
Benny Tai was nog maar twee jaar afgestudeerd toen de opstand van Chinese studenten op het Tiananmenplein ruw werd neergeslagen. Tai liep een paar keer mee. Hij lacht: ‘Ik was een activistische student.’ 25 jaar later is hij de initiatiefnemer van Occupy Central, de beweging die strijdt tegen de Chinese interpretatie van het algemeen kiesrecht. Tai wordt door zijn collega’s geprezen als een moedig man omdat hij een debat probeert aan te gaan met de centrale regering in Peking. Ze noemen hem echter ook naïef, omdat de regering zelden de oren laat hangen naar criticasters.
De beweging die op gang kwam na de studentenprotesten van eind september overtrof Tai’s stoutste dromen. In plaats van de verwachte tienduizend ‘bezetters’ namen vele tienduizenden demonstranten bezit van de straten rondom de regeringsgebouwen. Na een paar dagen breidden de bezettingsacties zich uit naar andere delen van de stad.
De Occupy-beweging volgde een scenario dat anderhalf jaar geleden door Tai was geschetst. De Hongkong Economic Journal publiceerde een artikel van hem over de mogelijkheden om burgerlijke ongehoorzaamheid in te zetten als protestmiddel. In maart 2013 bepaalde Qiao Xiaoyang, voorzitter van de juridische commissie van het Volkscongres, dat iedere kandidaat voor de functie van chief executive, zoals de leider van Hongkong genoemd wordt, ‘van het land én van Hongkong moest houden’. Enkele dagen later werd Occupy Central geboren; de democratiseringsbeweging dreigde het centrum van Hongkong plat te leggen als de Chinese regering niet voldeed aan de eisen van de inwoners van de stad. Zij willen zélf hun leider kiezen. Ze willen volledig kiesrecht, zoals we dat in Europa ook kennen. Bij een online referendum dat de democratiseringsbeweging organiseerde stemden ondanks cyberaanvallen op het stemsysteem 792.808 mensen voor deze eisen. Dat is ruim een tiende van de zeven miljoen inwoners van Hongkong.
In zijn werkkamer in een hoekje van de rechtenuniversiteit van Hongkong ontvangt Benny Tai deze dagen het ene na het andere camerateam. De kleine kamer is volgestouwd met Ikea-kasten, boeken en opbergdozen. In het midden is net genoeg ruimte voor een bankje met een zitting die zo hard en oncomfortabel is dat de bezoeker nooit te lang zal blijven plakken. De zachte kussens duwen je naar de rand van het bankje, als een soort aanmoediging om het gesprek levendig en scherp te houden.
De assistent-professor glimlacht charmant. Het probleem dat hij aan de kaak stelt, meent hij, is zo simpel dat je je afvraagt waarom het niet eerder is opgekomen. ‘Dat hebben we vooral onszelf kwalijk te nemen’, vindt hij. In de Hongkongse grondwet, de Basic Law, staan vage begrippen als ‘democratische procedure’ en ‘algemeen kiesrecht’ die je op verschillende manieren kunt interpreteren. De overeenkomst met Groot-Brittannië, bij de overdracht in 1997, was maar een raamwerk. ‘Ze hebben de mensen in Hongkong echter een democratische droom gegeven en die kan Peking niet zomaar verstoren.’
In 1997 werd afgesproken dat in Hongkong de komende vijftig jaar niet dezelfde wetten gelden als in China: one country, two systems. In de wetgevende raad, de LegCo, worden dertig mensen direct door het volk benoemd en dertig mensen door verkiezingen in verschillende beroepsgroepen. Het probleem is de verkiezing van de hoogste leider van Hongkong: tot 2017 wordt die chief executive benoemd door een college van twaalfhonderd kiesmannen, de leden daarvan zijn ofwel lid van het Chinese Volkscongres of ze worden benoemd door belangenorganisaties uit Hongkong. De huidige leider, Leung Chun-ying, is de derde chief executive. Hij is opgeleid in Groot-Brittannië en maakte na zijn terugkeer in Hongkong carrière in de vastgoedsector, waar hij miljoenen verdiende. De man die zijn eerste toespraak afstak in het Mandarijn, de taal van Peking, is nooit erg populair geweest in Hongkong.
