
Begin 2012 donderde het West-Afrikaanse land Mali volledig in elkaar. Daar ging een decennialang sluimerend conflict aan vooraf tussen de Malinese minderheid de Touareg – een Berbers sprekend nomadenvolk – en de centrale macht. In 2011 kwam dat conflict in een stroomversnelling toen buurland Libië door een burgeropstand in anarchie verviel. In de chaos werden de rijk gevulde Libische wapendepots geplunderd door iedereen die zijn handen erop kon leggen. Ook jihadisten deelden mee in de buit.
Een jihadistengroepering die geavanceerd Libisch wapentuig bemachtigde was Ansar Dine, dat wortels had in de seculiere Touareg-rebellie maar inmiddels geëvolueerd was tot een radicaal islamitische groepering met Arabische invloeden. Samen met seculiere Touareg-rebellen trokken de jihadistische Touaregs en Arabieren op tegen een verzwakt Malinees leger en wisten al gauw grote delen van het land onder controle te krijgen. De jihadisten van Ansar Dine kregen vervolgens de gang van zaken te bepalen in de veroverde gebieden. Een van de eerste dingen die ze deden was het implementeren van de sharia, te beginnen in Timbuktu.
Dat is de politieke realiteit van de Frans-Malinese film Timbuktu (2014), die in een jaar tijd alle grote Franse filmprijzen binnensleepte. De regisseur is Abderrahmane Sissako, zelf deels van Malinese origine, die de film maakte om ruchtbaarheid te geven aan de verwoestingen die het jihadisme aanrichtte in deze vergeten Afrikaanse uithoek. ‘Ik kan niet zeggen dat ik het niet wist, en nu ik het weet, zal ik moeten getuigen’, verklaarde Sissako over zijn intenties in het programmaboekje van het Cannes-filmfestival.
Met dat woord – getuigen – heeft Sissako ook direct de grootste kracht van zijn film omschreven. Meer dan een aanklacht tegen het jihadisme is Timbuktu een melancholische getuigenis van wat er verloren is gegaan aan het radicaal islamisme. Het openingsshot is exemplarisch. Daarin zijn enkele houten afgodsbeelden naast elkaar opgesteld om als schietschijf te dienen voor de beeldenstormers van Ansar Dine. De schutters worden niet getoond, want om hen gaat het uiteindelijk niet – het draait om het verlies van de beelden die de beste eigenschappen van Mali symboliseren: esthetisch vernuft en religieuze tolerantie.
Na dit openingsshot ontvouwt zich het verhaal over Kidane, een veehouder en Touareg, die zijn tent in de zandduinen net buiten Timbuktu heeft opgeslagen en een pastoraal leven leidt met zijn vrouw en zijn dochtertje. Aan deze kabbelende routine komt abrupt een einde als Kidane een visser doodt die een van Kidane’s kalveren met een speer heeft doorboord. Kidane wordt gearresteerd door de jihadisten en volgens hun shariarechtspraak berecht.
Het is een simpel verhaal, geen groots drama dat het narratief van de film volledig opslokt. Dat laat Sissako de ruimte om bijzondere aandacht te besteden aan de stilering van de film. Normaal schijnt de zon ongenadig fel in dit woestijnlandschap. Het kan verblindend weerkaatsen in de zandduinen. Maar in de film is het zonlicht gedempt, alsof het altijd schemert. Dat geeft de film een zachte en dromerige schijn. Het doet de zandduinen beter uitkomen, als koele, glooiende natuurlandschappen, en niet als de verschroeiende zandbakken die ze in werkelijkheid zijn. Deze manipulatie van licht en landschap levert ergens halverwege de film ook een van de mooiste fragmenten op. Het beeld zoomt uit om zandduinen en een brede rivier te tonen. Een oranje ondergaande zon gloeit nog na. In het midden van het beeld zien we Kidane net nadat hij de visser heeft neergeschoten. De mannen strompelen traag in tegengestelde richting naar de oevers van de rivier. De visser valt dood neer terwijl Kidane met logge stappen door het water waadt. Het is een uitgesponnen scène van schilderachtige pracht.

