Gökçe Bahadir als Matilda Aseo © Foto’s Mehmet Ali Gök

Net als het leven van veel niet-moslimminderheden neemt ook dat van Matilda Aseo een dramatische wending met de vermogensbelasting die de Turkse staat in 1942 invoert. Matilda is de jongste dochter in een welgestelde, sefardisch joodse familie uit Istanbul. Ze ziet haar vader en broer naar een werkkamp in het verre en koude noordoosten van Turkije gestuurd worden, nadat ze valselijk beschuldigd zijn van het ontduiken van de belasting. Doel van de maatregel is de invloed van minderheden als Grieken, Armenen en joden in de economie te beperken ten faveure van Turkse medeburgers.

Als jonge, ongetrouwde vrouw blijft Matilda berooid en verraden achter. Degene die haar familie heeft aangegeven voor het ontduiken van de minderhedenbelasting is haar Turkse geliefde Mümtaz, waarmee ze in verwachting is van een dochter. De wraakgevoelens zijn te sterk en ze vermoordt hem. Dochter Rasel groeit noodgedwongen op in een weeshuis, omdat haar moeder kort na haar geboorte voor de moord in de gevangenis belandt. Ze zijn beiden voor het leven getekend.

Welkom in De Club (Kulüp), de dramaserie op Netflix die op realistische en tegelijk melodramatische wijze het leven van minderheden in het Istanbul van de jaren veertig en vijftig schetst. De Club, waarvan het tweede seizoen deze maand uitkwam, is in Turkije én over de grens sinds de première in november veel geprezen. Om het acteerwerk, de prachtige historische details in kostuums en het straatbeeld en de nostalgische muziek. Maar vooral omdat de joodse gemeenschap erin centraal staat. Dat is op zichzelf al prijzenswaardig, omdat ze tot voor kort voor de populaire cultuur als te marginaal en, vooral, te beladen werd beschouwd. Als joden in Turkije wel een breed publiek bereikten, gebeurde dat meestal met de bekende stereotypen.

Nadat de regisseurs Zeynep Günay Tan en Seren Yüce het met De Club wel aandurfden de onderbelichte gemeenschap centraal te stellen, ontstond een levendig maatschappelijk debat over verleden en heden van joden en andere minderheden in Turkije – in huiskamers, op sociale media en, opmerkelijk genoeg, ook in grote reguliere media. De joodse krant Salom noemde De Club de ‘meest realistische, zorgvuldige en volwassen film’ die er over niet-moslimminderheden in Turkije gemaakt is. De nationalistische krant Aydinlik sprak van een serie die de ‘we moeten onze geschiedenis onder ogen zien’-lobby op de banken kreeg.

De Club begint in de jonge republiek Turkije, een eenpartijstaat die een politiek voerde waarin religieuze minderheden werden gediscrimineerd en gedwongen zich te assimileren. Zo wilde de seculiere regering een etnisch-Turkse natiestaat vormen. Minderheden werd het leven onmogelijk gemaakt, velen verlieten het land. Tegen de achtergrond van grote veranderingen in de (inter)nationale machtsverhoudingen, zoals de eerste verkiezingen na de stichting van de republiek en (de nasleep van) de Tweede Wereldoorlog, legt De Club zich toe op de persoonlijke verhalen van mensen die hun vaak door problemen geteisterde leven proberen vorm te geven.

Er is wat lucht geblazen in het debat over minderheden in Turkije en hun pijnlijke geschiedenis

Alle personages hebben te maken met de gevolgen van de politieke en socio-culturele situatie in het land, die ze voor onmogelijke dilemma’s stelt. Van de eigenaar van Kulüp Istanbul, Orhan (Niko), die zijn Griekse afkomst moet verbergen, tot de Anatolische migranten Haci en Bahtiyar, die worden uitgebuit en hun weg vinden in de grote stad. Maar evenzeer de door zijn vader verstoten Selim Songür, die als excentrieke queerzanger carrière maakt, of zijn Armeense lichttechnicus Agop, die wordt ontslagen omdat Kulüp Istanbul zijn personeelsbestand in opdracht van de staat aan het ‘zuiveren’ is.

