Als na een half uur de studenten opbreken, worden wij, de journalisten en waarnemers, plotseling met veel kabaal door politie in burger gearresteerd. In paniek worden notities met namen versnipperd en opgegeten. Op het bureau volgt een urenlang ondervraging, intimidatie en beschuldiging van samenwerking met de guerrilla’s. Alsof er moet worden bekeerd, krijgen we een brochure uitgereikt met kleurenfoto’s van verminkte lijken, gruwelijkheden die zouden zijn begaan door de PKK. Door de deuropening zien we dat er ook Koerdische studenten zijn gearresteerd. In afwachting van hun verhoor moeten ze op hun hurken in de gang zitten. Een studente komt terug van verhoor met een bebloed en blauw geslagen gezicht. Bij toeval zie ik een lijst met 27 namen van gearresteerden, waaronder die van onze gidsen en tolk.
En dan, na zes uur vastgezeten te hebben, krijgen we te horen dat we op het vliegtuig naar Istanbul worden gezet. Zonder opgaaf van redenen. Maar eerst langs de dokter, die zonder verder onderzoek een formulier ondertekent dat niemand van de twaalf sporen van marteling vertoont. Volgens de Turkse kranten van de volgende dag zijn ‘twaalf buitenlandse journalisten Oost-Turkije uitgezet omdat ze autobanden in brand hebben gestoken en op die manier een demonstratie van studenten geprovoceerd hebben’.
Die twintigste en eenentwintigste maart worden bij demonstraties in heel Turkije honderden Koerden gearresteerd. Het merendeel van de 27 in Diyarbakir gearresteerde studenten zit nog steeds vast. ‘Turkey is a land of civilisation’, staat in vette letters op de folder in ons nieuwe hotel in Istanbul.
TWEE DAGEN EERDER. Stof, handkarren en rammelende bussen. Diyarbakir ligt ook voor de Turken erg ver weg, 900 kilometer ten oosten van Ankara. Op de straathoeken staan soldaten met mitrailleur. Het leger heeft het hier voor het zeggen sinds in 1987 de noodtoestand is afgekondigd. Er zitten 400.000 soldaten in Turks Koerdistan - waarschijnlijk, want het precieze aantal is geheim. Ook de oud-burgemeester van Diyarbakir heeft nooit te horen gekregen hoeveel soldaten en politie zijn stad telt: ‘Wat ik wel weet is dat het merendeel van hen in burger werkt.’ Die alom aanwezige onzichtbare vijand bepaalt de stemming in Diyarbakir. Iedereen is op zijn hoede. Veelvuldig wordt er over de schouder gekeken en vanachter de gordijntjes een blik op straat geworpen.
Turkije ontkent bij wet het bestaan van het Koerdische volk, hun taal en hun cultuur. Koerdische politieke partijen en kranten worden achter elkaar illegaal verklaard. In 1984 begon de PKK, de Koerdische Arbeiders Partij, haar guerrillastrijd voor een onafhankelijk Koerdistan. Naar schatting zijn daarbij tot nu toe in totaal 15.000 doden gevallen. Het leger voert een politiek van de verschroeide aarde. Dorpen die niet willen meewerken - ‘meewerken’ wil zeggen tegen betaling passerende guerrilla’s het dorp uit schieten - worden ontruimd en vernietigd. De minister van Binnenlandse Zaken noemde anderhalf jaar geleden het getal van 871 ontruimde dorpen, andere bronnen komen op 1500. Het gevolg is een grote vluchtelingenstroom. Westturkse steden als Istanbul, Izmir en Adana puilen uit door de komst van verdreven Koerden. Diyarbakir is in drie jaar tijd gegroeid van 300.000 inwoners tot een stad met 1,5 miljoen inwoners.
De Koerdische burgers in Oost-Turkije zitten tussen twee vuren. Wie niet tegen de guerrilla’s is, moet geweld vrezen van leger, politie of geheime diensten. Wie ‘meewerkt met het Turkse systeem’ moet rekening houden met geweld van de PKK. Neutraal zijn kan niet, in dit totaal gepolariseerde gebied.
HIKMET IS EEN hoge functionaris van de Moederlandpartij in de provincie Diyarbakir. De Moederlandpartij is de grootste oppositiepartij in Turkije. Het is de partij van de twee jaar geleden overleden Turgut Ozal, in de jaren tachtig de sterke man in Turkije. Hikmet heeft boven zijn bureau niet de gebruikelijke foto hangen van Ataturk, de oprichter van de Turkse staat. ‘Ataturks soldaten hebben mijn opa vermoord in de eerste Koerdische opstand van 1925.’ Zijn echte naam moet onbekend blijven. Pas als de deur dicht is, durft hij te praten.
Hikmet is bang. Bang voor de politie en het leger omdat hij voor zelfbeschikking van de Koerden is, en omdat hij aanhanger is van Barzani, de leider van de KDP, een Koerdische organisatie in Noord-Irak. ‘De vrije zone in Noord-Irak die is ingesteld na de Golfoorlog kan een begin zijn van een vrij Koerdistan.’ En dat is precies de reden waarom Turkije altijd tegen de vrije zone in Irak is geweest. Hikmet trekt een envelop uit zijn la en haalt er een gekopieerd krantje uit. Een KDP-nieuwsbrief. ‘Kan me zes maanden kosten als dit gevonden wordt.’