Over drie jaar mogen de Hongkongers zelf hun chief executive kiezen en sinds 31 augustus weten ze hoe die verkiezing zal gaan. Na het referendum van Benny Tai en de zijnen was de hoop gegroeid dat China zou kiezen voor een uitgebreide interpretatie van het algemeen kiesrecht. Maar op 31 augustus liet Li Fei, senior lid van het Chinees Nationaal Volkscongres, weten dat een door de regering aangesteld comité alle kandidaten voor de verkiezingen zal ‘goedkeuren’. De kieslijst wordt bovendien kort gehouden: meer dan twee of drie kandidaten komen er niet op, aldus Li Fei. Hongkong reageerde geschokt. ‘Dat betekent de keuze tussen drie verschillende smaken vanille’, reageerde een criticus verontwaardigd.
Het is de grootste fout die hij heeft gemaakt tijdens zijn gouverneurschap, stelde Chris Patten vorig jaar in The Wall Street Journal. Het Verenigd Koninkrijk had vóór de overdracht verkiezingen moeten invoeren. De verwachting was echter dat de stadstaat dat recht vroeger of later wel zou krijgen. ‘Want je kunt mensen niet de controle geven over alle economische en sociale zaken in hun leven, maar ze niet toestaan te bepalen wie hun vuilnis ophaalt of hoe hun kinderen worden opgeleid.’
China verpachtte Hongkong sinds 1898 aan Groot-Brittannië, maar wilde het eilandengebied eind twintigste eeuw terug. In 1984 werd de overeenkomst gesloten om Hongkong dertien jaar later terug te geven aan China. Vanaf dat moment werd de overdracht voorbereid. Na de inwerkingtreding van de Basic Law zag het er goed uit voor Hongkong. Al in 1993 zei topofficial Lu Ping, verantwoordelijk voor Hongkong en Macau, in staatskrant People’s Daily: ‘Hongkong ontwikkelt zijn democratie in de toekomst volledig binnen de sfeer van de autonomie van Hongkong. De centrale overheid zal zich daar niet mee bemoeien.’ Tegen de zin van China voerde Chris Patten echter vlak voor de overdracht een aantal hervormingen door, zoals het verhogen van het aantal leden in de LegCo.
Afgesproken was namelijk dat Hongkong de vrijheden die het onder Britse leiding had zou behouden. Prins Charles overzag de ceremoniële overdracht in de haven van Hongkong: ‘Wij zullen u niet vergeten en we zullen met de grootste betrokkenheid volgen hoe u een nieuw tijdperk binnentreedt in uw opmerkelijke geschiedenis.’ Volgens velen klonk het als een waarschuwing aan het adres van China.
Sommige Hongkongers zagen de bui al hangen en verlieten de stad. Er werd gevreesd dat de overdracht de reputatie van het financiële zakencentrum weinig goed zou doen. Dat was ook precies waarom Peking de nieuwste autonome regio binnen China haar democratische karakter liet houden, schrijft Keith Richburg in zijn blog voor The Washington Post. Hij was correspondent voor die krant in Hongkong en in China. Peking wilde de bedrijven en financiële instellingen in Hongkong behouden. De belofte was schijn. ‘One country was voor China altijd belangrijker dan two systems’, verduidelijkt hij. ‘Beloftes voor meer democratie en algemeen kiesrecht waren precies dat: beloftes die bewust vaag gelaten werden.’
Het werkte, want de economie van Hongkong bloeit sinds 1997. Voor de vertrekkende Hongkongers kwamen jaar na jaar meer vastelanders naar Hongkong. De lucht is er een stuk schoner waardoor de stad een populaire locatie is voor kapitaalkrachtige Chinezen op zoek naar een beter klimaat. Jaarlijks verhuizen gemiddeld 54.000 Chinezen naar Hongkong. Ze kopen peperdure appartementen, beleggen hun geld in nog meer peperdure appartementen en maken het voor veel Hongkongers onmogelijk om een eigen huis te betalen. Veel sleutelfiguren in de Hongkongse media en economie hebben nauwe banden met de Communistische Partij. Neem de benoeming van Wang Xiangwei als hoofdredacteur van de gerenommeerde Engelstalige krant South China Morning Post. Wang Xiangwei was lid van een politiek comité in de Chinese provincie Jilin en werd op de redactie de ‘censor’ genoemd vanwege zijn vermeende zelfcensuur.
