Beelden uit de video-installatie en het boek Voyage à Dakar © Judith Quax

In één oogopslag zie je dat de cabine van de zandkleurige Mercedes W123 waarmee fotograaf en beeldend kunstenaar Judith Quax samen met haar vierjarige zoon Noah van Amsterdam naar Dakar in Senegal reisde, naar de grootouders van de jongen, een soort fort is. Een toevluchtsoord, woon- en slaapkamer en uitkijkpost ineen. De plek onderweg die misschien wel het meest aanvoelt als ‘thuis’. Tijdens de twee maanden durende reis, dwars door de Sahara en dwars tégen de migratiestroom in, monteerde Quax een camera in de auto en fotografeerde en filmde ze dagelijks de indrukwekkende en snel wisselende landschappen, mensen die ze onderweg ontmoetten, die soms een stukje meeliftten en bij wie ze soms overnachtten, zichzelf én haar zoon. Het resultaat van die onderneming presenteert ze in een multimediale installatie over ‘zoeken naar identiteit tussen Amsterdam en Dakar’ tijdens de groepstentoonstelling Sense of Place in het Amsterdam Museum én met een gelijknamig fotoboek, Touki: Voyage à Dakar.

Zowel met het boek als de installatie is iets wonderlijks. De beelden van Quax lijken op het eerste gezicht snapshots, vluchtig, toevallig, intiem, niet per se bedoeld voor de ogen van derden. Noah die verveeld in de stoel van de bijrijder hangt; een nachtelijk shot van de achterkant van een stilstaande truck en een kudde kamelen die verderop de weg oversteekt; een bewogen beeld van Quax zelf, duidelijk gefotografeerd door een vierjarige; opwaaiende vitrage voor de ramen van een motelkamer; de Mercedes-ster als een kompas voor op de motorkap, fonkelend in het lucide Sahara-licht; een gesluierde vrouw die met een smartphone een foto van Noah maakt. In alle foto’s valt de natuurlijke, vanzelfsprekende barrière tussen kijker en onderwerp, tussen kijker en fotograaf, wég. Wat rest is een bijna zintuiglijke ervaring. Je voelt bij wijze van spreken het woestijnzand knarsen tussen je kiezen, de verzengende hitte in de kleine cabine zonder airconditioning; je hóórt het geraas van de motor van de Mercedes, voelt de verslavende mix van opwinding en ontspanning die het steeds onderweg zijn teweegbrengt.

Maar belangrijker is dat je als kijker tegelijkertijd de ontheemding en vertwijfeling beleeft die Quax óók ervaren moet hebben tijdens dit niet risicoloze avontuur. Want wat als douaniers of politieagenten niet meteen de gelijkenis zien tussen deze witte Europese moeder en haar zwarte zoon? Wat als de auto het begeeft midden in de woestijn? Wat als ze overvallen worden? Wat als…

© Judith Quax

Judith Quax (1973) is zelf de eerste om toe te geven dat dit soort vragen haar natuurlijk ook plaagden. Niet zozeer tijdens de reis – die luxe om angsten toe te laten had ze als alleenstaande ouder niet echt – maar wel erná, terug in Amsterdam-West. En drongen zich ook andere vragen op: Gebruik ik mijn zoon niet om mijn eigen ambities en verlangens te legitimeren? Waarover gaat dit project nu eigenlijk? Wat is mijn eigen stem? Ergens was dat ook precies de bedoeling, zegt ze nu, nu ze op het punt staat het project de wereld in te sturen. In de jaren tussen de reis in 2014 en de uiteindelijke publicatie werd (culturele) identiteit en de betekenis en impact daarvan een steeds pregnanter thema in het publieke debat. En kreeg Quax meer zicht op haar achterliggende, hoogstpersoonlijke motieven als kunstenaar en moeder van een biculturele zoon. Want hoe belangrijk zijn roots eigenlijk? Waar ben je thuis als je meerdere culturen in je verenigt? Wat bepaalt onze identiteit, en kun je dat zelf kiezen? Kun je werkelijk thuis zijn in een andere cultuur? Voyage à Dakar was voor Quax altijd al meer dan een kunstproject. Een (zelf)onderzoek en artistiek statement ineen. En een organisch vervolg op haar eerdere werk.

