We stonden buiten te roken, op de stoep van een kerk in Rotterdam. Ik had net een lezing gegeven en hij was de technicus van dienst geweest. Hij zei dat in zijn vak iedereen nog rookte. Kabeltje leggen, levels afmixen, peukie. Hij kwam van het platteland, ook daar rookte iedereen nog, en sleutelde in zijn vrije tijd graag aan auto’s. Hij kon alles fixen, zei hij, zolang het geen nieuwe auto’s betrof, want dat zijn in feite computers op wielen. De software-update is automatisch en de hardware een nauwelijks te kraken black box.
De jongen zei: vroeger stond in de handleiding van een auto hoe je de koplampen moest vervangen, nu staat er dat je de accu niet moet leegdrinken. Daar moest ik heel hard om lachen, van ellende vooral, want het is waar. Bij magnetrons wordt vermeld dat je de kat er niet in moet stoppen. In het NOS Journaal legde Peer Ulijn onlangs uit dat je geen baliemedewerkers moet aanvallen maar in plaats daarvan je ongenoegen kunt uiten via een boze smiley op een touchscreen.
We worden behandeld als baby’s, maar zoals de jongen terecht opmerkte: wat moet je dan in zo’n handleiding zetten? We zíjn ook baby’s, de gewone burger snapt doorgaans niks van de apparaten en algoritmen en bureaucraten die hem omringen. Het is zoals Weber al zei in zijn lezing Wetenschap als beroep, uit 1919. Dankzij alle technologische vooruitgang heeft de moderne mens niet meer maar juist minder kennis gekregen over de omstandigheden waarin hij leeft: ‘De primitieve mens weet veel meer over zijn werktuigen dan wij over onze tram.’ Op een paar specialisten na heeft de massa geen flauw idee hoe of waarom zo’n tram in beweging komt, en dat hoeven we ook niet te weten, als het ding maar rijdt. Hetzelfde geldt voor wifi, smartphones, NFT’s of computers op wielen. We moeten er maar op vertrouwen dat het werkt en dat andere, slimmere mensen, in godsnaam, weten wat ze doen.
Hoe meer technologische vooruitgang, hoe meer de gemiddelde leek van de werkelijkheid vervreemdt. En misschien dat daarom ook steeds meer mensen, heb ik het idee, de werkelijkheid zijn gaan wantrouwen. Ze geloven niet meer wat ze zien.
Neem de klap die Will Smith tijdens het Oscar-gala gaf aan Chris Rock. Daar is inmiddels eindeloos veel over geschreven, vooral vanuit moreel perspectief, omdat alles tegenwoordig bezien wordt vanuit moreel perspectief, wie is goed, fout, heroïsch of juist giftig mannelijk? Maar veel interessanter, vind ik zelf, was de kleine groep internetgebruikers die na afloop meteen heel zeker wist dat de klap nep was geweest. In scène gezet, van tevoren geoefend, want kijk maar naar deze foto, als je inzoomt zie je dat Rock een soort kussentje op zijn wang heeft geplakt, en waarom sloeg Smith niet met zijn vuist, en Rock leek nauwelijks te schrikken, et cetera.
Precies zoals eerder mensen ook heel zeker wisten dat de zwangere vrouw die een gebombardeerde kraamkliniek in Oekraïne uit wordt gedragen een actrice was, ingehuurd, want op een heel andere foto zie je een vrouw die verdacht veel op haar lijkt maar dan zonder bolle buik.
Er kan niets gebeuren, geen aanslag, oorlogsmisdaad of klap, of er zijn mensen die zeker weten dat het niet is gebeurd. Online verschijnen eindeloos veel gruwelijke foto’s van ongelukken en moordpartijen met daarbij minutieuze analyses over hoe de lichamen liggen, hoe het bloed stroomt, en dat dit vanzelfsprekend niet waar kan zijn. Alsof de werkelijkheid een schouwspel is, een toneelstuk of game of hologram, waarin alleen de kijker of gebruiker ervan nog echt is: ik denk, of ik oordeel, dus ik besta. Vandaar misschien ook die overmaat aan morele perspectieven.
We leven een almaar meer gemedieerd bestaan, zitten vastgeketend aan apparaten die we niet begrijpen en ervaren de wereld in toenemende mate via schermen waarop de ondraaglijke positiviteit van sociale media, grijnzende politici en Peer Ulijn regeren. Het gebeurt maar heel zelden dat daar nog iets doorheen breekt. Iets wat aantoont hoe weinig we eigenlijk weten over, aldus Weber, de omstandigheden waarin we leven.
Maar geheel toevallig is dat precies wat er gebeurde op de dag dat ik mijn lezing gaf. Op die dag reed in het hele land namelijk geen enkele trein, dankzij een technische storing in het planningssysteem. In Webers tijd kon je niet begrijpen hoe een tram werkt, nu heeft dat niet-begrijpen zich uitgebreid tot het computersysteem dat alles reguleert. Niemand bij de NS bleek te weten hoe dat systeem te repareren of nog zonder te functioneren (maar drink vooral niet uit wanhoop je accu leeg).
En dat is dus precies wat er zo mooi is aan roken, bedacht ik terwijl het leek of ik Rotterdam nooit meer uit zou komen. Of beter gezegd: aan samen roken, wat dankzij het rookverbod noodgedwongen heel vaak gebeurt. In een wereld die steeds virtueler wordt, zit er iets heilzaams in de tastbaarheid ervan, om samen met een vreemde een sigaret op te steken. Een kleine tien minuten ben je op elkaar aangewezen, je begint voorzichtig een gesprek en voordat je het weet leer je dingen die je niet wist, niet zocht en je ook nooit hebt afgevraagd, nota bene over de handleiding van auto’s. Ik kan het echt iedereen aanraden!