Tijdens de studentenprotesten werd de driehoeksrelatie tussen de Hongkongse politiek, Hongkong als zakencentrum en de centrale regering in Peking nog eens goed duidelijk. De regering stuurde een delegatie van zeventig zakenmannen naar Peking om de situatie te bespreken. Volgens Louisa Lim, auteur van The People’s Republic of Amnesia, een boek met getuigenissen over die andere opstand in 1989, was dat ‘niet alleen paternalistisch, maar liet het ook zien hoe slecht de regering begrijpt wat er onder de mensen in Hongkong speelt’.
In de stadstaat kruipen de wolkenkrabbers tegen de heuvels op. Wegen volgen de glooiende rotswanden en vinden sierlijk hun weg naar beneden, naar het water. Overal piepen bomen, struiken en planten tussen de tegels door. Groen gebladerte hangt langs de rotsen, en bomen groeien tussen de auto’s en naast de voetgangerstrappen. De mens heeft het in deze stad maar nét van de natuur gewonnen.
‘Vijftien jaar geleden was iedereen happy, nu is iedereen bang’, verwoordt een inwoner van Hongkong de gevoelens van veel stadsgenoten. De Britse roots zijn nog steeds herkenbaar aan de rode taxi’s met het stuur aan de rechterkant en de rechte wachtrijen bij de bushalte. De service in restaurants en winkels is ook veel beter dan in de rest van China en men heeft niet de gewoonte van het vasteland overgenomen om op het trottoir te spugen. De stoep mist ook het zwarte, vettige laagje dat neerslaat uit de uitstoot van auto’s. Tegelijkertijd is de Chinese invloed op het stadsleven de afgelopen zeventien jaar sterk toegenomen. De meeste uithangborden zijn tegenwoordig in het Chinees en de spreektaal is Kantonees. Hongkong lijkt een westers ministaatje in een verwarrende Chinese context.
Op belangrijke maatschappelijke terreinen is de westerse invloed echter nog groot. Zo is het Hongkongse onderwijssysteem gemodelleerd naar het Britse, inclusief schooluniform. De jongeren die nu in protest komen tegen de inmenging van Peking in hun systeem zijn goed opgeleid en maatschappelijk bewust. Hun argumenten en redenaties gaan veel verder en dieper dan waar een willekeurige Chinese leeftijdgenoot toe in staat is. Ze kijken je aan wanneer ze met je praten, spreken zonder schroom en stellen wedervragen. Ze mogen dan Chinees zijn, in hun ontwikkeling lijken ze weinig op de gemiddelde Chinese jongere.
Ze zijn óók Chinees, blijkt uit een rondvraag, zoals een New Yorker óók Amerikaan is en een Amsterdammer óók Nederlander. De studenten zijn opgegroeid na de overdracht van Hongkong aan China met de regels die China voor ze heeft opgesteld. ‘China heeft ons gevormd’, zeggen ze.
Veel jongeren vrezen echter dat de groeiende Chinese invloed op hun stad hun vrijheden in gevaar brengt. Op de universiteiten neemt de spanning toe, vertelt studente Ann (20). Haar zwarte haren zijn in een staart bijeengebonden en op haar T-shirt prijkt een geel strikje, het symbool van de democratiseringsbeweging. ‘Het is doodeng: ik weet niet precies wie pro-Peking is. Soms ben ik bij een debat tussen verschillende universiteiten en dan merk ik dat sommigen hun mening net even aanpassen. Ik voel gewoon dat er mensen zijn die hun mening niet durven te geven.’
Op Twitter werd de organisatie van Occupy Central de afgelopen dagen steeds cynischer ten opzichte van de Chinese Communistische Partij die ‘blijft zitten met een illegitieme overheid als ze chief executive Leung laat aanblijven’. Toch beweert Tai stellig dat hij de autoriteit van de Communistische Partij of de regering in Peking niet in twijfel trekt. ‘Ik wil dat Peking weet dat het niet om hen gaat, maar om hun beleid. Het gáát niet om het overleven van de Communistische Partij.’ Hij wil geen revolutie ontketenen, zegt hij als hij de menigte bij de overheidsgebouwen toespreekt, op de achtste dag van de bezettingen.
