In deze lijvige autobiografische roman vertelt Tara Westover over hoe ze opgroeide in een mormoons gezin in Idaho, en hoe ze zich daaraan ontworstelde. Ik ben er wantrouwend in begonnen, dat wil zeggen met wantrouwen jegens mijn eigen motieven om een boek als dit te lezen. Ik ben geneigd dit type overlevingsliteratuur te beschouwen als sensatieproza. Ik raakte echter geïnteresseerd door een interview met de schrijfster in NRC, door Daniëlle Pinedo.
Er waren twee dingen die ter sprake kwamen die bij mij bleven hangen. Allereerst dat ze haast had om dit boek te schrijven, maar geen idee had hoe ze moest schrijven en toen ‘narratieve kunst’ ging googelen. Dat liep op niets uit. Waar ze vervolgens wél veel aan bleek te hebben, qua schrijftechnieken, was het beluisteren van de New Yorker Fiction-podcast, waarop je kennelijk naar schrijvers in gesprek met hun redacteur kunt luisteren. Sowieso vind ik het een teken van schrijfintelligentie als iemand er blijk van geeft dat het vertellen van een verhaal geen kwestie is van het gewoon maar optypen.
Het tweede wat zich in me vasthaakte, was wat ze vertelde over wat het moeilijkst was om te schrijven. Ze had gedacht dat ze moeite zou hebben om nare herinneringen op te halen, zoals de mishandeling door een van haar broers. In de praktijk kwam ze erachter dat juist de ‘gewonere’ dingen, de natuur rond het huis in het voorjaar, het gepraat en gelach van haar moeder als ze met kruiden in de weer was, haar deden haperen. Het kostte haar minder moeite te accepteren dat haar broer haar had mishandeld dan toe te geven dat ze mooie dingen had verloren.
Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief en ontvang iedere ochtend het beste uit De Groene in je mailbox
Deze constatering sloot aan bij wat ze helemaal aan het eind van het gesprek zei. Dat ze heel lang in woede geleefd had, en dat dat achteraf gezien voor haar een manier was om zichzelf te beschermen. De meeste familieleden ziet ze niet meer, en ook dat feit heeft de woede verkleind, en weer ruimte gegeven voor liefde.
Leerschool is een onthutsend boek. Het is dickensiaans in de ellende die wordt geschetst, de leefomstandigheden die akelig gedetailleerd over het voetlicht worden gebracht. Het is eigenlijk bijna ongelooflijk, ware het niet dat alle ongelukken en martelgangen zo precies worden beschreven dat ze op een gekke manier ook nog eens beeldschoon zijn. Het is ook dickensiaans vanwege het sprankje licht in de duisternis, dat groter wordt naarmate de held sterker wordt, en tegen alle keer zichzelf weet te bevrijden. Westover schrijft hartverscheurend over de grenzeloze loyaliteit van kinderen aan hun volstrekt gestoorde vader, die zijn kinderen de schroothoop op stuurt om waardevolle materialen te scheiden van troep. Niets blijft hen bespaard: vreselijke ongelukken met grote grijpers en lasapparaten zorgen voor blijvende verminkingen. Vanwege zijn godsdienstwaanzin mogen de kinderen niet in contact komen met de buitenwereld, en gaan ze dus ook niet naar school. De leergierigheid van Tara en een van haar broers is er echter niet onder te krijgen, en ze leren zichzelf op wonderbaarlijke wijze de beginselen van wiskunde en grammatica.
Dat leren tegen de klippen op wordt heel gedetailleerd en bijna magisch beschreven, bijvoorbeeld dat Tara het enige boek in huis, het Boek van Mormon, van voor naar achter bestudeert, herleest, zelfs opstellen – voor zichzelf – erover schrijft, teksten die ze aanvankelijk helemaal niet snapte in hun negentiende-eeuwse meanderigheid, maar die ze in hun abstractie langzaam doorgrondt. ‘De vaardigheid die ik hiermee ontwikkelde was cruciaal, namelijk het geduld om dingen te lezen die ik nog niet begreep.’
En dan is er die andere leerschool: dat je in feite alleen op jezelf kunt vertrouwen, en op je eigen instinct moet varen. Ze ontsnapt een paar keer aan de dood, omdat haar vader op geen enkele manier in staat is risico’s in te schatten, of in ieder geval níet ingrijpt bij ongelukken, bijvoorbeeld als ze in een enorme sorteerbak valt en verpletterd dreigt te worden door de grijper.
Leerschool is geen afrekening, maar een gedenking, een recapitulatie. De schrijfster is niet ambivalent over wat goed en wat fout was, maar wel weet ze dat iets van haar opvoeding altijd in haar blijft zitten. Het is razend spannend om te lezen hoe ze toch een schooldiploma weet te halen, hoe ze telkens manieren verzint om buiten het huis te treden, en uiteindelijk op de universiteit indruk maakt met haar volstrekt autonome denkkracht. En het is ook ontroerend, hoe ze zich wel en niet kan verwijderen van haar ouders, hoe ze er pas laat achter komt dat haar vader niet bepaald de wijsheid in pacht had, maar dat een deel van haar dat wél zal blijven denken. Zonder dat ze weet dat het een klassieker is van een beroemde zanger wordt ze onmiddellijk beroerd door het nummer dat een oud-klasgenoot haar via mail toestuurt:
Emancipate yourselves from mental slavery
None but ourselves can free our mind
Heel langzaam begint ze te begrijpen dat het afzweren van de ene wereld nog niet onmiddellijk ook de moed oplevert om in die andere wereld te gaan leven.
De eerste keer dat ze op King’s College in Cambridge komt, waar ze uiteindelijk ook zal promoveren, wordt ze samen met anderen rondgeleid. In de kapel gaan ze via een trap richting het dak, vanwaar ze kunnen uitkijken over de stad, en waar ze bijna van hun sokken worden geblazen door de wind. Zonder erbij na te denken klimt Tara het schuine dak op en loopt over de richel, om het nog beter te kunnen zien. ‘Jij bent niet bang om te vallen’, hoort ze dan achter zich de docent zeggen. Alle anderen klampen zich vast aan de muur. De docent merkt later op dat dit het eerste moment is dat hij haar ontspannen zag. Zij zegt hem dan na enige aarzeling dat ze nogal eens een dak op een hooischuur heeft gelegd. ‘Zijn je benen dan sterker?’, vraagt de docent. Zij: ‘Ik blijf overeind omdat ik niet probeer overeind te blijven. De wind is maar wind. Aan de grond zijn we bestand tegen vlagen van deze sterkte, dus in de lucht ook. Er is geen verschil. Behalve wat je er in je hoofd van maakt.’