
Het was een vervreemdend beeld, daar op de luchthaven van Eindhoven. Terwijl heel Nederland begin april zat opgesloten om aan de coronamaatregelen te voldoen, landden er vliegtuigen vol arbeidsmigranten uit Oost-Europa. Vier keer per dag, meldde het EindhovensDagblad, dromden de Roemenen en Hongaren rond de bagagebanden en sprokkelden hun spullen bijeen, om vervolgens in busjes te worden afgevoerd naar de aspergeweiden. Daar was het maar afwachten of hun werkgever voldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen om het virus buiten de deur te houden. Om nog maar te zwijgen over de vakantiehuisjes waar de migranten hutjemutje werden gestald. Nieuwsuur sprak later die maand Poolse arbeiders die in een koekjesfabriek moesten doorwerken, ook al vertoonden ze symptomen van Covid-19. Wie niet op kwam dagen werd ontslagen. Zo kon het ook gebeuren dat eind april maar liefst tweehonderd Roemenen die in een Duits slachthuis werken positief testten op het virus.
Of wat te denken van de maaltijdbezorgers, die ongeveer als enigen in Europa deze maanden nog de straten bevolken? Vaak is het onduidelijk hoe ze aan een mondkapje, ontsmettingsmiddelen of handschoenen moeten komen, terwijl ze van de ene potentiële besmettingsbron naar de andere zoeven. En als ze ziek worden, is dat in eerste instantie hun eigen probleem. Volgens de platformfilosofie gaat het immers om zelfstandigen die hun eigen buffers moeten aanspreken wanneer de inkomsten wegvallen. Buffers die dikwijls ontbreken, omdat ze te weinig verdienen om zich van zekerheden zoals pensioenopbouw of een werkloosheidsverzekering te kunnen voorzien.
De niet-aflatende Twitter-stroom van Imke van Gardingen, jurist en beleidsadviseur arbeidsmigratie bij vakbond fnv, fungeert als een venster op de wereld van de laagbetaalde zzp’ers, seizoensarbeiders en platformwerkers. Iedere dag is ze in touw om aandacht te vragen voor de penibele situatie waarin losvaste arbeidskrachten zich bevinden; voor de mensen voor wie de naleving van coronavoorschriften geen lastige hinder, maar een zeldzame luxe vormt. Ze trekt aan de bel bij beleidsmakers en alarmeert de media. Dan stuurt ze bijvoorbeeld een linkje van een bericht over zieke migranten die gedwongen zijn door te werken, en appt erachteraan: ‘Als je hier nog iets over wil weten, bellen we even. Hier weet ik veel van.’
‘Er heerst grote onzekerheid’, vertelt Van Gardingen tijdens een telefoongesprek. ‘De structurele problematiek die we binnen Europa al jaren zien, komt tijdens de coronacrisis aan de oppervlakte. Alle punten waarop de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt extra kwetsbaar zijn, worden geraakt.’ Om een voorbeeld te geven: ‘Arbeidsmigranten zijn vaak voor hun inkomen én hun onderkomen afhankelijk van één partij. Dat zorgt voor een afhankelijkheidsrelatie. Als je vanwege corona niet kunt werken, ben je ook meteen je slaapplek kwijt.’
Volgens de juriste schiet nu vooral de arbeidsinspectie tekort, maar ook vindt ze dat de Europese Commissie verantwoordelijkheid moet nemen. ‘Die heeft een leidraad opgesteld waarin staat dat grenzen zoveel mogelijk open moeten blijven, ook voor de seizoensarbeiders. Maar wat er niet in staat, is dat er ook verantwoorde toelating moet zijn. Iedere lidstaat ontwikkelt zijn eigen regels. Nederland heeft bijvoorbeeld überhaupt nog geen beleid hiervoor, terwijl de Belgen weer veel strenger zijn. Dat leidt weer tot een vreemde concurrentie: in het ene land is het veel makkelijker om binnen te komen dan in het andere.’ Gelaten: ‘De BV Nederland moet doordraaien.’