Maar de centrale verhaallijn is die van Matilda en dochter Rasel, die een moederfiguur mist en met zichzelf overhoop ligt. Als Matilda aan het begin van het eerste seizoen door een amnestieregeling vrijkomt, worden de kijkers de sefardisch joodse gemeenschap in de jaren vijftig en het nachtleven van Istanbul in getrokken. Met veel oog voor detail is het centrale stadsdeel Beyoglu, dat naast joodse ook veel Armeense en Griekse inwoners had, nagebootst. ‘Burger spreek Turks!’ staat op de muren gekalkt, naar de door de staat gefinancierde campagne die sprekers van andere talen dan het Turks uitsloot en verdacht maakte. Op straat lezen hippe jongeren de dan populaire stripboeken, terwijl deftige mannen met hoeden én ruige buurtleiders onder de neonlichten van filmhuizen en clubs flaneren.

Matilda vindt Rasel en accepteert werk als wasvrouw in Kulüp Istanbul, waarmee ze haar dochter uit een juridisch conflict wil redden. In de club blijkt ze haar traumatische geschiedenis niet makkelijk te kunnen ontlopen. De sefardisch joodse gemeenschap is hecht en krimpend sinds het begin van de twintigste eeuw, toen er tweehonderdduizend sefardische joden in het Ottomaanse Rijk woonden. Tegenwoordig zijn dat er in Turkije nog zo’n vijftienduizend. Als gevolg van de Inquisitie trokken hun voorvaderen aan het eind van de vijftiende eeuw vanaf het Iberisch schiereiland de Middellandse Zee over richting steden als Istanbul (Constantinopel) en Izmir. Sultan Beyazit stuurde indertijd zelfs een vloot om de joden op te halen en welkom te heten in zijn multi-etnische rijk.

Salih Bademci als Selim Songür © Mehmet Ali Gök

Meer dan de Grieken en de Armenen golden joden in het Ottomaanse Rijk als staatstrouw. In synagogen waren diensten waarin sultan Beyazit en later de stichter van de republiek Kemal Atatürk werden aanbeden niet ongewoon. Later werd kayadez, ‘laat ons zwijgen’ in het judeo-Espanol, de overlevingsstrategie van de Turkse joden, die ook vandaag de dag over hun eigen geschiedenis veelal zwijgen. Hun ellende liet zich moeilijk vergelijken met wat familie in Europa in de holocaust had meegemaakt. Daarnaast wilden ze voor hun kinderen in Turkije een veilige toekomst zonder ressentiment en wroeging. De meeste joden in Turkije vertrokken echter naar Israël, daar zou overleven minder moeilijk zijn.

De Turkse taxichauffeur Ismet geeft haar twee klappen als ze hem vertelt dat ze joods is

Door de assimilatiepolitiek en migratie werd het judeo-Espanol, beter bekend als het Ladino, een bijna uitgestorven taal, die vooral gesproken wordt door de oudere generaties. Het Ladino, dat zich ontwikkelde als middeleeuwse versie van het Spaans met onder meer Hebreeuwse en Turkse invloeden, wordt vandaag de dag wereldwijd door enkele tienduizenden sefardische joden gesproken. Geen wonder dat velen van hen het niet drooghielden toen ze hun taal in een Netflix-serie hoorden. De vermaarde zangeres Yasemin Levi, wier ouders vanuit Turkije naar Israël migreerden, droeg met gevoelige Ladino-liedjes al bij aan de internationale bekendheid van de taal, en doet dat ook in De Club: ‘Adio kerida, no kero la vida, me l’amagrates tu’, ‘tot ziens geliefde, ik wil niet leven, jij hebt mijn leven miserabel gemaakt.’

