
Zanger, theatermaker en all-round artiest Jaouad Alloul is blij. Na weken musiceren op afstand kan hij eindelijk weer met zijn muzikale partner Aiko Devriendt de studio in. De rijzende ster van Vlaanderen heeft het druk. Zijn tweede EP #Messias Part II komt dit najaar uit. Alloul maakt een experimentele fusion van jazz, soul, funk, opera, met hier en daar Arabische invloeden en zelfs koran-recitatie. ‘Muziek maken op afstand is heel raar omdat je niet kan viben op elkaars energie. Terug de studio in is een verademing omdat ik daar echt kan communiceren zoals dat alleen door muziek kan.’
Het voelt vreemd Alloul achter het scherm te zien. Hij is maar anderhalf uur treinen bij me vandaan en toch voelt het alsof hij een wereld van me verwijderd is. Ik leerde Alloul kennen via een uitnodiging op Facebook in pre-coronatijden. In de zomer van 2019 stuurde hij mij onverwachts een berichtje over de eerste Pride of Color in Antwerpen. Het was een primeur voor België, waar voor het eerst een roze feest voor queer personen van kleur werd georganiseerd. Terwijl in Nederland een Turkse, Iraanse, Afro-Caribische en interreligieuze boot en drie keer een Marokkaanse boot tijdens canal pride meevoeren en er al jarenlang verschillende belangenorganisaties zijn voor queer moslims en queer personen van kleur, zoals Stichting Maruf, Pink Marrakech en Stichting Prisma Groep, ontbreekt het België aan iedere vorm van zelforganisatie voor queer moslims en/of personen van kleur.
Het spektakel was dan ook groot. Zoals we van Vlaanderen gewend zijn, was het voltallige maatschappelijke middenveld bij het perfect georganiseerde evenement aanwezig, van de nationale ombudsman tot vakbondslieden, familieleden van queer moslims tot Vlaamse coryfeeën. De voltallige pers dook er bovenop.
Alloul maakte niet voor het eerst furore als uitgesproken queer activist. Eerder was hij ook al de eerste Marokkaanse Belg die met een man in het huwelijksbootje stapte. Overigens is hij ondertussen gescheiden, maar ook dat valt onder de noemer gelijke rechten voor iedereen. De Pride of Color zelf was een bonte parade van Marokkaanse gnawa tot jazz, verschillende afromix-dj’s, intellectueel debat, performancekunst en de betere Belgische biertjes. Van de laatste gingen de opbrengsten naar transgender sekswerkers die in het Antwerpse Stadspark illegaal hun diensten verlenen.
Zonder Alloul ook maar te kennen nam ik zijn uitnodiging aan en bleef spontaan bij hem logeren. Zo klein kan de wereld soms zijn. Maar op het moment van dit gesprek zitten de grenzen dicht. Nooit eerder voelde België zo ver weg én als zo’n exotische vakantiebestemming.
‘De eerste week van quarantaine in Vlaanderen was heftig’, vertelt Alloul. ‘De media waren all over the place, net als onze politiekers. Ze gaven geen duidelijke richtlijnen. Alles was heel hectisch, dramatisch. Die paniek sloeg deels ook over op de bevolking. Ik voelde constant de behoefte om te roepen: “Mensen, chill the fuck down!”’
De quarantaine ging in België eerder en ook vollediger in. Terwijl ik in het weekend van 14 maart nog gemoedelijk een cappuccino op een terras zat te drinken, ging bij de zuiderburen alles op slot. Ondertussen hebben de Vlamingen veel van hun vrijheid weer terug, maar het ‘nieuwe normaal’ voelt ook daar anders. ‘Wij missen toch een beetje de cohesie die jullie in Nederland hebben’, zegt Alloul. ‘Je hebt Vlaanderen, Wallonië, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We hadden zelfs geen regering toen de crisis uitbrak, dus er moest een spoedkabinet worden samengesteld. Ik denk dat de Vlaming ergens ook wel banger is dan de Nederlander.’
Hij vindt het vraagstuk van hoe corona effectief te bestrijden een lastige kwestie. ‘Enerzijds zie ik natuurlijk de beelden en is het een gruwelijke ziekte. Anderzijds zijn de slachtoffers op hoge leeftijd en hebben ze vaak ook al andere aandoeningen. Hierdoor maakt iedereen toch een beetje z’n eigen ethische afwegingen. Hier in Vlaanderen zitten we meer op het gemeenschappelijke, waardoor we als brave burgertjes netjes de richtlijnen volgen. Althans, de meesten dan, want sommigen proberen nog steeds eigen feestjes te organiseren en pintjes te drinken.’