Intussen tracht Brussel het bloeden te stelpen. Miljardenfondsen worden tevoorschijn getoverd om her en der landen en bedrijven op te lappen. Volgens een woordvoerder van de Commissie is dat geld ook bedoeld om kleine zelfstandigen en flexwerkers te stutten. Bovendien kondigde Eurocommissaris voor banenbeleid Nicolas Schmit afgelopen maart aan dat hij broedt op nieuwe maatregelen om platformwerkers zoals Uber-chauffeurs en Deliveroo-bezorgers beter te beschermen tegen het plotseling wegvallen van inkomsten.
Maar dat vertoon van daadkracht kan niet verhullen dat het zogenaamde ‘sociale gezicht’ van de Europese Unie een keizer zonder kleren is, vindt de Gentse politicoloog Ferdi De Ville. Twee jaar geleden publiceerde de hoogleraar een boek over de winnaars en verliezers van de Europese integratie, een studie die voortkwam uit zijn eigen voortschrijdende desillusie. ‘Hoe meer ik als docent politieke economie en Europese integratie over het onderwerp nadacht en erover sprak met mijn studenten, hoe meer ik besefte dat er over Europa een eenzijdig en misschien te positief verhaal verteld wordt’, licht hij toe.
‘Ook door ons als docenten. De mythe over het grote naoorlogse vredesproject, waarvoor nationale politici hun eigen belangen opzij schoven ten bate van het collectieve belang, is een te romantisch verhaal. Naarmate je meer inzicht krijgt in de sociaal-economische integratie, ga je ook meer inzien dat er een en ander aan schort. De Europese Unie vertoont sterke gelijkenissen met het andere domein dat ik bestudeer, het internationale handelsbeleid. Het is niet zo dat iedereen wint. De welvaart wordt groter, maar er zijn ook verliezers die je moet compenseren. Dat laatste wordt doorgaans echter niet hardop gezegd. Daarmee laat je dat speelveld helemaal open aan de populisten, die misschien om de verkeerde redenen kritisch zijn.’
Het is niet zo dat de Europese Unie nooit de ambitie had om ook een sociale dimensie te ontwikkelen. In 1988 won de toenmalig Commissievoorzitter Jacques Delors de harten van de Britse vakbonden, door op een werknemerscongres in Bournemouth het nog in te stellen Verdrag van Maastricht van 1992 te presenteren als baken van licht in thatcheriaanse tijden. Dat verdrag zou sociale waarborgen bevatten, om de eventuele negatieve consequenties van een open Europese markt te ondervangen, zo bezwoer de Fransman. ‘De interne markt wordt zo ontworpen dat iedere burger binnen de Gemeenschap ervan profiteert.’
In de praktijk werden Europese sociale initiatieven al gauw overschaduwd door de dwingende uitgangspunten van vrij verkeer van diensten, kapitaal, goederen en mensen, zo beschrijft De Ville in zijn boek. Zowel het sociale als het fiscale beleid bleef daarentegen hoofdzakelijk een nationale aangelegenheid. Een cocktail die ervoor zorgde dat bedrijven optimaal landen tegen elkaar uit konden spelen in hun zoektocht naar de laagste arbeidskosten en laagste belastingen. De EU zorgt voor ‘globalisation on speed’, zoals de Gentse hoogleraar het verwoordt. ‘Het is de meest vergevorderde vorm van integratie die er bestaat, waardoor er ook extra concurrentie mogelijk is. Dat zie je goed terug in de vennootschapsbelasting. Nergens ter wereld hebben landen die zo sterk naar beneden geschroefd als binnen de Europese Unie.’
De race to the bottom openbaart zich ook bij de arbeidsvoorwaarden. In Enschede kunnen ze erover meepraten. Begin maart, vlak vóór de coronacrisis ons land bereikte, werd de medewerkers van autobandenfabriek Apollo Vredestein meegedeeld dat het grootste deel van de productie zou verhuizen naar een nieuwe locatie in Hongarije. De arbeidskosten liggen er nu eenmaal lager, zo klonk de verklaring. Een kleine duizend man moet nu vrezen voor zijn baan.
