatschappelijk best goed functioneren. Bij Milosevic zie je dat ook. Bij al dat soort grootheden zie je dat mechanisme, daar zijn psychologische analyses van gemaakt, Hitler, Stalin, wat zijn dat voor mannen? Ik denk wel dat hij daar binnen valt. Ik geloof niet dat hij op eenzelfde manier op macht uit is. Feit is wel dat hij zichzelf enorm overschat. Hij is labiel. Voor machtsposities moet je mensen hebben die gezond in elkaar steken.» Of het allemaal zon vaart zal lopen, is de vraag. Zoals Pim Fortuyn zelf in zijn boek al concludeerde: «Een kruik gaat zo lang te water totdat hij barst, en dit gaat ook op voor Fortuyn.»