‘Dit is eigenlijk een kwestie van solidariteit’, zeg ik. ‘Wat zijn wij bereid voor onze ouderen op te geven?’
‘Absoluut. Maar hoe groot kun je die opoffering maken als je weet dat er zulke radicale economische beslissingen voor moeten worden genomen?’ stelt Alloul de wedervraag. ‘Natuurlijk zijn we bereid tot enige opoffering. Maar wij als burgers, als kunstenaars, journalisten, behoren tot de middenklasse die gewoon braaf hun belastingen betalen. Ik denk dat wij genoeg solidair zijn en dat het nu aan een hele andere groep in de maatschappij is om dat te doen. Zeker nu er echt een serieuze financiële kater aan komt.’

‘Over welke groep heb je het dan?’
‘In België heb je multinationals en grote vermogensbeheerders die gewoon geen belasting betalen of hun geld wegsluizen. Natuurlijk, niet iedere persoon is even solidair. Deels omdat hij nu eenmaal andere normen en waarden heeft of omdat hij niet weet hoe hij solidair moet zijn. Solidariteit is toch iets wat men aangeleerd moet krijgen of moet kweken bij zichzelf. Maar er zijn echt wel bepaalde mensen die absoluut niet solidair zijn en daar moeten we de focus niet op verliezen. Want nu zitten we als kleine burgers op elkaar te fitten in de trant van: “Jij houdt geen afstand”, terwijl we uiteindelijk allemaal maar kleine visjes zijn die met de stroom meezwemmen en…’
‘… opgevreten worden door de grote haai?’ maak ik de zin af.
‘Ja, precies dat.’ Alloul vergelijkt de coronacrisis met een brandend huis. ‘Het is zaak om in zo’n noodsituatie nuchter te blijven. De vraag te stellen: Wie moeten er het eerst naar buiten? De kinderen, want die kunnen niet voor zichzelf zorgen. En wie daarna? De ouderen. Wellicht ook het voedsel en water, want we hebben wel eten nodig als we straks met z’n allen buiten staan. Maar de reflex in deze crisis was: o, we zitten in een brandend huis, dus moeten we eerst de multinationals en de grote vermogens naar buiten krijgen, want zij “zorgen voor onze welvaart” en die willen we niet kwaad maken. Wat voor mij een hele rare denkoefening is, want die konden we echt het langst in dat huis laten zitten.’ Alloul begint ongemakkelijk te lachen. ‘Die hebben zoveel koffertjes met geld en wel vijf buitenhuizen.’
De coronacrisis toont Alloul niet voor het eerst dat het huidige systeem buitengewoon schadelijk is, wellicht nog wel het meest voor de geest. Altijd maar rennen en vliegen. Die bewijsdruk ook, juist voor een artiest. Hij moet hard zijn best doen niet opgeslokt te worden door een opnieuw volgeplande agenda. ‘Dat constant maar moeten vechten en gaan-gaan-gaan. Begrijp me niet verkeerd: ik wil blijven zingen, ik wil me blijven uitspreken over onderwerpen die me aan het hart gaan. Maar dat even niet-moeten benadrukte voor mij heel erg hoe onnatuurlijk het kapitalistische systeem is. Volgens mij is het kapitalisme contraproductief voor de geest.’
Zorgen over de impact van de zogeheten financiële kater heeft hij niet als het om hemzelf gaat. ‘Uiteindelijk weet ik dat ik altijd wel rond zal geraken’, zegt Alloul in prachtig Vlaams. ‘God voorziet altijd en het komt uiteindelijk wel goed. Al is het maar omdat een vriend bijspringt of zoiets. Ik zit echter in een geprivilegieerde positie omdat ik een netwerk om mij heen heb waarvan ik weet dat het voor me zal zorgen omdat ik dat ook voor hen doe. Maar de mensen die het al slecht hadden betalen een hoge prijs. En dan spreek je niet meer over solidariteit, dat zijn zij namelijk al. Denk aan sekswerkers, die arbeid verrichten die hard nodig is in onze maatschappij, maar waar wij geen waardering voor hebben.’
‘Je bent een echte verbinder’, merk ik op. ‘De Pride of Color was een van de hoogtepunten van 2019 voor mij. Hoe je mensen samenbrengt, hoe je het podium pakt, wat je in je performances meegeeft of tijdens je concerten deelt, heeft altijd een diepe boodschap en betekenis. Hoe moeilijk vind je het om nu niet op te kunnen treden en evenementen te kunnen organiseren?’