Ze vormen geen uitzondering. In een paar jaar tijd overkwam tienduizenden Nederlanders hetzelfde lot, rapporteerde het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2018. Achter die cijfers gaan de werknemers schuil van bijvoorbeeld Signify, de afgestoten lichttak van Philips, waarvan steeds meer productie naar Oost-Europa verhuist. En de mensen van gaskleppenfabrikant Honeywell in Emmen, die de assemblageafdeling naar Tsjechië verplaatste. Bijna altijd zijn het multinationals die de biezen pakken, nadat ze op de hoofdkantoren hun nieuwe winstplaatjes hebben uitgetekend. Het kapitaal vertrekt, de mensen blijven achter.
Dit soort berichtgeving raakt doorgaans ondergesneeuwd door dat andere verhaal: de kroniek van de slimme Hollandse kooplui, die vooral de vruchten plukken van Europese samenwerking.
De Ville plaatst daar graag een voetnoot bij: ‘Je mag niet de fout maken de winnaars en verliezers volgens nationale lijnen op te stellen. Zeker zijn er landen die door de manier waarop ze zijn georganiseerd beter kunnen profiteren van de Europese integratie dan andere lidstaten. Nederland heeft zijn economisch model gebouwd op handelsoverschotten. Dat biedt voordelen voor de aandeelhouders en werknemers van de exportgerelateerde bedrijven. Maar om concurrerend te blijven, worden de publieke bestedingen laag gehouden en de arbeidsmarkt flexibel. Daar zitten dus de verliezers die de coronacrisis nu duidelijk laat zien.’
Online supermarkten kunnen de grote vraag naar thuisbezorgde boodschappen amper aan, waardoor medewerkers in de distributiecentra onmogelijk voldoende afstand kunnen houden in de krappe magazijngangen, berichtten radioprogramma Argos en De Groene Amsterdammer enkele weken geleden. De berichten werden door fnv’er Van Gardingen druk rondgetweet. Telefonisch licht ze toe: ‘Voor veel van deze mensen geldt dat ze arbeidsmigranten zijn of dat ze niet onder een cao vallen. Dan kunnen wij wel zeggen: “Je moet onderhandelen over je arbeidsvoorwaarden”, maar als je door een uitzendbureau gewoon ergens bent geplaatst met een nulurencontract, heb je geen sterke positie om op je strepen te staan.’

Van Brussel hoeven arbeiders in ieder geval weinig te verwachten. Dat bleek maar weer toen taxidienst Uber de Europese markten betrad. In eerste instantie hadden veel lidstaten bezwaren tegen die vergunningloze chauffeurs op de weg. Maar toen het ene na het andere land Uber in de ban deed, zette het platform een grootschalige lobby op touw om de Europese Commissie ervan te overtuigen de lidstaten terug te fluiten. Hun platform trad immers slechts op als intermediair tussen vervoersaanbieders en consumenten, zo verkondigde Uber. Het zou tegen de principes van de interne markt gaan om deze vorm van ‘deeleconomie’ allerlei belemmeringen op te leggen.
Uber kreeg voor het verkondigen van deze boodschap overigens een fijn duwtje in de rug uit Nederland. In de eerste helft van 2016 had het kabinet-Rutte II als voorzitter van de Europese Raad grote invloed op de Europese agenda. Toenmalig minister van Economische Zaken Henk Kamp zag in het Amerikaanse platformbedrijf een toonbeeld van digitale innovatie, het soort bedrijvigheid waarmee Europa voorop zou moeten lopen. Hij werd daarin bijgestaan door voormalig Eurocommissaris Neelie Kroes, Uber-fan van het eerste uur en door Kamp in die periode aangesteld als Nederlandse start-up-promotor. Samen gaven ze ruim baan aan het Uber-geluid in Brussel. Eventuele kritische geluiden werden genegeerd. Zoals die van de Europese maatschappelijke adviesraad eesc, die juist nadrukkelijk stelde dat Uber ‘onterecht’ onder de noemer ‘deeleconomie’ werd geschaard ‘om zo de regelgeving waaronder zij in principe zouden moeten vallen, te ontduiken’.
Het tegenovergestelde gebeurde. Toen kort daarop een leidraad van de Europese Commissie inzake de deeleconomie verscheen, bleken de criteria dusdanig opgerekt dat ook Uber zich daartoe mocht rekenen. Dat betekende een flinke inperking voor landen om maatregelen tegen de platforms in te stellen. Tegelijkertijd vond de Commissie het niet haar zaak om zich te branden aan de arbeidspositie van de werkers. In tegenstelling tot Uber konden de platformwerkers zich voor hun rechten dus niet tot Europa wenden. Die moesten maar ieder in hun eigen lidstaat hun arbeidspositie bevechten.