Is Benny Tai een Chinese Don Quichotte? ‘Ik zeg niet dat hij verkeerd zit’, zegt zakenman Gary Cheng, een van de woordvoerders van de pro-Peking-alliantie voor vrede en democratie. ‘Maar de Occupy-beweging kent het spel in Peking niet. Op deze manier kun je de regering niet van mening laten veranderen.’ Tai en de zijnen tonen zich geen analisten, maar louter activisten, vindt Cheng. Het belangrijkste argument van zijn alliantie: verandering mag wel, maar alleen door het spel te spelen volgens de regels van Peking.
De stelling dat de nominatiemethode van Peking ondemocratisch is en mensen zal uitsluiten van de verkiezingen in 2017 veegt Cheng van tafel. ‘Het comité zal alleen mensen uitsluiten die nadrukkelijk tegen Peking en tegen de Communistische Partij zijn. Dat zijn er maar heel weinig.’ Hij denkt even na. ‘Minder dan tien, vermoed ik.’ De zakenman vertegenwoordigt naar eigen zeggen ‘de stille meerderheid die nerveus en boos is’. Zijn aanhangers ‘houden niet van communisme, maar al helemaal niet van geweld’. Hoe groot de stille meerderheid is, weet niemand. Als er al cijfers zijn, dan zijn ze hoogst onbetrouwbaar.
In juli hield de alliantie een tegenreferendum, dat de bijna achthonderdduizend stemmen van Benny Tai moest relativeren. Zij haalden een miljoen stemmen op, al werd wel beweerd dat veel mensen vaker dan één keer hun stem uitbrachten. Veel ouders van studenten vallen onder de stille meerderheid. Ze willen de welvaart waar ze zo hard voor gewerkt hebben niet in gevaar brengen.
Peter (65) kwam een kijkje nemen toen anti-Occupy-demonstranten de barricades van de studenten in Mong Kok wegsleepten. ‘We hébben democratie’, zegt hij kwaad. ‘We kunnen gaan waar we willen en gemakkelijk geld verdienen. Straks raken we dat allemaal kwijt.’
Inderdaad mocht er in Hongkong altijd gedemonstreerd worden, maar die demonstraties volgden keurig de richtlijnen die daarvoor waren opgesteld. De wet werd nooit overtreden. De Occupy-aanhangers gebruiken nu voor het eerst die vrijheid om te demonstreren om nóg meer vrijheid te eisen: de vrijheid om in 2017 hun eigen vertegenwoordiger te kiezen.
Onder de stille meerderheid vallen ook veel vastelanders die naar Hongkong zijn gekomen om te werken. Er zijn er maar weinig die over hún ongenoegens willen vertellen. Ze worden gediscrimineerd, zegt een vrouw die haar naam niet wil geven. ‘Een dronken Chinees in de metro wordt aangepakt, in tegenstelling tot een westerling. Terwijl Hongkong veel van zijn welvaart aan de vastelanders heeft te danken.’
De luxe winkels aan Causeway Bay, waar de bezetters pal voor de deur hun kamp bouwden, halen veel omzet uit de drommen vastelanders die op vrije dagen hun geld komen uitgeven aan dure, westerse merken. Ze mogen dan minder vrij denken, en gevormd zijn in de postcommunistische mal van Peking, ze hebben wél geld.
Het zal veel van Benny Tai’s overredingskracht vragen om de angst bij beide partijen te bedwingen en de tegenstelling tussen ‘Occupy’ en de ‘stille meerderheid’ niet te laten oplopen. Aan Tai’s capaciteiten als leider van de Occupy-beweging werd door veel studenten getwijfeld. Het Chinese gezegde dat wanneer een academicus een demonstratie leidt die gedoemd is te falen, werd vaak aangehaald. Maar Tai omringde zich met ervaren activisten. Er mocht dan geen leider zijn, ‘we hebben hetzelfde doel’, zei hij na dagen van demonstraties. ‘Ik heb me nooit voorgesteld dat de inwoners van Hongkong zo’n groot verlangen naar ware democratie hadden’, sprak hij hoofdschuddend de menigte toe. Hij leek er amper door van zijn apropos. Aan de revolutie in Hongkong werkt hij al anderhalf jaar, en activist is hij heimelijk al sinds 1989.
Beeld: Demonstranten op Nathan Road in Hong Kong, afgelopen maandag (Brent Lewin / Getty).