‘Ik heb een soort zesde zintuig om te voelen waar mensen staan, of waar ze mee zitten. Ik weet hoe daarop te anticiperen om mensen omhoog te krijgen en zich goed te laten voelen. Tijdens een optreden is dat fantastisch, want dan voel ik die energiewissel. Als zij sterker staan, sta ik dat ook, omdat we dan samen naar het licht groeien. Het is verschrikkelijk dat ik dat nu niet kan doen. Ik heb wel verschillende optredens via livestream gedaan, maar dat is niet hetzelfde.’
Alloul besloot het publiekscontact dan maar op straat aan te gaan. Namelijk door op weg naar de supermarkt of vrijwilligerswerk iedere passant bewust aan te kijken, te groeten en te vragen hoe het gaat. ‘Wat ik normaal op een podium doe, kan ik nog steeds doen. Sterker nog: het is nu zelfs belangrijker. We worden geleid door onze gedachten die vervolgens onze realiteit creëren en je ziet dat veel mensen nu niet aanwezig zijn. De slogan van social distancing klopt niet. We moeten juist wel in contact met elkaar blijven. We hebben physical distancing nodig.’
‘Hoe ervaar jij fysiek contact en nabijheid nu?’
Alloul begint te lachen. ‘Dat het toch echt het belangrijkste in mijn leven is.’ Hij kijkt de camera in en vervolgt dan serieuzer: ‘Ik vind, los van het feit dat je appreciatie toont door naar iemand te luisteren en te kijken, dat er heel veel waardering zit in een hand op iemands schouder, een knuffel geven, zelfs dichtbij iemand gaan staan. Lichaamstaal is toch de helft van de communicatie.’
Hij herinnert me aan een onderzoek over lichaamstaal en non-verbale communicatie van psycholoog Albert Mehrabian, destijds verbonden aan de Universiteit van Los Angeles (UCLA). Uit zijn onderzoek onder Amerikanen in de jaren zestig bleek dat lichaamstaal een enorme rol speelt in het overbrengen van gevoelens, maar ook in de geloofwaardigheid die de luisteraar aan woorden toekent. Verbale uitingen en woorden zijn slechts voor zeven procent doorslaggevend in het ontvangen van een boodschap. Stemgeluid en intonatie vormen 38 procent. Maar liefst 55 procent van de verkregen indruk vindt echter plaats op basis van mimiek, waaronder gezichtsexpressie en oogcontact.
‘Doordat die lichaamstaal nu verkrampt is, merk je dat mensen worden geconfronteerd met hun eigen demonen’, vervolgt Alloul. ‘Ik denk dat daar de grote opofferingen moeten plaatsvinden. Veel mensen zullen nu waarschijnlijk voor het eerst moeten erkennen: “Oei, de dingen die mij in het leven tegenhouden komen door mijzelf en helemaal niet door anderen.”’
‘Als je echt de krochten van je hart op gaat zoeken, dan ontdek je inderdaad dat je zelf je grootste vijand bent’, beaam ik. ‘Zijn er blokkades die jij in de afgelopen tijd ontdekt hebt bij jezelf?’
‘Nee’, zegt Alloul terwijl hij even naar woorden zoekt. ‘Ik denk dat jij mij daarin heel goed verstaat aangezien we semi-dezelfde achtergrond hebben en gelijkaardige uitdagingen hebben meegemaakt’, zegt hij, refererend aan onze biculturele achtergrond; hij heeft Noord-Afrikaanse roots, is genderfluïde en behoort tot een queer minderheid in een heteronormatieve gemeenschap. ‘Ik ben al op verschillende momenten door het leven stilgezet. Ik ben mijn moeder verloren toen ik vijftien jaar was. Ik moest toen wel nadenken over vragen als: wie ben ik, wat wil ik, waar ga ik naartoe? Ik heb zo’n moment vervolgens weer meegemaakt toen ik twintig was, uit de kast kwam en van huis ben weggelopen. En zo waren er nog meer van die momenten. Vorig jaar is mijn vader vlak na de Pride of Color overleden. In de tijd van quarantaine heb ik zeker wel nieuwe elementen in mezelf ontdekt, als in: er zit ook angst en onrust in mij, en de vraag hoe ik daarmee om moet gaan. Maar niet op een manier dat ik nu kanten ontdek die ik nog helemaal niet van mezelf kende.’