De gang van zaken klinkt de Gentse hoogleraar De Ville bekend in de oren. ‘In een aantal uitspraken van het Europese Hof hebben we hetzelfde gezien’, zegt hij. ‘In de Europese verdragen staat dat er vrij verkeer van goederen, kapitaal, diensten en arbeid moet zijn. Als lidstaten daar tegenin gaan en een partij als Uber kan beweren dat ze met hun gefragmenteerde aanpak inbreuk maken op de uitgangspunten van de interne markt, moeten ze dat veranderen. Er bestaat daarentegen geen gelijkwaardige kapstok om op Europees niveau ook sociale bescherming af te dwingen.’
Het is precies dit soort prioriteitstelling die Larry Elliott, gerenommeerd redacteur van de links georiënteerde krant The Guardian, ertoe dreef zich positief uit te spreken over de Brexit. In verschillende artikelen beschreef hij de afgelopen jaren hoe het openen van de grenzen ertoe leidde dat ondernemingen vrijuit zijn gaan shoppen naar de goedkoopste arbeidskrachten en laagste belastingtarieven. Bovendien konden bedrijven lidstaten en vakbonden tegen elkaar uitspelen: wie niet akkoord ging met lagere winstbelasting, lagere lonen of flexibelere arbeidsvoorwaarden, kon gedag zeggen tegen lokale bedrijvigheid en investeringen. ‘Dit zou geen verrassing mogen zijn’, schreef Elliott vorig jaar in zijn artikel ‘Trap er niet in – de EU is geen verdediger van arbeidsrechten’. ‘Al vanaf de start was het overheersende uitgangspunt achter het Europese project om het leven voor het kapitaal makkelijker te maken, wat ook de reden is dat multinationale ondernemingen er zo dol op zijn.’
In Nederland klinkt bij de SP vergelijkbare kritiek op het ‘neoliberale beleid’ van Europa. ‘Wij willen graag samenwerken in Europa, maar onze democratie en verzorgingsstaat niet offeren op het Brusselse offerblok’, zo luidt het partijstandpunt op de website. Binnen de eigen gelederen tekent zich echter een kloof af tussen de partijleden, die over het algemeen pro-EU zijn, en de kiezers, van wie velen vooral de nadelen zien van de interne markt. Europa-woordvoerder Renske Leijten hoopt beide groepen te bedienen. ‘Ik ben het met de leden eens dat Europa sociaal zou moeten zijn. Maar als ik zie hoe de Europese Unie is opgebouwd, zie ik ook dat dit een wassen neus is. Als je zaken aan Europa laat, gaan de belangen van de financiële sector al gauw prevaleren.’ Bij de Europese verkiezingen werd die tweeledige opstelling hard afgestraft. De SP verloor haar beide zetels in het Europees Parlement.
Nu is het aan de partij om te proberen vanuit de Tweede Kamer ook op het Europese toneel invloed uit te oefenen. Eind vorig jaar diende de SP bijvoorbeeld samen met de ChristenUnie een plan in bij het kabinet om arbeidsmigratie beter te reguleren en zo de uitwassen te bestrijden. ‘We moeten ons bij het vrije verkeer van personen écht afvragen voor wie dat vrijheid betekent’, vindt Leijten. ‘En is het nou werkelijk zo dat je dat uitgangspunt zo moet interpreteren dat je er nul voorwaarden aan mag stellen, of is dat een neoliberaal sausje? Wij vinden dat daarover een debat moet worden gevoerd zonder dat je meteen te horen krijgt: verboden terrein, hier zit geen speelruimte. Daar moet toch meer ruimte zitten.’