Maar hij is ook bang voor de PKK. ‘Die maakt de fout alle partijen fascistisch te noemen.’ Een gat in de stoep voor het gebouw van de Moederlandpartij is het bewijs van de aanslag die de PKK op de partij pleegde. Plotseling haalt hij vanachter zijn rug een pistool te voorschijn. ‘Om me te verdedigen, het geweld komt van alle kanten. Ik wil geen wapen, ik heb een pen, maar in sommige gebieden kan de pen niet overwinnen.’
Het is opmerkelijk dat Hikmet actief is bij de Moederlandpartij, want onder leiding van Ozal is in de jaren tachtig de repressie tegen de Koerden begonnen. Hikmet verdedigt zich: ‘Ozal wilde democratische oplossingen maar kreeg de kans niet van het leger. Dat heeft het hier voor het zeggen. De Koerden zijn politiek bewust geworden de laatste jaren. Het communisme van de PKK is hen vreemd, maar omdat ze vrijheid willen, omdat ze Koerden willen kunnen zijn, is er sympathie voor de strijd van de PKK. Europa en de VS met hun belangen in het Midden-Oosten belemmeren de ontwikkeling van de Koerden. Ze steunen de Turkse staat.’
Een paar straten verderop zetelen in een uitgewoond pand de sociaal-democratische partijen SHP en CHP, die net zijn gefuseerd. De sociaal-democraten zijn coalitiepartij in de regering van premier Tansu Ciller. Achter de kale tafel zit een ontvangstcomite van vijf kopstukken. De woordvoerder laat weten dat zij niet over ‘de kwestie’ durven te praten. ‘Politiek is eigenlijk onmogelijk’, zegt hij. ‘Mensen durven er niet over te spreken en journalisten en politici kunnen niet zonder gevaar voor eigen leven rondlopen.’ In 1993 zijn in Diyarbakir 131 mensen gedood. Nog maar twee maanden geleden is een partijgenoot verdwenen en drie dagen later, met sporen van martelingen, dood teruggevonden. De daders zijn onbekend. Hijzelf is twee jaar geleden opgepakt door de PKK en vijftien dagen vastgehouden. De boodschap: doe niet mee met de Turken. ‘De problemen, het geweld en de armoe, zijn enorm geescaleerd sinds het inwonertal van Diyarbakir is vervijfvoudigd.’
IN DE PAAR DAGEN dat ik in Diyarbakir zit is het aantal arrestaties nauwelijks bij te benen. De meest opvallende is het aanhouden in de nacht van 19 op 20 maart van de voorzitters van vier plaatselijke vakbonden. Aanklacht: het willen organiseren van een nieuwjaarsfeest. De opstelling van de Turkse autoriteiten heeft tot gevolg dat organisaties als vakbonden en mensenrechtenclubs het bestaan onmogelijk wordt gemaakt. De Koerdische politieke partij HEP werd een paar jaar geleden verboden en heropgericht onder de naam DEP, en heet nu, na een volgend verbod vorig jaar, de HADEP. Op het partijkantoor in Diyarbakir neemt Abdullah Akin, advocaat van beroep, de honneurs waar. Uiterlijk onbewogen vertelt Akin dat eind februari vijf Hadep-leden zijn opgepakt. Vier van hen zitten nog vast en zijn mishandeld. Even onbewogen vertelt Akin dat een plaatselijk lid in Bismil, 40 kilometer buiten Diyarbakir, een partijkantoor probeerde te openen. ‘Tien dagen geleden is zijn winkel in puin geslagen. Zijn vrouw en kinderen zijn op een vrachtauto naar Batman gezet en in een krottenwijk gedumpt. Pesterij van de politie, want het is volstrekt legaal wat hij deed. Via de landelijke Hadep hebben we geprotesteerd. Het commentaar van de autoriteiten was dat de man grote schulden had en daarom gevlucht is.’ De gedupeerde blijkt aanwezig, en is ongebroken: ‘Ik heb drie vrouwen en twintig kinderen. Mijn leven voor de strijd!’
Een land van dichte deuren
Neutraal zijn kan niet. Maar maak een keuze voor de ene partij en de andere straft je hardhandig. En dus zoeken de Turkse Koerden moeizaam het midden tussen verzet en aanpassing. ‘De PKK maakt de fout alle andere partijen fascistisch te noemen.’
DIYARBAKIR - Het is de ochtend van 20 maart. Honderd kilometer zuidelijker is het Turkse leger Irak binnengevallen. Maar dat weet nog niemand op het plein voor de universiteit van Diyarbakir, de onofficiele hoofdstad van Turks Koerdistan. Tweehonderd studenten dansen en zingen rond twee brandende autobanden. Ze scanderen leuzen en een van hen pleit in een toespraakje voor een vrij Koerdistan. Op dat laatste staat in Turkije enkele jaren gevangenisstraf. Twaalf buitenlanders, vier journalisten en acht waarnemers wonen de demonstratie bij. We zijn in Diyarbakir vanwege het Koerdische nieuwjaar dat wordt gevierd rond 21 maart en dat is uitgegroeid tot een verzetsdag. De laatste jaren leidde dat tot bloedige botsingen tussen Koerden en de politie.
www.groene.nl/1995/13