Vorige week werd de veroordeling van de voormalige Bosnisch-Servische commandant Ratko Mladic wereldwijd positief ontvangen, op enkele hooliganvakken in Russische en Servische stadions na. Gerechtigheid, was het unanieme oordeel. En dat is natuurlijk terecht, maar moeilijker te zeggen is wat deze veroordeling betekent voor de praktijk en het ideaal van internationaal strafrecht.

Internationaal strafrecht is een generatie oud. In 1993 riep de VN-Veiligheidsraad het Joegoslavië-tribunaal in het leven. In het decennium daarna werden ook het Rwanda- en Cambodja-tribunaal en het Internationaal Strafhof opgericht; minder bekende tribunalen bestaan er ook voor Libanon en Sierra Leone. Nederland pronkt met de door onszelf uitgeroepen ‘hoofdstad van het internationaal recht’ achter de Haagse duinen. Ook afgelopen week was er de nodige borstklopperij. Bijvoorbeeld door Maxime Verhagen, over de rol van Nederland bij de uitlevering van Mladic. Nogal ongepast, als je als land stond te kijken bij de misdaad zelf.

Het grootste gevaar voor het ideaal van internationale vervolging is op dit moment politiek

Evengoed zou het goed zijn als meer landen eer zouden stellen in internationaal strafrecht. Alle tribunalen hebben gemeen dat ze bijzonder veel tegenwerking te verduren kregen. Ze zitten altijd tot aan hun nek in machtspolitiek en dubbele agenda’s. In de zaak-Mladic speelden alle betrokken landen een dubbelrol, van grote machten zoals Rusland, de Verenigde Staten en Frankrijk, tot Servië en Bosnië. In die landen hadden leger, geheime diensten, ministeries van Defensie en BZ, politici en kabinetten vaak hun eigen agenda’s en lijntjes, en Mladic werd meermalen getipt als hem arrestatie boven het hoofd hing. Toch is doorgeduwd door aanklagers, juristen en politici met een onweerlegbaar argument in handen: dat van de noodzaak van gerechtigheid.

De aanklagers van het Joegoslavië-tribunaal hebben zo hun taak afgesloten met een aansprekend succes. Er is weliswaar bij de veroordeling van Mladic bitter geschreven over de twee decennia oponthoud, en dat het de doden niet tot leven wekt. Maar er is geen noemenswaardige controverse over de rechtsgang en de kwaliteit van de vervolging. Dat is een broodnodig succes voor het ideaal van internationaal strafrecht. Want dat heeft geen goede pers. In Nederland, waar de steun relatief groot is, komen tribunalen meestal al negatief in het nieuws.

Een eerlijke afweging van de praktijk van internationaal strafrecht in de afgelopen 25 jaar kan ook niet positief uitvallen. Sommige argumenten zijn niet of maar deels terecht. Het Strafhof vangt bijvoorbeeld veel wind omdat het alleen Afrikanen heeft aangeklaagd, maar als je de balans van alle tribunalen bij elkaar optelt, is driekwart van de veroordeelden en aangeklaagden Europeaan. Maar het klopt dat er alles bij elkaar veel geld wordt besteed aan internationaal strafrecht tegenover weinig succesvolle vervolgingen; dat er regelmatig sprake is van zware politieke inmenging, van ondoorzichtigheid en twijfelachtige motieven bij het openen of juist afhouden van nieuwe zaken, van broddelwerk bij verzameling van bewijs, soms van vergiftigde werkverhoudingen.

Maar al creëert de praktijk al genoeg problemen, het grootste gevaar voor het ideaal van internationale vervolging is op dit moment politiek. China staat vanouds vijandig tegenover praktijk én ideaal van internationaal strafrecht. Daar kwam Rusland bij. Nu sluiten de VS, die altijd dubbelzinnig waren, zich aan. Zoveel vijanden overleeft internationaal strafrecht niet. Het Joegoslavië-tribunaal was een lichtpunt voor internationaal strafrecht, en de veroordeling van Mladic ook. Maar het zal voorlopig een laatste succes zijn. Kritiek op de praktijk van internationaal strafrecht is misschien een luxeprobleem dat straks niet meer zal bestaan.