Toch is het niet zo dat de Europese bestuurders geen pogingen wagen het tij te keren. Zeker door de eurocrisis en de opkomst van populistische partijen klonk er vanuit Brussel de afgelopen jaren steeds meer retoriek over het sociale gezicht van de Europese Unie. Tegen het einde van zijn functie als voorzitter van de Europese Raad sprak Herman van Rompuy in een toespraak bijvoorbeeld over de ‘bewegers’ en de ‘blijvers’: de mensen die van open grenzen profiteren, en degenen die er niet tegenop kunnen boksen. ‘Wij moeten de balans herstellen’, zei hij. ‘Het is van essentieel belang dat de Unie zich ook van haar beschermende kant laat zien. Het is hoog tijd dat duidelijk wordt gemaakt dat de Unie er niet alleen is voor de ondernemingen, maar ook voor de werknemers.’
Voormalig Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker kondigde bij zijn aantreden in 2014 zelfs aan dat hij Europa een ‘Triple A’-status op sociaal vlak zou bezorgen, analoog aan de tijdens de eurocrisis zo driftig nagestreefde financiële standaard. In 2017 leidde dat tot de Europese Pijler van Sociale Rechten, een soort sociaal kompas dat burgers zicht moet bieden op zekerheden als het recht op een eerlijk loon, behoorlijke werkloosheidsuitkering en een goed pensioen. Het werd gepresenteerd als een doorbraak, maar al gauw bleek het om zeer goedkope toezeggingen te gaan, waar juridische status noch financiële middelen aan gekoppeld zijn.
Zo werd de hete aardappel doorgeschoven naar de nieuwe Commissie, waar we volgens De Ville opnieuw niet te veel van kunnen verwachten. ‘Het is met de jaren steeds moeilijker geworden om Europa ook op fiscaal of sociaal vlak écht te harmoniseren. Dan heb je op zijn minst grote meerderheden nodig binnen de Unie, of misschien zelfs een verdragswijziging.’ In zijn boek zinspeelt hij daarom op twee scenario’s. Óf de macht wordt verder gecentreerd in Brussel, waardoor het Europees Parlement en de Europese Commissie tegenwicht kunnen bieden aan de lidstaten met hun (industriële) belangen. Óf er komen populistische regeringen aan de macht die de Europese regels flagrant aan hun laars lappen. Dat laatste zou tot een dynamiek kunnen leiden die het mogelijk maakt om de Europese structuren fundamenteel te herzien.
Ook de coronacrisis zou in zijn ogen voor zo’n dynamiek kunnen zorgen. ‘Die biedt een kans voor links om het argument te maken dat essentiële werknemers in laagbetaalde banen betere bescherming verdienen’, zegt De Ville. ‘Bovendien staan linkse partijen nu potentieel ook in sterke schoenen, omdat er veel beslissingen gemaakt moeten worden over het herstelbeleid. Daaraan zou de politiek bijvoorbeeld de voorwaarde kunnen koppelen van een Europees minimumloon.’ Maar hij is er, gezien het verleden, niet erg op gerust dat dit soort kansen ook benut zullen worden. ‘Puntje bij paaltje stemmen de progressieve politici altijd weer in met een compromis. Je kunt het hun ook moeilijk kwalijk nemen. Ze voelen zich verantwoordelijk voor het Europese integratietraject en durven het daarom niet hard te spelen.’ Weemoedig voegt hij toe: ‘Het is ook allemaal makkelijk gezegd hè, als academicus aan de zijlijn.’
Begin mei is er dan toch voorzichtig gejuich op de Twitter-tijdlijn van fnv-juriste Van Gardingen. Tussen het toenemend aantal berichten over besmettingen onder arbeidsmigranten, prijkt een linkje naar het nieuws dat voormalig SP-leider Emile Roemer in opdracht van het kabinet betere bescherming gaat regelen. Dat is volgens minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken nodig om ‘de continuïteit van vitale processen zoals in de voedselketen’ te waarborgen. Tegelijk arriveert echter ook diens reactie op de arbeidsmigratievoorstellen van de SP en ChristenUnie. Meteen maakt de bewindsman zijn positie duidelijk. ‘Iedere vorm van protectie, afscherming van nationale markten of bescherming van nationale ondernemingen is zeer schadelijk voor Nederland’, schrijft Koolmees aan de Tweede Kamer. Van hem hoeven de beide partijen dan ook weinig medestand te verwachten. De revolutie waar De Ville op hoopt, zal niet in Nederland beginnen.