
Iedere presidentsverkiezing in de Verenigde Staten is uniek, en iedere vier jaar wordt de stembusgang als allesbepalend gezien. Het gevoel dat de wereld afhangt van wie de Amerikanen naar Washington afvaardigen is misschien altijd hetzelfde, maar voor de komende verkiezingen staat een onderwerp op de agenda dat niet eerder zo prominent was – en dat inderdaad de toekomst van de planeet kan bepalen.
Deze week organiseerde CNN een ‘town hall’ met de tien populairste Democratische presidentskandidaten van dit moment over één enkel thema: klimaatverandering. Het was een marathonzit. Zeven uur tv, waarin technische details niet werden geschuwd (kandidaten werd gevraagd hoeveel ton CO2-uitstoot hun plannen zullen opleveren). Het ging over het kleine gebaar (plastic rietjes en gloeilampen) en over de grote vragen (wel of geen nucleaire energie, wel of geen CO2-belasting). Maar als geheel was de town hall een illustratie van hoe normaal en hoe doorwrocht het klimaatdebat is geworden in de Amerikaanse politiek.
Natuurlijk, CNN bracht louter Democraten bij elkaar, die allemaal uitgingen van hetzelfde paradigma: dat klimaatverandering een existentiële bedreiging voor de mensheid vormt en dat de tijd voor een oplossing bijna door de zandloper is geglipt. Maar ook aan Republikeinse zijde lijkt serieuze interesse in het klimaatdebat te bestaan. Niet bij Donald Trump, die de avond via Twitter van smalend commentaar voorzag, maar wel in de gelederen. De Energy and Commerce Republicans, een commissie binnen het Congres, schreef een reactie waarin ze stelden dat de Republikeinen willen vasthouden aan nucleaire energie en dat ze willen samenwerken met Democraten om wetten aan te nemen om de CO2-emissie terug te dringen.
Voor wie bij de Democraten zit vanwege het klimaatdossier was de avond een voorzichtige geruststelling: geen van de presidentskandidaten doet aan klimaatscepsis en geen van hen vertoont de neiging tot uitstelgedrag. De VS terug het Parijsakkoord in willen loodsen is ‘zo ongeveer voorwaarde voor deelname aan de presidentsrace’, zei senator en presidentskandidaat Cory Booker.
Alles staat daarmee klaar om de verkiezingen van 2020 tot een binaire keuze te maken: een poging doen om de wereld te redden met de Democraten of nog vier jaar uitstoten met Trump. Verkiezingen met een existentieel tintje: ik vermoed dat de VS hierin voorop gaan en dat ook in Europa veel meer verkiezingen zullen draaien om één grote vraag: radicale verduurzaming of door op de oude weg.
De tien Democratische kandidaten bij CNN gaven, kortom, een monochroom groen beeld: ze hebben allemaal de belofte ondertekend geen geld aan te nemen van de fossiele industrie (een noviteit: Obama en Clinton deden dat niet) en ze hebben vrijwel allemaal een variant op de Green New Deal in de aanbieding. Allemaal willen ze halverwege deze eeuw een klimaatneutrale VS, en vrijwel allemaal willen ze in een of andere vorm CO2-belasting.
Tegelijkertijd maakte de avond duidelijk dat zich wel degelijk duidelijke verschillen beginnen af te tekenen tussen de diverse kandidaten, waarbij het meer om stijl dan om substantie gaat, voor zover het het klimaat betreft. Joe Biden had het moeilijk. Hij verhaspelde zijn zinnen en stond met zijn mond vol tanden toen hem werd verweten dat hij de dag na het klimaatdebat naar een fundraiser zou gaan die werd georganiseerd door de oprichter van een gasbedrijf. Er moest een woordvoerder aan te pas komen om uit te leggen dat er geen conflict was met de toezegging om fossiel geld te mijden omdat de ondernemer in kwestie geen bestuurder meer was van het bedrijf, maar enkel nog investeerder. Formeel houdt Biden misschien zijn belofte, maar fraai stond het niet.
Duidelijk in vorm was Elizabeth Warren, die dankbaar de term ‘New Blue Deal’ aan haar repertoire toevoegde, toen naar haar plannen voor oceaanbeheer werd gevraagd. Warren gaf ook een voorbeeld van hoe om te gaan met pogingen om het klimaatdebat te versmallen tot symboolpolitiek. ‘Gaat u gloeilampen verbieden?’ vroeg de moderator, die de rol aannam van de kiezer die wars is van betutteling. ‘Oh come on, give me break’, schamperde Warren. ‘Dit is precies wat de fossiele industrie wil: dat we een hoop misbaar maken over gloeilampen, rietjes en cheeseburgers, terwijl zeventig procent van de CO2-uitstoot van drie grote industrieën komt.’ (Het gaat om de bouwindustrie, de energiesector en de olie-industrie.)
Interessant tot slot was de vraag die Bernie Sanders voor de voeten geworpen kreeg: of hij een voorstander is van maatregelen om bevolkingsgroei te remmen, als onderdeel van klimaatbeleid. Een heikele kwestie, die Sanders beantwoordde door over toegang tot abortus te spreken en kritiek te leveren op de maatregel die Amerikaanse steun verbiedt aan organisaties die abortus faciliteren. Ook hier tekende zich een debat af waarvan ik vermoed dat het in de toekomst vaker zal worden gevoerd: over demografie en geboortecijfers, waar een rechterflank voorplanting wil aanmoedigen om de beschaving te redden en een linkerflank pleit voor geboortebeperking vanuit ecologisch perspectief.
Een klimaatdebat dat inhoudelijk en fundamenteel is, en nieuw terrein ontgint. Het bestaat dus wel.