
‘Ik wil ervoor waken om mezelf buiten contact met anderen te plaatsen door te beweren: ik heb dit en dit meegemaakt, dit zijn mijn identiteitslagen, maar jij zal nooit hetzelfde zijn of je daartoe kunnen verhouden. Ik wil wel relateerbaar blijven’, zegt conceptontwikkelaar, programmamaker en presentator Sahar Shirzad. Ze is nog geen minuut op Skype verschenen of het gesprek duikt de diepte in.
‘In groep vier woonde ik hier twee jaar. Er waren klasgenoten die konden huilen omdat Sinterklaas niet bleek te bestaan of hun konijn doodging. Ik dacht toen vaak: really? Ik heb met mezelf op heel jonge leeftijd afgesproken, wetende dat ik thuis heel andere dingen meemaakte en een heel andere achtergrond had, dat ik te allen tijde mensen wil kunnen troosten, zonder per se mijn verhaal daarbij te betrekken of de ander het gevoel te geven dat die zich aanstelt. Vanaf toen werd mijn verhaal een realiteit in mijn achterhoofd, maar nooit een reden om levensverhalen naast elkaar te leggen. Zeker in mijn werk probeer ik die gelijkwaardigheid te behouden. Ik vind het belangrijk om dat te kunnen, omdat ik voorbij dat label van “de vluchteling” de dialoog wil voeren. Ik vind het jammer dat sommige van mijn witte vrienden bij mijn programma’s het gevoel hebben dat hun de mond wordt gesnoerd of dat hun verhaal er niet toe doet. Dat is niet mijn bedoeling. Ik wil niet dat de verbinding verloren gaat.’
‘Ik begrijp dat je wil dat mensen zich tot je kunnen verhouden. Maar bereik je dat door je verhaal minder uniek, groots en afwijkend te maken ten opzichte van de heersende norm, zodat mensen zich niet heel onbeduidend voelen met hun halfdode konijn, of door juist over de grote universele kernthema’s te spreken?’ vraag ik haar. ‘Mijn ervaring is dat je “relateerbaarheid” niet zit in wat je hebt meegemaakt, maar in de kwetsbaarheid in het spreken over datgene wat je hebt meegemaakt.’
Shirzad reageert direct. ‘Ik maak mezelf of mijn verhaal niet kleiner, maar heb wel besloten me niet te ergeren aan de verhalen die wellicht kleiner lijken. Om zo uit empathie te kunnen bewegen en mijn kwetsbaarheid te tonen. Zo heb ik reacties vanuit allerlei groepen gekregen op mijn videobrief “Mijn vrijheid kent geen thuis”, waarin ik vertel over wat nostalgie met me doet, wat de impact is van zoveel verhuizen en ik het einde van mijn relatie deel, omdat het ieder specifiek thema of specifieke groep oversteeg.‘
‘Ik probeer in mijn programma’s hetzelfde te doen, door het te hebben over ouders en kinderen, het relationele, identiteitsvraagstukken die we allemaal hebben, en van daaruit verschillende lagen aan te boren. Dus nogmaals, als het om het label “vluchteling” gaat, stel ik de vraag “wat verbindt ons?” niet als voormalig vluchteling, maar als mens.’
Shirzad is Afghaans en in 1998 op zesjarige leeftijd samen met haar familie gevlucht en uiteindelijk in Witmarsum in Friesland beland. Voor enkele jaren dan. Shirzad verhuisde daarna (vaak ongewild) nog twaalf keer in haar leven en kreeg nooit meer de kans een bezoek te brengen aan Afghanistan.
‘Als je wil dat zaken echt veranderen, moet het ongemak toch soms worden opgezocht?’ vraag ik haar. ‘Moeten we als uitgangspunt het ongemak van jouw witte vrienden nemen, die het gevoel hebben dat hun de mond wordt gesnoerd, of is het juist goed dat de groep die vaak het podium heeft en voor anderen het woord voert, dan even stil is en luistert?’