Voortdurend een nieuwe clip. Single. Vlogs. Ook in tijden van corona is de sociale-media-aanwezigheid van Jaouad (zijn artiestennaam) enorm. Of die constante productie uit een soort zoeken naar bestaansrecht voorkomt, of geldingsdrang, wil ik van Alloul weten. Juist omdat het zo lang het enige was dat hij had, en het publiek zijn zelfverkozen familie werd.
‘Maar natuurlijk’, zegt hij. ‘Ik leef, dus ik moet zijn. En mensen zoals ik, die helemaal niet in de positie verkeren om dermate zichzelf te kunnen zijn, dat is waarom ik het vertienvoudig.’

‘Als Marokkaans-Vlaamse homoseksuele zanger?’ vraag ik ter verduidelijking.
‘Ja, zeker hier in Vlaanderen gaan de ontwikkelingen heel traag als het op dergelijke emancipatiegolven aankomt.’ Er zijn in de Vlaamse media nauwelijks prominente queer personen van kleur en/of met een islamitische achtergrond te zien. ‘En omdat wij daarbovenop ook nog kritisch zijn op de maatschappij, zijn we niet de schaapjes van de media’, zegt Alloul. ‘Natuurlijk zit er een behoefte aan erkenning en een zekere bewijsdrang in mijn werk, maar als ik stilsta bij alles wat er in de wereld gebeurt of wat mensen zoals ik ervaren, dan word ik daar heel ongelukkig van. Dus probeer ik de wereld mooier te maken. Om te laten zien dat juist iemand zoals ik, against all odds, wel gewoon fier is, zelfverzekerd is, zero fucks geeft om hoe iemand als ik gestenigd en vermoord zou moeten worden, of vervolgd. Die verhalen kennen we al genoeg en ze zijn ook zeker actueel en reëel. Maar mijn drang is om te laten zien dat er ook hele andere verhalen zijn.’
Alloul had jarenlang een breuk met zijn familie om vrijuit te kunnen zijn te zijn wie hij is. Ondertussen heeft hij een goede band met zijn zussen. Hij is out and proud en wars van iedere hokjesgeest. Hij conformeert zich aan geen gendernorm. Treedt met zijn afro en lichaam vol kunstige tatoeages regelmatig op hoge hakken op. Als een heuse pin-up girl staat hij schaars gekleed op de cover van z’n EP. In het sterk gesegregeerde België, waar grote groepen jongeren buiten de boot vallen, ontbreekt het velen aan een soortgelijke vrijheid. Of er stil lijden is bij al die lhbtq’ers in de kast, die in tijden van quarantaine in een anderhalvemetersamenleving nog meer op thuis en familie worden teruggeworpen, vraag ik hem.
‘Ik denk dat er heel veel stil lijden is’, zegt hij. ‘Dat was voor corona ook zo, maar er is nu een soort stulp overheen gezet. Al die jongeren konden hiervoor nog uit de bubbel van thuis stappen – waar ze niet zichzelf kunnen zijn, of klappen krijgen omdat ze te strakke broeken of vrouwelijke kleding dragen – door naar buiten te gaan, de gemeenschap op te zoeken. Ik denk dat deze crisis verschrikkelijk voor hen moet zijn, omdat je nu niet uit je realiteit kan vluchten.’
Alloul vertelt hoe hij bij veel jonge lhbtq’ers een soort stockholmsyndroom ziet, in die zin dat ze telkens weer naar ouders en thuis terugkeren waar hun het leven juist zo moeilijk wordt gemaakt. ‘In februari leerde ik een zestienjarige jongen kennen die van huis wilde vluchten omdat zijn vader absoluut niet gelukkig was met zijn homoseksualiteit’, zegt hij eufemistisch. ‘Hij heeft een paar dagen bij mij en daarna bij een vriendin gelogeerd. We hebben gesprekken met school en hulpverleners gevoerd om te kijken hoe we hem goed konden opvangen. Tot het kind op een punt kwam dat hij terug naar huis wilde en inging op de smeekbedes van zijn vader. Ik moest die jongen dus loslaten, wat echt verschrikkelijk was. We zijn nog naar de politie gegaan, maar die kon ook niets als hij vrijwillig terugkeerde. Ik zag de enorme worsteling bij die jongen. De ene week had hij alleen maar angst en onrust naar de vader toe. De volgende week restte er niets dan schuldgevoel en liefde voor die vader die hij dit toch niet aan kon doen.’
