DE MEDEWERKER van de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag zegt de naam Pieter Cort van der Linden niks. Ik maak het haar, onbedoeld, moeilijker als ik vertel dat zijn eigenlijke familienaam Van der Linden is. Zonder precieze sterfdag is het dan volgens haar onbegonnen werk. Er zijn blijkbaar te veel dode Van der Lindens. Maar ik weet alleen zijn sterfjaar, 1935, niet de dag. En dat hij dat ‘Cort’ er in zijn studententijd zelf aan heeft toegevoegd.
Maar gelukkig is het familiegraf niet al van zijn voorouders. Gewapend met een plattegrond waarop bij benadering staat aangegeven waar de oud-minister-president ligt, loop ik de begraafplaats op. Het graf is op een oud gedeelte. Met enige gêne veeg en schraap ik bladeren en mos van grafstenen, in een poging de namen van de overledenen te kunnen lezen. Veel inscripties zijn door weer en wind te veel uitgesleten om nog te kunnen zien wie er onder de steen ligt. Het lijkt onbegonnen werk.
Maar dan ineens sta ik, letterlijk, op zijn naam. ‘Graf van de Familie Cort van der Linden’ staat er op de platte, grijze steen. Geen verdere namen, geen data, geen woord ook dat hier een minister-president van Nederland begraven ligt. De enige minister-president nog wel die bij het veertigjarig jubileum van koningin Wilhelmina werd afgebeeld op een gedenkraam in de Amsterdamse Nieuwe Kerk. Een staatsman ook, zo ontdek ik later, wiens begrafenis zeventien jaar na zijn terugtreden niet onopgemerkt voorbij is gegaan: kransen van de koningin aan het rijtuig, een speciale omweg van de rouwstoet langs het Vredespaleis om de mensen die daar werkten de kans te geven de laatste eer te bewijzen en een toespraak van minister-president Henk Colijn.
In het toenmalige dagblad Het Vaderland begint een lang artikel dat is gewijd aan de begrafenis met de woorden: ‘Het was heden een dies ater (zwarte dag - red.) voor ons vaderland, nu een zijner grootste en trouwste dienaren naar zijn laatste rustplaats werd gebracht.’ De verslaggever doet verder met een lange lijst namen uitgebreid verslag van de vele autoriteiten die bij de plechtigheid aanwezig zijn en haalt ook hele stukken tekst uit de grafredes aan. Over de doden natuurlijk niks dan goeds, maar Colijn gebruikte opmerkelijke woorden om Cort van der Linden te typeren: ‘Laat ons dit beeld in het hart houden: iemand als een hooge eik, die opschoot boven veel laag geboomte en zelfs kreupelhout.’

ALS DE LIBERAAL Mark Rutte deze week wordt beëdigd als minister-president is het dik 97 jaar geleden dat voor het laatst een liberaal, deze Cort van der Linden, tegenover het staatshoofd de eed aflegde. Kleine overeenkomsten tussen de twee: beiden zijn Hagenaar en studeerden in Leiden. Een eerste verschil: Rutte is 43 jaar en moet alleen Ruud Lubbers voor laten gaan als jongste minister-president ooit; Cort van der Linden was 67 jaar toen hij premier werd. Nog een paar verschillen. Rutte studeerde geschiedenis, werkte daarna als personeelsmanager bij Unilever, kwam uit het niets toen hij staatssecretaris werd en ontpopte zich als partijpoliticus toen hij na een heftige interne strijd VVD-leider werd. Zijn voorganger Cort van der Linden studeerde rechten en was onder meer de advocaat van Hendrik Jut, de man die een rijke Haagse weduwe en haar dienstbode vermoordde, hetgeen tot een grote volkswoede leidde. Het is aan deze moord dat we de uitdrukking ‘kop van Jut’ hebben te danken.