Sinds 2007 documenteert Judith Quax al het leven van migranten die vanuit Senegal naar Europa vertrokken. In Presence in Absence (2013) fotografeerde Quax de achtergelaten lege kamers van mannen en vrouwen die de oversteek naar Europa hadden gemaakt; in Washed Up Clothing (2011) de aangespoelde restanten van kleding van vertrokken vissers en andere migranten op het strand van Yoff, een vissersdorpje aan de kust bij Dakar. In de beelden van beide projecten is de afwezigheid van mensen, van geliefden – zonen, dochters, echtgenoten, vaders, broers, zussen – pijnlijk voelbaar, tastbaar bijna. Op een volstrekt oorspronkelijke en onsentimentele manier legt Quax in die series het drama van de Afrikaanse migratie vast, of bloot. Nooit worden migranten slachtoffers in het werk van Quax. De poëtische beelden uit beide projecten verraden een sterk maatschappelijk én persoonlijk engagement maar pas in Voyage à Dakar, de reis van Amsterdam naar Dakar, maakt ze haar eigen leven, en dat van Noah, expliciet tot onderwerp en verweeft het met de verhalen en geschiedenissen van anderen.

Op haar 25ste vertrok ze voor het eerst in haar eentje naar Afrika, naar Senegal, waar ze een curieus gevoel van ‘thuiskomen’ ervoer. In Voyage à Dakar speelt landschap een belangrijke rol, vooral de weidsheid ervan: de woestijn, het eindeloze asfalt, bergen in de verte, de lucht, de zee. De foto’s ademen evenveel vrijheid als ontworteling. Steeds moeten de personages – Quax en haar zoon – zich verhouden tot hun nieuwe omgeving.

Juist doordat het boek zo intens persoonlijk is, daagt Quax ons uit met haar mee te denken

We praten in haar benedenwoning die grenst aan een speelpleintje. Een ankerplek is het, zegt ze, in een hechte gemeenschap van vriendjes van Noah en ouders van vriendjes. Eigenlijk net als de buurt van Noahs grootouders in Dakar, waar de volwassenen zich verantwoordelijk voelen voor elkaars kinderen en gezamenlijk wordt gegeten en Noah kan rondzwerven zonder dat zij zich zorgen hoeft te maken. Quax wilde altijd al dat haar zoon zijn grootouders in Dakar écht leerde kennen, en de Senegalese cultuur. Juist omdat hij zijn vader, die in New York woont, hooguit maar een paar weken per jaar ziet. Hij en Quax werden verliefd toen zij stage liep bij het beroemde New Yorkse fotoagentschap Magnum. Ze ontmoetten elkaar in ‘little Senegal’ in Harlem, waar Quax destijds woonde.

De Senegalese cultuur en taal waren al vertrouwd vanwege een eerdere relatie, en door haar reizen. De principiële ongelijkheid tussen Quax en de vader van Noah – hij illegaal in New York, zij uit Europa met alle voorrechten die daarbij horen – was een belangrijke reden waarom de relatie niet standhield, volgens de fotograaf. Maar door hun zoon zijn ze wél voor altijd verbonden. Hij is een betrokken, goede vader. Zij een alleenstaande moeder, met alle uitdagingen die daarbij horen, emotioneel, financieel, een kind dat in Amsterdam opgroeit met een Senegalese vader op afstand. Dat schept verplichtingen, verwachtingen.

© Judith Quax

Nacht. Moeder en zoon in een smal tweepersoonsbed. Waar ze zijn weten we niet; bij de oom van Noah in een Parijse banlieue of in een pension ergens in Mauritanië of Senegal? Noah in diepe slaap, zijn kinderarm strak om de hals van zijn moeder. Quax is duidelijk klaarwakker; haar blik weemoedig, peinzend, maar ook vastberaden, onverschrokken bijna. Het is een onthullend en kwetsbaar beeld. Als kijker kun je bijna kiezen wat je ziet. Een ambitieuze moeder die haar kind koste wat het kost meesleurt in een onheilspellend avontuur. Of registreer je juist de verbondenheid tussen moeder en kind? Het blinde vertrouwen en de onbevangenheid waarmee ze de steeds veranderende wereld tegemoet treden? In beide gevallen zegt het iets over de kijker en diens wereldbeeld. Juist doordat Voyage à Dakar zo intens persoonlijk is, daagt Quax ons uit met haar mee te denken, vragen te stellen, zonder per se meteen een antwoord te willen geven.