‘Nou, sterker nog’, zegt Shirzad, ‘ik had hier gisteren met een vriendin een hele vurige discussie over. Zij was een jaar geleden aanwezig bij mijn eerste programma over de meest gestelde vragen aan een vluchteling. Daarin wilde ik de witte mensen een beetje ongemakkelijk maken door ze te confronteren met het effect van opmerkingen als “wat spreek je goed Nederlands”, “ga je nog terug?” of “o, ben jij een vrouwelijke arts, zou je dat in Irak ook kunnen zijn?” Daarmee laat ik zien dat dit eigenlijk microracisme is. Maar zodra het woord racisme valt, gebeurt er dit in een zaal vol witte mensen.’ Shirzad deinst voor de camera achteruit en hapt naar lucht, zoals het publiek in een leeggezogen zaal.
‘Die vriendin werd zelfs nu weer emotioneel en vertelde dat bij dat woord voor haar de discussie klapte. Op mijn vraag waarom dat zo was, reageerde ze dat ze niet begrijpt waarom het zo erg is als ze vraagt waar je vandaan komt en het toch om de intentie gaat. En zo belandden we in een eindeloos heen-en-weer over intentie. Dat heb ik zo vaak met witte mensen.’
Shirzad zucht. ‘Deze vriendin is mij heel dierbaar en ik ken haar nu al tien jaar, maar hier komen we maar niet uit, omdat zij zich zo benadeeld voelt in haar intentie. “Maar jullie mogen het wel bij elkaar doen!” riep ze uit. Ja, dat klinkt hypocriet, maar als ik een vrouw zie die er hetzelfde uitziet als ik, dan vraag ik: “Waar kom je vandaan?”, en als ze dan Afghaans of Iraans is, ga ik in het Dari of Farsi over. Waarop die vriendin vroeg hoe haar intentie anders is dan de mijne. Uiteindelijk stopte ik haar en zei: “Onthoud dit: het gaat niet om jou.” Dat moet je soms begrijpen als groep die de meerderheid is op een plek of, sterker, in de samenleving. Dat het even niet om jou gaat. Het gaat niet om jouw intentie, het gaat niet om jouw verhaal. Het gaat erom dat we beginnen met een vraag die ons verbindt. Als wij onszelf zo zouden kunnen programmeren dat de eerste drie vragen geen betrekking hebben op uiterlijke vormen of identiteitslagen en we daarna pas persoonlijke vragen stellen, dan zouden we al veel verder komen.’
Het programma werd uiteindelijk de aftrap van een hele reeks, onder de noemer The Refugee Millennial in Humanity House in Den Haag. De programma’s worden gemaakt door en voor voormalige vluchtelingen die allen als kind met hun familie rond de jaren negentig naar Nederland zijn gevlucht. De interesse bleek groot. Binnen no time had Shirzad een beweging van millennials met een vluchtelingenachtergrond om zich heen verzameld die naarstig op zoek bleek naar verbinding en het delen van ervaringen en verhalen. De groep is enorm divers en kent verschillende identiteitslagen en privileges. Zo bleken veel witte of joodse vluchtelingen uit Rusland en Oost-Europa zichzelf niet altijd vluchteling te noemen en door de samenleving ook niet als zodanig te worden gezien.
Het essentiële verschil tussen ‘de vluchteling’ en een refugee millennial is volgens Shirzad de ervaring van een volwassene versus die van een kind. ‘Als kind dat gedwongen wordt met de ouders te vluchten, wordt je veerkrachtigheid heel anders getoetst. Eigenlijk wordt die aan je opgedrongen; je kunt niet anders. Je moet je ouders bij allerlei processen assisteren, waardoor je een stukje jeugd verliest. Hierdoor word je in veel opzichten de ouder. Dit geldt overigens niet alleen voor refugee millennials, maar ook voor veel tweedegeneratiekinderen uit de Marokkaanse en Turkse gemeenschap. Zo hoor ik van hen verhalen van kinderen die op hun dertiende moesten tolken bij de abortus van hun moeder. Als kind van een vluchteling moet je daarbovenop je ouders ook helpen bij je case. Je wordt de tolk, advocaat, belangenbehartiger, administratief medewerker, boekhouder. Het wordt niet van je gevraagd; het is je plicht. Dat ontneemt je je kinderlijke onschuld en eist al je veerkracht op.