Als Rasel haar stuurloze leven op de rit probeert te krijgen, vindt ze via haar moeders oude contacten werk in een joodse stoffenwinkel. Maar buiten de beschermende en beklemmende gemeenschap stuit ze op muren die overal voor haar opdoemen. De stoere Turkse taxichauffeur Ismet geeft haar twee klappen en laat haar staan in de regen als ze hem vertelt dat ze joods is. Kort daarvoor stond hij in dezelfde regen nog met haar te zoenen. Tot dan toe had ze zichzelf aan hem als Aysel voorgedaan – een vorm van identiteitsvervalsing waartoe veel niet-moslimminderheden zich gedwongen zagen om het leven te kunnen leiden dat ze wilden.

De Club begint met de vermogensbelasting niet alleen met een historisch kantelpunt in de bejegening van minderheden, hij eindigt er met de Turkse Kristallnacht ook mee. In de nacht van 6 op 7 september 1955 viel een woedende volksmenigte niet-moslimminderheden en hun bezittingen aan in Istanbul. Het was een georkestreerde aanval met name gericht op Grieken. Vrachtwagens vol mannen met stenen werden door de regering en inlichtingendiensten met een duidelijke boodschap afgezet in Beyoglu, na het valse gerucht dat het geboortehuis van Atatürk in Thessaloniki door een Griek gebombardeerd was. Bij de pogrom kwamen ten minste elf mensen om het leven en raakten honderden gewond. Vrouwen werden verkracht, duizenden winkels, huizen, scholen en gebedshuizen verwoest. In de daaropvolgende jaren van gewelddadige discriminatie vond onder met name Grieken en joden een heuse exodus plaats. Ze zagen de mogelijkheid om als gelijkwaardige burgers in Turkije te leven voorgoed uit het zicht verdwijnen.

Asude Kalebek als Rasel © Mehmet Ali Gök

Met het vertrek van de gemeenschappen verdwijnt ook het erfgoed uit de tijd van de religieuze minderheden uit Istanbul. De filmhuizen en clubs uit De Club zijn niet meer. Ze hebben plaatsgemaakt voor shopping malls en winkelketens, die te midden van de economische malaise waarin Turkije zich bevindt alleen voor de elite en toeristen interessant zijn. De joodse korsetwinkel Kelebek was de laatste winkel waarop de restanten van de aanvallen in 1955 te zien waren. In 2015 sloot uitbater Ilya Avramoglu de deuren, nadat de huisbazen gebruik hadden gemaakt van een wetswijziging die het toestond huurders die langer dan tien jaar een pand huurden, uit te zetten.

Dat de geschiedenis nog altijd omstreden is bleek in 2005. Op 6 september viel een groep Turkse nationalisten een galerie op de centrale Istiklal-boulevard in Beyoglu aan, dezelfde straat waar vijftig jaar eerder de pogroms hadden plaatsgevonden. De tentoonstelling die het doelwit van hun woede was, bevatte niet eerder vertoonde foto’s uit het archief van Fahri Çoker, een militaire aanklager ten tijde van de pogroms. Hij had zijn private archief van zo’n 250 foto’s van de aanvallen beschikbaar gesteld aan een Turkse ngo, op voorwaarde dat ze pas na zijn dood tentoongesteld zouden worden. Ondanks een grote politieaanwezigheid drongen enkele tientallen demonstranten de galerie binnen, waar ze foto’s van de muren trokken en uit het raam gooiden. De aanvallers kwamen er zonder vervolging of met een kleine geldboete vanaf.

Met De Club is er een beetje lucht geblazen in het debat over minderheden in Turkije en hun pijnlijke geschiedenis. Door het grote kijkerspubliek kwamen er verhalen naar boven waar decennialang collectief van is weggekeken. Er valt genoeg op de serie aan te merken, een gebrekkige chronologie bijvoorbeeld, of niet afgemaakte verhaallijnen, maar de bijdrage van de serie aan een breder historisch debat en aan de emancipatie van minderheden in de Turkse populaire cultuur is onmiskenbaar. De makers slagen er slim in die emancipatie te verbinden met de in Turkije breed gedeelde nostalgie naar het Beyoglu van de jaren vijftig. Dat de serie gedragen wordt door een sterke vrouw als Matilda, die het leven in al zijn lelijkheid in het gezicht heeft gekeken, is al even verfrissend.

De Club is nu te zien op Netflix