Later werd Cort van der Linden hoogleraar staathuishoudkunde in Groningen en vervolgens in Amsterdam. Dat hij naar wat hijzelf in zijn oratie ‘het pulserende Amsterdam’ trok, had te maken met het soort liberaal dat hij was. Volgens tijdgenoot en socialist Frank van der Goes ging Cort van der Linden naar de hoofdstad omdat hij ‘de grotere verscheidenheid in maatschappelijke verschijnselen op prijs stelt omdat zij hem meer de gelegenheid zullen geven die ten gunste van de misdeelden te leiden’.
SDAP-leider Jelles Troelstra zou later ook juist deze kant van Cort van der Linden beschrijven en concluderen dat de man ‘in een paar jaar tijds van een gewoon conservatief liberaal, gekant tegen algemeen kiesrecht en gelijkstelling van openbare en bijzondere school’ werd tot een ‘vooruitstrevend politicus’. Volgens de socialist Troelstra hervormde Cort van der Linden daarmee de liberale staatkunde, ‘welke in haar antiklerikalisme was vastgelopen (…) en de kans liep op de dorheid van het laissez aller te stranden’.
Daarmee dient zich een verschil aan tussen de twee liberale premiers. Cort van der Linden zette zich niet af tegen de socialisten van toen en werd door hen gewaardeerd. Liberalen werden destijds overigens links genoemd, en niet rechts zoals nu. Bij de verkiezingen van 1913, het jaar waarin Cort van der Linden uiteindelijk premier werd, hadden de liberalen en de socialistische SDAP ook twee grote agendapunten gemeen: het algemeen kiesrecht en het staatspensioen. In de afgelopen verkiezingscampagne liet Rutte niet na juist de verschillen met de PVDA en zijn afkeer van regeren met die partij te benadrukken.
Een polariserende uitspraak van Rutte als dat rechts zijn vingers bij het regeerakkoord kan aflikken, zou niet uit Cort van der Lindens mond zijn gekomen. Niet alleen omdat hij partijloos was en een hekel had aan partijpolitiek, maar ook omdat het lot van de armen en misdeelden, om de termen van toen te gebruiken, hem na aan het hart lag. Die begaanheid zette hij om in daden, onder meer door als ambtenaar op het ministerie van Justitie en later als partijloos minister op datzelfde departement een wet voor te bereiden én door het parlement te loodsen die verwaarloosde en mishandelde kinderen beschermde. Zoals hij als minister ook meehielp om een ongevallenwet aangenomen te krijgen, waartegen werkgevers zeer waren gekant omdat zij voor de kosten ervan moesten opdraaien.

HOE CORT van der Linden uiteindelijk in 1913 ook minister-president werd, heeft alles te maken met een complexe verkiezingsuitslag, die lijkt op die van 9 juni 2010. Net als het CDA nu verloren de gezamenlijke christelijke partijen veel zetels. Net als de PVV nu won een relatieve nieuwkomer, de SDAP, flink. Verschil met toen was dat de liberale partijen weliswaar zetels wonnen zoals de VVD nu, maar dat ze niet de grootste werden. Omdat liberalen en socialisten in de campagne beide hadden gepleit voor de grote onderwerpen van toen, het algemeen kiesrecht en een staatspensioen, en beide hadden gestreden tegen de macht van de confessionelen, lag het voor de hand dat de twee winnaars samen zouden gaan regeren. Maar de nog jonge SDAP durfde dat niet aan. Het boek Honderd jaar sociaal-democratie in Nederland schrijft daarover: ‘De socialisten hadden nog steeds hun handen vol aan alles wat nodig was om groot en talrijk te worden.’ Van de PVV wordt nu ook gezegd dat een reden om niet in het kabinet te gaan zitten is dat de partij nog geen ministers kan leveren en bovendien hoopt in de gedoogrol nog groter te kunnen groeien. Voor de goede orde: de SDAP had als ideaal het verheffen van de arbeidersklasse, de PVV bestrijdt de islamisering van Nederland.
De socialisten waren er echter vooral nog niet aan toe om te gaan regeren met de bourgeoisie, de klasse die ze - ondanks een aantal gelijke standpunten - als hun tegenstander zagen. Ze waren bang dat dit leden zou kosten. Niet alle socialisten waren daar overigens huiverig voor. ‘De partij is niet van kraakporcelein’, oordeelde vooraanstaand SDAP'er W.H. Vliegen destijds. Maar hij behoorde tot een minderheid; een partijcongres besloot de aangeboden drie ministerszetels niet te gaan bezetten.