‘We lopen voortdurend met een innerlijk conflict rond’, vervolgt Shirzad. ‘Door hier te zijn ben je het lopende bewijs dat jouw staat faalt, dat je uit een conflictland komt en je draagt dat conflict binnenin je, terwijl je vervolgens ook nog voortdurend over dat conflict bevraagd wordt, en dan nog die eindeloze bewijsdrang richting het systeem, een levenslange drang naar erkenning. Vluchtelingenkinderen worden systematisch zwaar ondergewaardeerd in het schooladvies. Ik ken tientallen refugee millennials die mavo-advies of lager kregen, maar vervolgens na een omweg wetenschappelijk onderwijs hebben afgerond. Terwijl je eigenlijk tegen kinderen moet zeggen: “Je hebt dit allemaal meegemaakt en je staat nu hier? Chapeau. We geven je de kans! Doe maar, we zien wel wat eruitkomt.” Je zal versteld staan van hoeveel veerkracht vertrouwen geeft aan kinderen.’
Shirzad trekt de lijn verder door. ‘We zitten echt in een revolutie als het om de stem van gemarginaliseerde groepen gaat. De vriendin waar ik het eerder over had, vroeg mij ook waarom het gesprek overschreeuwd wordt en het zo extreem moet. Toen ik internationaal recht studeerde kreeg ik het vak Law and ethics van Doctor Johnson, een Afro-Amerikaan die vooral Martin Luther King Jr. en Malcolm X aanhaalde. We spraken vaak over de stelling “fight extreme with extreme”. Die uitspraak heeft me nooit losgelaten. Dus ik vroeg aan die vriendin of ze ervan overtuigd is dat het extreme met het extreme moet worden bestreden. Ik weet het niet. Het blijft voor mij een van de meest filosofische vragen die ik voor mezelf nog steeds niet heb beantwoord. Ik vraag me af of verandering mogelijk is zonder revolutie.’

Altijd in reflectie op en met zichzelf. Shirzad is bijzonder scherp, eloquent én openhartig. Ik ontmoette haar voor het eerst bij de opname van mijn podcast De Angststudio op 11 november 2019 in Theater aan ’t Spui in Den Haag, waar ze vanuit het publiek het woord nam en geëmotioneerd sprak over de inval bij de Kick Out Zwarte Piet-bijeenkomst die net had plaatsgevonden. ‘Ik schaam me voor Den Haag, ik schaam me voor mijn stad’, zei ze, terwijl de aanwezigen ongemakkelijk stil werden en mijn hart een slag miste. Of zoals Shirzad later over onze coup de foudre bij monde van dichter Rupi Kaur zei: ‘You touched me, without even touching me’.
‘Het moest gezegd’, vond ze. ‘Dit is net gebeurd en we kunnen niet zomaar – zonder het zelfs maar te benoemen – over zo’n onrecht heen stappen.’ Zelfs al ging de avond over iets heel anders. Ze nodigde iedereen uit om die volgende zaterdag op het Malieveld tegen Zwarte Piet te demonstreren. Het tekent Shirzad ten voeten uit. Veel woorden, maar nog meer daden. ‘Het is heel mooi als je vanuit de positie van pacifisme kunt komen, maar dat is een privilege. Dat hebben we niet allemaal. Moeten we het raar vinden dat als er nu pas ruimte komt voor een stem die dan ook keihard klinkt? Ik denk dat witte mensen het gebrek aan ruimte heel erg onderschatten.’