Hij zucht. ‘Ik voel me dikwijls eenzaam in mijn out-zijn. Daarom kom ik ook graag naar Nederland omdat daar veel meer mensen zoals ik uit de kast zijn’, zegt hij refererend aan de snel groeiende Marokkaanse queer-community. ‘Niet dat iedereen uit de kast moet komen, dat hoeft van mij niet. Maar er zijn nu toch wel erg veel mensen die kiezen om uit liefde voor hun ouders of hun naasten een leven te gaan leiden dat hun geen vrijheid geeft in hun seksualiteit en gender.’
‘Mis jij je ouders veel in deze tijd?’ vraag ik hem.
‘Missen is iets heel anders wanneer je rouwt. Als je iemand mist, dan is dat een verlangen om iemand te zien. Maar als je rouwt dan transformeert dat verlangen, omdat het fysiek ontmoeten niet meer reëel is. Dus ik mis niet zozeer mijn ouders, omdat ze nog steeds met mij communiceren via mijn dromen of andere mensen. Ik mis wel mijn zussen, al volgen we elkaar via sociale media en Whatsapp. Maar zij zijn zo druk met overleven. Iedereen is daar opeens zo druk mee, terwijl wij het hier toch echt heel goed hebben met z’n allen. En dan al die nadruk op gezond blijven, terwijl dat hiervoor toch ook altijd al nodig was. Hetzelfde geldt voor de lucht. We zijn ons opeens mega bewust van de lucht die we inademen, terwijl we toch nooit zonder hebben gekund. Het lijkt alsof we ons als mensheid collectief opeens weer even bewust zijn geworden van de basis: ademen, eten, drinken, slapen.’
Ik vraag Alloul als ongewild volleerd rouwexpert naar advies, nu zoveel mensen lijden aan coronarouw om een wereld die weliswaar steeds meer gewoon is, maar toch niet helemaal meer zoals die eens was.

‘Ach, rouwen is vooral het loslaten van verwachtingen. Ik denk dat veel van de coronarouw een gevolg is van alle projecten, dromen en toekomstperspectieven die veel mensen nu opeens zijn afgenomen. Er is weliswaar geen levend wezen of een persoon overleden – althans, de meesten hebben dat gelukkig niet rechtsreeks in hun omgeving meegemaakt – maar het gaat wel om collega’s, teamleden, het sociale leven dat je mist, dus het leven dat opeens uit je handen is weggerukt. Dat maakt coronarouw heel gelijk aan gewone rouw. Er moet afscheid worden genomen van iets, zonder dat men daar bewust afscheid van wilde nemen, zonder waarschuwing ook. Zo van: hier stopt het. Daardoor hebben mensen een gevoel van onmacht: maar ik had zoveel liefde in dat project gestoken, of zoveel van mezelf daarin verwerkt. De tweede stap in rouw is dat mensen niet meer weten wie ze zijn. Dat merkte ik zelf toen mijn ouders overleden, ik moest mezelf helemaal opnieuw positioneren omdat ik mij niet meer tot hen kon verhouden. Corona roept dezelfde vragen op. Want wie zijn we nu al het vertrouwde en alle plannen zijn weggevallen?’
Alloul stelt een retorische vraag. ‘Als er een boom omvalt in een bos maar er is niemand bij, is die boom dan omgevallen? Als we geen mensen om ons heen hebben die ons bestaan kunnen bevestigen, wie zijn wij als mensen dan? Ik denk dat mensen nu heel hard in een positie worden geplaatst waarin ze moeten nadenken over vragen als waarom ze bijvoorbeeld naar een festival wilden gaan. Was dat omdat ze zich helemaal wilden lamzuipen en even van de wereld wilden zijn? Of omdat ze echt een gevoel van verbinding met andere mensen zoeken? Hetzelfde geldt ook voor mij. Wilde ik al die projecten opstarten omdat ik gewoon in de spotlights wil staan en zoveel aandacht en likes wil krijgen? Of wil ik een optreden geven omdat ik echt met mensen een moment wil verankeren? Ik vind dat uit rouw niets anders dan schoonheid voortkomt. Ik was vanochtend aan het mediteren en keek naar een bos rozen die ik van een vriendin heb gekregen, maar die nu aan het verwelken is. De dood is niet het einde, rouw is niet het einde. Het is slechts een laag die we moeten afpellen omdat die ons niet meer dient, net zoals dat vorige systeem waarin we leefden.’
Deze serie is onderdeel van het boek Noodzakelijke gesprekken: Reflecties op een nieuwe wereld (september 2020, Uitgeverij Jurgen Maas).