Net zo mooi in beeld gebracht is een voetbalpartijtje tussen de jongeren van Timbuktu. ‘U weet dat voetbal verboden is?’ wordt een jongen door een shariarechter gevraagd. De jongen knikt en krijgt zijn straf – zweepslagen – te horen. Daarna schakelt het beeld over op jongens die in slow motion een imaginaire voetbal over een veldje achterna rennen.
Soms schuurt de stilering dicht tegen woestijnromantiek aan, vooral in de scènes waarin de beelden van de zandduinen gecombineerd worden met het ietwat houterige spel van de ongeoefende acteurs. Dan krijg je een overdaad aan zand en slecht gebrachte clichés over het prachtige bestaan in dat zand.
Maar het is uiteindelijk een verdraaglijke overstilering. Timbuktu ontleent zijn uitzonderlijke kwaliteit vooral aan wat de film vertelt over het jihadisme. Sissako laat zien dat die radicale ideologie allereerst de nekslag betekende voor de menselijke bedrijvigheid in het stadje Timbuktu. Duizenden mensen sloegen op de vlucht toen Ansar Dine Timbuktu binnenstormde. Een gigantische aderlating voor deze historische handelsstad van ongeveer 55.000 mensen. De film toont intens verlaten woningen, door de zanderige steegjes sloft nog een handjevol achterblijvers, op het marktplein wagen zich nog maar een paar kooplui. De adhan, de oproep tot gebed, klinkt niet meer. Er zijn nauwelijks nog mensen om uit te nodigen het gebed te verrichten in de moskeeën waar een rekkelijke vorm van islam wordt gepraktiseerd. In plaats van de adhan klinken nu de stemmen van jihadisten die via luidsprekers bizarre shariadecreten afkondigen.
Met de mensen verdween ook de kleur uit Timbuktu. Het is gedaan met de traditionele bonte klederdracht van Malinese vrouwen. De vrouwen die achterbleven dienen zich voortaan te hullen in zwarte gewaden. Ze worden kleur- en seksloos gemaakt. Sissako veroordeelt deze misdaad heel subtiel door een grote rol te geven aan een dorpsgekkin, een wonderlijk uitgedoste vrouw die met een kip op haar schouder door de stegen van Timbuktu schrijdt. Vanwege haar psychische toestand wordt ze door de jihadisten ontzien. Omgekeerd laat ze geen spaan heel van de jihadisten. Ze scheldt ze uit, en wandelt onverschrokken en met opgeheven hoofd door Timbuktu, als de levende herinnering aan de vrouwelijke schoonheid die de jihadisten uit Timbuktu hebben verjaagd.
Ook muziek heeft geen plek meer in Timbuktu. En laat muziek nu net een van de weinige dingen zijn waar het straatarme Mali nog wat trots aan kan ontlenen. Ali Farka Toure is een artiest van wereldfaam. Maar ook de Touaregs van de band Tinariwen hebben het tot wereldsterren geschopt. De jihadisten hebben daar echter geen boodschap aan. Musiceren is een van de eerste zaken die verboden worden. Af en toe klinkt er in de stegen een flard gitaarspel op, waarna de jihadisten buurten uitkammen om de bron van het geluid te vinden. Ook dit verlies betreurt Sissako op een ingetogen manier. In een aangrijpend fragment krijgt een vrouw publiekelijk zweepslagen toegediend omdat ze zingend in het gezelschap van musicerende mannen betrapt werd. De vrouw zet het na enkele slagen op een hartverscheurend snikken. Daarna gaat haar gehuil langzaam over in gezang. Het is een fragment dat krachtig, maar onnadrukkelijk het contrast aanzet tussen Timbuktu’s muzikale rijkdom en jihadistische achterlijkheid.