De gedachte dat ze haar eigen verhaal kon verbinden met haar werk ontstond toen ze Presence in Absence net had afgerond. Quax had die lege kamers gefotografeerd in Senegal. Eén verhaal van een echtgenote van een migrant bleef maar door haar hoofd spoken, ook toen ze al lang terug was in Nederland. De vrouw had haar verteld dat haar man hun trouwalbum mee had genomen toen hij op de boot naar Europa stapte. Zelf had ze ook foto’s van hun huwelijk en van haar man en die spreidde ze uit over het bed. Haar man deed hetzelfde in Zuid-Spanje, waar hij in de fruitteelt werkte. Zo waren ze toch bij elkaar, tenminste in gedachten. En werd het gemis tastbaar en minder pijnlijk.

Quax besloot de echtgenoot in Zuid-Spanje op te zoeken. Het zou een beslissende ontmoeting worden, een kantelpunt in het werk van de fotograaf. Quax realiseerde zich dat gemis en afwezigheid ook háár persoonlijke thema’s waren, zeker sinds het overlijden van haar moeder, en dat ze daarom die lege kamers zo goed had kunnen fotograferen. Ze besloot de man haar eigen familiealbum te laten zien. Foto’s van Noahs grootouders in Dakar, van de vader van Noah in New York. Daarop legde hij zijn trouw- en familiefoto’s op bed en begon te vertellen over wat dat gescheiden leven van zijn vrouw met hem deed, hoe hij de hoop om ooit weer samen met haar te zijn levend hield met dat album.

Juist doordat Quax haar eigen verhaal ook deelde, en niet alleen iets kwam hálen, brak het gesprek open. Ze begrepen elkaar heel goed. ‘Dat was het moment dat ik wist: ik moet mijn eigen leven in mijn werk brengen. Hoe persoonlijker, hoe beter.’ Toen ze bij toeval de zandkleurige tweedehands Mercedes W123 te koop zag staan in Amsterdam-Noord en de kleur haar meteen deed denken aan de woestijn was het idee voor Voyage à Dakar geboren. Mercedes is een populair merk in Senegal; ze zou de auto gemakkelijk kunnen verkopen voor vliegtickets terug.

Wat Quax laat zien is dat dat gevoel van thuis-zijn niet per se verbonden hoeft te zijn met je roots

Makkelijker gezegd dan gedaan. Toen ze haar plan voor Voyage à Dakar ter sprake bracht bij haar familie en directe omgeving in Nederland stuitte ze op nogal wat weerstand. Wie dacht ze wel dat ze was om haar zoon dit aan te doen? Je kind wil dit helemaal niet, zei een vriendin. Als ik alleen doe wat mijn zoon wil, eet hij alleen nog snoep en kijkt hij de hele dag tv, antwoordde ze stoer. Natuurlijk blufte ze en twijfelde ze zelf ook. Maar de drang om samen de reis te ondernemen was sterker. Bovendien steunde de vader van Noah haar; hij was enthousiast dat zijn zoon eindelijk zijn opa en oma goed zou leren kennen, de Senegalese cultuur, de taal misschien wel. Op dit punt stokt het gesprek; niet alleen omdat ze voorzichtig wil zijn met wat ze vertelt over de mensen die haar dierbaar zijn, maar ook omdat het ‘zoeken naar identiteit tussen Amsterdam en Dakar’ natuurlijk net zoveel gaat over háár als over haar biculturele zoon. Raakt ze als witte Europese kunstenaar niet ook aan een vorm van exotisme, van verheerlijking van ‘de ander’, het ‘vreemde’ zonder je eigen westerse perspectief ter discussie te stellen?

Het mooie was dat Quax juist van de mensen die onderweg bij hen in de auto stapten en een stukje mee reisden support kreeg. Die vonden het niet meer dan normaal dat ze de opa en oma van Noah gingen opzoeken. Een kind moet weten wie zijn voorouders zijn, toch? Anders word je stuurloos. Dat je daarvoor risico’s neemt vonden ze volstrekt vanzelfsprekend. Hun eigen verhalen van migratie, afscheid, afstand en gemis waren vaak zoveel schrijnender dan die van Quax en haar kind. Terwijl ze elkaar wél precies begrepen en aanvoelden. Hun aanmoediging stond in schril contrast met de scepsis, verwijten en zorgen vanuit de Nederlandse omgeving van de fotograaf.