‘Misschien onderschatten ze vooral de luidheid van hun eigen stem. Ze ervaren hun eigen extreem niet, dus begrijpen ze ook het extreme niet dat hierdoor wordt opgeroepen’, zeg ik.
‘Ze erkennen hun eigen extreem niet. We leven nog altijd in een land waar de leider niet eens op het punt kan komen om zijn excuses aan te bieden voor het verleden. Denken we nu echt dat het zo lang geleden is? Er leven steeds minder mensen die de Tweede Wereldoorlog nog hebben meegemaakt. Maar er zijn nog heel veel mensen die de segregatie en het kolonialisme aan den lijve hebben ondervonden of zelfs nog steeds ervaren. De tweede en derde generatie heeft eindelijk de ruimte en de stem om voor hun voorouders op te komen. Toen was daar geen ruimte voor. Dus waarom zou die niet luid en duidelijk mogen klinken?’
‘Voor eeuwig de vluchteling. Nu ben je het in dit gesprek weer’, merk ik op.
Ze lacht en kijk koket de camera in. ‘Dat komt door uw vragen, meneer Samueljan.’ (Farsi voor ‘mijn leven’, gebruikt als ‘liefje’.)
‘Hoe vermoeiend is dat?’
Ze aarzelt een seconde. ‘Het is vermoeiend op het moment dat ik mijn verhaal niet leef, maar word uitgeleefd. Maar wanneer iemand mij dit vraagt, zoals jij, van wie ik weet dat hij mij heel erg liefheeft’ – we blozen allebei – ‘dan voel ik mij niet uitgeleefd in mijn eigen verhaal. De reden dat ik dit concept heb ontwikkeld is dat ik ervoor heb gekozen dit label niet op mij gedrukt te krijgen, maar het zelf op te eisen en in eigen hand te houden. Ik ben enkele jaren politiek actief geweest voor de PVDA, was een tijd voorzitter van een lokale afdeling van de Jonge Socialisten en de jongste kandidaat voor de Gemeenteraadsverkiezingen van 2014 in Den Haag. De partij probeerde mij in de campagnes wel eens te framen door mij in te delen in de Schilderswijk, terwijl ik daar helemaal niet woonde. Ze vroegen mij voortdurend naar “mijn verhaal”. Ik deed het niet. Ik heb de hele campagne niet één keer het woord “vluchteling” gebruikt.‘
‘Ik wist dat op een gegeven moment de tijd rijp zou zijn om het woord zelf in te vullen, en dat doe ik nu als maker. Ik zit er helemaal in. Maar het proces is straks ook klaar.’ Overigens spreekt Shirzad net zo vaak over haar ‘feministische wateren’ en produceerde en presenteerde ze rond Internationale Vrouwendag – vlak voordat het land in lockdown ging – nog allerlei feministische talkshows zoals Bad Feminist in de Melkweg. Power to the vulva!
‘Corona?’ vraag ik.
Shirzad lacht. ‘Zegt-ie terwijl hij een sinaasappel schilt en zijn vitaminen binnenkrijgt. Moet ik nu ook een stuk fruit gaan eten tegen corona?’ grapt ze.
‘Hoe ervaar je deze tijd?’
Voor het eerst is Shirzad heel lang stil. ‘Mijn kracht wordt heel erg getoetst. Omdat letterlijk alles wat in mijn leven kon veranderen tegelijkertijd veranderde.’ Ze somt de ontwikkelingen op. Haar relatie van vijf jaar werd begin dit jaar beëindigd, een dag voor de quarantaine trok haar ex het huis uit, ze zaten opeens met het koophuis – Shirzads eerste vaste, eigen plek – en ze moest afscheid nemen van alle gezamenlijke visies en toekomstdromen, zoals het moederschap. En dan was er liefde in tijden van corona. Ze werd verliefd op mij. Een Afghaan en een Egyptenaar, samen in quarantaine. Crash and burn.