Het zijn gruwelijke zaken die Sissako in beeld brengt. Maar wat er in werkelijkheid in Timbuktu plaatsvond tijdens de heerschappij van Ansar Dine is nog vele malen erger. Lijfstraffen, amputaties en executies waren aan de orde van de dag. De directe aanleiding voor Sissako om Timbuktu te maken was een nieuwsbericht over een stel dat gestenigd werd omdat het ongehuwd samenleefde en kinderen had. Sissako wijdt slechts enkele beelden aan deze gruwelijke episode; als de eerste steen is geworpen zoomt de camera direct weg. ‘Ik probeer op geen enkele manier shockerende beelden te gebruiken om een film te promoten’, zegt Sissako in het Cannes-programmaboekje.
Maar de keuze om geen gruwelen te tonen lijkt niet alleen ingegeven door cinematografische overwegingen. Als Sissako iets is, dan is het wel een overtuigde humanist met een scherp oog voor menselijke tragiek. Dat wordt niet alleen duidelijk uit zijn portrettering van Timbuktu’s oorspronkelijke inwoners, maar ook in de mildheid waarmee hij de jihadisten neerzet. Het zijn niet louter handhavers van hardvochtige shariawetten, maar ook twijfelende mensen die moeite hebben binnen de rigide kaders van het jihadisme te blijven. De ene jihadist steekt stiekem een sigaretje op, een andere is te week om stoere jihadistische clichés in een camera te blaffen, een ander groepje jihadisten verliest zich in een discussie over wie de betere voetballer is, Messi of Zidane. Dat een mens uit meer dan een jihadistische dimensie bestaat maakt Sissako expliciet in een scène waarin een jihadist zich overgeeft aan een sierlijke derwisjachtige dans. Hij beweegt als in een trance om naar boven te halen wat onder een laag van religieus obscurantisme verloren is gegaan.
Sissako’s coulance voor de jihadisten is evengoed ingegeven door de tragische geschiedenis van de Touareg. In hun strijd om autonomie zijn ze altijd speelbal geweest van concurrerende regionale machten. De jihadisten zijn slechts de zoveelste in de rij die de strijd van de Touaregs opeisen om een eigen agenda uit te voeren. In een veelzeggende scène richt de herder Kidane zich tot een Touareg-jihadist en vraagt hem waarom hij zich heeft aangesloten bij de Arabisch sprekende jihadisten die de dienst uitmaken binnen Ansar Dine. Een overtuigend antwoord heeft de Touareg niet. Een sterk geloof in de jihadistische zaak lijkt hij evenmin te hebben. De jihadisten zijn vooral handig om autonomie voor de Touaregs te verwezenlijken. Dat daar een hoge prijs voor moet worden betaald met shariawetgeving is voor Sissako iets om te betreuren, niet om ronduit te veroordelen.
Maakt Sissako zich met dit genuanceerde beeld van de jihadisten schuldig aan slap relativisme? Slap is juist het heersende beeld van jihadisten als kortzichtige religieuze zeloten zonder zelftwijfel. Wie het jihadisme in Syrië en Irak volgt struikelt over de voorbeelden van jonge mannen en vrouwen die dagelijks strijd moeten leveren om de kloof te dichten tussen hun eigen feilbaarheid en de sharia.
Een aanklacht heeft ook weinig zin. In 2013 vielen Franse troepen Mali binnen en verjoegen de jihadisten van Ansar Dine uit Timbuktu. Eind goed, al goed, leek het. Maar sommige materiële en immateriële vernielingen die de jihadisten hadden aangericht bleken onherstelbaar. Sissako zag het als zijn taak om van dat verlies te getuigen. Met Timbuktu is het hem niet alleen gelukt die getuigenis te realiseren; hij heeft het ook voor elkaar gekregen om voorbij het heersende beeld van jihadisten te komen en hun tragiek te tonen.
Timbuktu draait nu in de bioscoop
Beeld: Aan de kabbelende routine komt abrupt een einde als de veehouder Kidane een visser doodt (foto’s Cinéart Nederland BV)