We moesten zo veel mogelijk links gaan zitten. Vanwege de zichtlijnen. Raar advies want er waren helemaal geen zichtlijnen. Of ze moesten zijn verstopt in de coulissen, die er trouwens ook niet waren. Spoedig werd dit mysterie opgelost. Links waren de boventitels. Nederlands als er Engels werd gesproken en omgekeerd. De tekst was van Harold Pinter, Old Times. Waarom van Engels naar Nederlands/Vlaams v.v. werd geschakeld was mij niet helder.
De uit Gent afkomstige voorstelling stond in het ITs Festival, waar aspirant-theatermakers laten zien wat ze in vier jaar opleiding zoal hebben opgestoken. De drie toneelspelers van Old Times waren vanaf rij zeven niet meer te verstaan. Pinters bespiegelingen over verlangens en over tijd verdwarrelden tot inwisselbaar gemurmel tussen de niet-bestaande zichtlijnen. Gezakt dus. Ik ben vrij calvinistisch in die dingen.
Mijn tweede ITs-voorstelling kwam uit Maastricht en heette Acht, precies het aantal afstuderende toneelspelers uit het vierde jaar aldaar. In de festivalkrant werd nog gewag gemaakt van een gevecht om het ultieme slotakkoord tussen die toneelspelers en een jonge Vlaamse regisseur (Domien Van Der Meiren) met de hardnekkige suggestie van improvisatietoneel. De dag na de voorstelling werd bekend dat wij hadden zitten kijken naar een vertolking van Het koude kind van de Duitse schrijver Marius van Mayenburg. Ik had me al suf zitten piekeren waar ik die situaties en die teksten toch van kende. Geen opbeurend stuk trouwens. Maar het werd vooral een lange zit door de troosteloze opzeg-toneeltoontjes en de volstrekt fantasieloze vormgeving.
Ergens op driekwart van de voorstelling 90 minuten (Toneel & Kleinkunstacademie Amsterdam, 22 (!) vierdejaars) raakte een toneelspeler in een woede-uitbarsting even de weg kwijt: waarom hij in zijn afstudeervoorstelling met foute pruiken en in verkeerde regenjassen belegen teksten en liedjes te berde moest brengen?! Dat was natuurlijk allemaal reuze ironisch bedoeld, maar ik had wel een beetje met die toneelspeler te doen. Om te beginnen: die menigte op het in de zaal uitgebouwde podium van de Kleine Komedie! Zo’n biomassa laat ook weinig ruimte voor een genuanceerde performance en leent zich uitsluitend voor een-lach-een-zang-en-een-pasje, wat heet: een overdosis aan lachen, zangen en pasjes.
De vertoning die exact negentig minuten duurde (het decor werd beheerst door een enorme digitale wekker) is – zo meldt de folder – geïnspireerd op het stuk 90 minuten van Zhana Ivanova. En áls die bestaat (na ‘Maastricht’ begon ik opeens alles te wantrouwen), dan moet zij (hij?) een kruising zijn tussen papierversnipperaar en prullenbak: er is geen touw aan vast te knopen en er is geen knippen of plakken meer aan. De keuze om op gezette tijden uit te barsten in evergreens, in elkaar geprutste monoloogjes of bij elkaar geharkte tegeltjeswijsheden, een en ander ondersteund door razendsnelle kostuumwisselingen, suggesties van collectieve copulaties en het creëren van een ongelooflijke klerebende op dat veel te kleine toneel, die keuze (?) leek te worden gestuurd door weinig minder dan onversneden wanhoop over het beschikbare materiaal. Godzijdank waren er uitschieters, zoals de jongen die achterstevoren lijkt te leven en het meisje dat grossiert in niet-afgemaakte halve-waarheid-zinnen. Maar verder: doffe ellende!
Om de tuttifrutti nog een beetje aan elkaar te punniken is godbetert gekozen voor Carmina Burana van Carl Orff. Lekker opwindende deuntjes, dat zeker. Maar heeft iemand die kinderen uitgelegd wat voor een foute man die Orff is geweest? Of ben ik nu heel erg calvinistisch in de weer? (wordt vervolgd)
Het ITs Festival loopt nog in Amsterdamse theaters t/m 28 juni. Inlichtingen: www.itsfestival.nl