Dat vertoont dan weer gelijkenis met de regeringspartner waar de liberalen nu van begin af aan de voorkeur aan gaven, het gehalveerde CDA. Ook bij die partij is de vraag of met de islam bashende PVV samengewerkt kan worden, al is het dan in de gedoogvariant, voorgelegd aan een partijcongres. Maar in dit geval is die vraag met een ja beantwoord.
Door de opstelling van de socialisten dreigde in 1913 regeerloosheid. Volgens historicus Han van der Horst in zijn boek Onze premiers was Cort van der Linden de enige die Nederland daarvoor kon behoeden: vanwege diens grote reputatie en zijn vermogen om boven de partijen te staan. Cort van der Linden stelde een extraparlementair kabinet samen, dat geen duidelijke banden onderhield met de Kamer. De complexe verkiezingsuitslag van nu heeft geleid tot een minderheidskabinet, dat niet alleen nauwe banden heeft met VVD en CDA, maar óók met de gedogende PVV.
Extraparlementair betekende volgens Cort van der Linden niet dat er maar een beetje op de winkel gepast werden. Direct bij zijn aantreden maakte zijn kabinet duidelijk welke majeure hervormingen het wilde: niet alleen de invoering van het algemeen kiesrecht en het staatspensioen, maar ook het beëindigen van de zich al driekwart eeuw voortslepende schoolstrijd.
Ook Rutte prijst zijn kabinet aan als hervormingskabinet, maar de grote vragen van deze tijd, zoals de vastzittende woningmarkt, het klimaatprobleem of de vergrijzingsdruk, pakt hij niet of slechts gedeeltelijk aan. Rutte zegt, net als Cort van der Linden, dat hij vooral naar de startkansen van mensen wil kijken en niet naar hun afkomst. Maar waar destijds de voorrechten van de hogere klassen werden aangepakt, worden daarvoor nu de duimschroeven aangedraaid bij hen die aan de onderkant van de arbeidsmarkt met moeite of geheel niet mee kunnen komen.
Het staatspensioen haalde het destijds niet, maar de andere twee hervormingen wel. Lange tijd kreeg Cort van der Linden overigens het verwijt dat hij de gelijkberechtiging van het openbaar en bijzonder onderwijs in een soort koehandel had uitgeruild tegen het kiesrecht. Maar uit zijn biografie, geschreven door Johan den Hartog, blijkt dat zijn kabinet het openbaar en bijzonder onderwijs wel degelijk gelijk wilde stellen. ‘De politieke schoolstrijd is als het ware een wig, die in ons volksleven is geslagen, die van ons volk twee volken maakt’, zei minister-president Cort van der Linden in het parlement.
Ook nu wordt gewaarschuwd voor een tweedeling in de samenleving. Maar van Rutte is het nog maar de vraag of hij de wig die door de PVV gedreven wordt tussen moslim-Nederlanders en niet-moslim-Nederlanders uit de samenleving kan halen nu hij zich afhankelijk heeft gemaakt van PVV-leider Geert Wilders.
De socialist Troelstra schreef in zijn memoires over Cort van der Linden: ‘Hij droomde zoals later bleek van een sociaal liberalisme.’ Uit veel waarvoor deze liberaal zich inzette blijkt dat ook. Ook van Rutte wordt gezegd dat hij diep in zijn hart een sociaal liberaal zou zijn. Troelstra’s verre opvolgers kunnen in hun memoires beoordelen of dit ook zo is. Vooralsnog herkennen ze dat sociale hart niet in zijn kabinetsplannen. De SDAP-voorman eindigt die zin over de dromen van Cort van der Linden met de woorden ‘en had in deze geen succes’. Dat was niet om dit de liberale staatsman te verwijten. Het was Troelstra’s samenvatting van hoe het het liberalisme later was vergaan.