Dit verhaal ‘lees’ je terug in de beelden in Voyage à Dakar. De vanzelfsprekendheid en vertrouwdheid die spreekt uit de foto’s waarop Quax en Noah met medereizigers optrekken; de open blik en overgave die uit de beelden spreekt. En misschien was het Quax uiteindelijk hierom ook wel te doen: die toevallige ontmoetingen, gesprekken, vriendschappen zelfs, ervaren dat je dwars door afstanden, cultuurverschillen, sekse- en kleur- en leeftijdsverschillen contact maakt en jezelf herkent en misschien terugvindt in de ander, in diens verhalen, pijn en verlangens. Net als destijds met de man in Zuid-Spanje en de fotoboeken uitgestald op het bed. Verbinding zoeken. Banden aangaan en jezelf openstellen voor verandering. Als Voyage à Dakar iets ademt, dan is het vertrouwen en een radicaal humanistisch wereldbeeld.

© Judith Quax

Natuurlijk ging dat niet vanzelf. De reis vergde ook offers. Die avond aan de grens bij Mauritanië, ze hadden net de Sahara doorkruist. De gewapende douanier staarde nietszeggend naar hun paspoorten en wierp een misprijzende blik op de oude Mercedes. Schudde van nee. Geen visa. De zon was al onder. Stikdonker was het. Geen slaapplaats niks. Stilstaan en in de auto overnachten was geen optie; ze zouden een gemakkelijke prooi zijn. Doodsangsten stond ze uit, maar dat moest ze verbergen voor Noah. Ze wilde dat hij te allen tijde het gevoel had: het komt goed. Mama is in charge. Dus moest ze wel bluffen, en achteraf heeft dat goed gewerkt, ook voor haarzelf. Door te doen alsof ze het allemaal heel goed aankon, kón ze het ook aan. Ze reden maar wat in de aardedonkere nacht; totdat een truck die voor hen reed ineens stopte: een kudde kamelen stak in alle rust de weg over, wel honderd waren het er, er waren ook babykamelen bij.

Dat soort crises waren er natuurlijk vaker. De Senegalese grootouders van Noah vonden haar sowieso een avonturierster en de reis een doldwaas plan. Je bent een white target! Noahs vader reageerde nogal koel aan de telefoon toen ze zich afvroeg of ze wel genoeg geld bij zich had om Dakar te halen. Had je je maar beter voor moeten bereiden. Strikt genomen had hij gelijk. En de grootouders waren natuurlijk gewoon bezorgd. Maar ergens voelde ze zich in de steek gelaten. Een buitenstaander. En feitelijk is ze dat daar ook, realiseerde ze zich: een buitenstaander, zelfs met haar Senegalees-Nederlandse kind.

Eenmaal in Dakar, bij de grootouders van Noah, op het erf en in de buurt, bloeide de jongen op. Hij sloot vriendschap met neefjes, nichtjes en kinderen uit de buurt, was de hele dag de hort op. Noah pikte de taal op, een beetje Wolof én Frans. Telefoneren met zijn vader in New York ging ineens een stuk gemakkelijker, wat hun relatie nóg hechter maakte. Judith én haar zoon werden onthaald als familie. En toch vroeg Noah op een dag: wanneer gaan we naar huis?

Als kind droomde Quax dat ze geadopteerd was; dat ze zich daarom een vreemde voelde in de omgeving waarin ze opgroeide. Op een dag zou ze ergens ver weg haar echte ouders en familie ontmoeten, en daar thuiskomen. Toen ze voor het eerst in Senegal kwam, ervoer ze een dergelijk gevoel. In de jaren die volgden bleef ze dat najagen en onderzoeken: die thematiek van verlangen én gemis, heimwee. Wat Quax in Voyage à Dakar laat zien is dat dat gevoel van thuis-zijn niet per se verbonden hoeft te zijn met je wortels, je roots. Wie je bent wordt door zoveel factoren bepaald, waarvan afkomst er één is. Een mens heeft zoveel identiteiten in zich. En uiteindelijk lijken we allemaal meer op elkaar dan we denken.

Refresh Amsterdam: Sense of Place, t/m 25 juli in het Amsterdam Museum, amsterdammuseum.nl. Het boek Touki: Voyage à Dakar is uitgegeven door Lecturis, 160 blz., en is geselecteerd voor Best Verzorgde Boeken. Touki: Voyage à Dakar is tot 12 juni ook te bezoeken in CBK Zuidoost in Amsterdam, cbkzuidoost.nl