Door de schaarste aan nieuwe films is de hunkering naar mooie films des te groter. Misschien komt dat door de depressieve tijdgeest. Hoe dan ook, hier hebben we Jumbo. Jeanne, een jonge vrouw van rond de twintig die bij haar moeder, Margarette, woont, raakt verliefd op een kermisattractie die ze ‘Jumbo’ noemt. Kijk, zoiets wil je zien, dacht ik.
De eerste scènes waarin Jeanne (Noémie Merlant) de enorme stalen voelers en de gekleurde gloeilampen van het kermistoestel betast, zijn schokkend, ánders, fascinerend. Je bent meteen bereid te geloven in wat onder betere omstandigheden ‘machine-erotiek’ zou heten, zoals in Crash (1996), het meesterwerk van David Cronenberg waarin de personages opgewonden raken van auto-ongelukken. Maar Jumbo is bij lange na niet consequent genoeg in het opvoeren van het vreemde. Uiteindelijk blijkt de film niets te vertellen hebben behalve, lachwekkend genoeg, iets over een jonge vrouw die leert hoe ze haar eigen leven kan leiden.
Soms moet je meegaan in het onmogelijke; dat heet suspension of disbelief. Maar dan zijn er gevallen waarin er werkelijk geen excuus is om te worden meegesleurd in de koortsige waanbeelden van een maker. Zo’n film heeft de van oorsprong Belgische regisseur Zoé Wittock gemaakt.
De meeste slechte films die ik zie hebben wel ‘iets’. Een acteur om te bewonderen. Camerawerk of belichting die slim een bepaald gevoel oproept. Een montagestijl die ritme en daarmee een prettige kijkervaring creëert. En een verhaal zo bizar dat ‘genialiteit’ tot de mogelijkheden behoort. Heel even leek het of Jumbo in ieder geval in die laatste categorie valt, maar niet langer dan pakweg vijf minuten.
Nog erger is hoe de film afloopt. Ik verklap niets, want wat maakt het uit. Natuurlijk ontdekt Jeanne haar seksualiteit en leert ze hoe ze het beste kan leven. En uiteraard wrikt ze zich los uit de greep die haar moeder op haar leven heeft. Krijgen mannen er eerder in de film van langs (moeder over haar nieuwe vriend: ‘Die is slechts een man, hij geeft me orgasmes’), uiteindelijk blijkt dat ook gewoon mee te vallen en komt die nieuwe vriend werkelijk ridderlijk tot de redding. Het gebrek aan echte durf, de pretentie om iets unieks en vreemds te maken en het verspillen van het aanzienlijke talent van Merlant (zie haar magistraal acteren in Portrait de la jeune fille en feu) zijn onvergeeflijk.
De film legt bloot hoe graag we geloven in het onmogelijke. Dat iemand kan vliegen, dat een jongen een alien als beste vriendje krijgt, dat aliens op aarde landen in vreemde ruimteschepen, dat een mens verliefd kan worden op autowrakken. Maar als een maker terugkrabbelt en het werkelijke niveau van overtuiging en visie bloot komt te liggen, dan houdt het op wat betreft het opheffen van ongeloof. Ongeloof – het meegaan in iets dat we nooit eerder hebben gezien, maar waarvan we instinctmatig aanvoelen dat we er beter aan toe zullen zijn als we maar blijven kijken – is iets kostbaars. Het is een doodzonde als je dan van een koude kermis thuiskomt.
Nu te zien bij streamingdienst Picl, picl.nl