‘Mijn natuurlijke neiging is om dan te vluchten in werk om mezelf en anderen te tonen dat ik krachtig ben en doorzet. En dat deed ik ook in januari en februari, er waren werkweken van vijftig uur en meer. En toen kwam corona.’ Shirzad verloor al haar klussen en haar baan als programmamaker. ‘Ik besef dat meer mensen in de kunst- en cultuursector dit hebben: als ik langer was doorgegaan, was ik in een burn-out terechtgekomen. Dat je het gevoel hebt dat je moet rennen, alsof niets ooit af is. Iedere programmamaker die ik spreek beschrijft precies hetzelfde gevoel. Het moment van applaudisseren is nog niet geweest of we snellen alweer naar het volgende concept. Er is zelden tijd voor reflectie of waardering. Maar toen zat ik opeens thuis.’
Ze slaakt een diepe zucht. ‘En dat zorgt ervoor dat ik in confrontatie kwam met mezelf. En toen kwam God.’
Shirzad is niet religieus opgevoed. ‘Ik heb altijd een aanleg gehad voor spiritualiteit, maar ik kon de vinger er niet op leggen, waar het spirituele vandaan komt. Om me heen zie ik leeftijdsgenoten die met healers aan de slag gaan en aan meditatie en yoga doen. Ik vind het wrang hoe we op het wanhopige af met z’n allen op een kluitje gaan zitten en op zoek zijn naar innerlijke rust.’
‘Alles behalve God.’
‘Ja, want van God worden we mega ongemakkelijk. Ik herinner mij nog dat ik op m’n werk het nieuws las van vluchtelingen op zee die met stokken teruggeduwd werden en dat ik aan de telefoon met jou moest huilen, althans, ik liet een traantje. Ik zei: “Ik weet niet waar het met deze wereld naartoe gaat, ik word er echt hopeloos van, ik weet niet waar ik het voor doe, ik zit hier in een museum over de fucking vluchteling en in Griekenland zijn ze aan het verdrinken – wat doe ik?” Je deelde een hele mooie les. “Zoek de schoonheden van het leven op.” Ik voelde me zo’n nietsnuttige, geprivilegieerde, enorm geïntegreerde vrouw die eventjes kan huilen om een artikel en vervolgens haar yogamat op haar rug doet om op haar dure fiets naar yogales te gaan.’
‘Toen je me dat teruggaf kon ik met een iets minder zwaar geweten naar de yogastudio. Iemand fietste voorbij die naar dezelfde studio onderweg was. Het regende en mensen waren geïrriteerd en haastig aan het trappen naar kinderopvang en sportles. Toen zag ik dat de vrouw viel. Ik vond dat de grootste ironie van onze tijd. Ik dacht: zo druk bezig je te haasten naar meditatie, yoga, en dan val je op weg naar die rust. En ook wanneer ik zo’n yogaschool binnenkom, is iedereen naar binnen gekeerd, niemand die een praatje maakt. Na afloop wel, want dan hebben ze anderhalf uur hun werkmodus uitgezet. De connectie is er niet. Waar is de verbindende factor? We zijn als een soort zombies op jacht naar betekenis. De verbinding met God en met mezelf kwam pas toen ik niet in zo’n yogastudio tussen alle andere wanhopige generatiegenoten zat met: “geef mij spirituele erkenning”. Thuiszitten in quarantaine heeft me het grootste cadeau gegeven wat spiritualiteit betreft.’
‘Want wie is God dan, wat is het verschil?’
Shirzad denkt zichtbaar na, dan vervolgt ze: ‘Op het moment dat je op je app een yogasessie gaat aantikken en je zit daar met het idee van: “oké, in mijn weekrooster moet ik momenten inplannen van rust” of je maakt een planning van je meditatie – wat een fucking contradictie – dan geef je jezelf niet over. En ik denk dat mijn grootste struggle in relatie tot God was: het uit handen geven van controle. Want mijn spirituele leven was ook mega gecontroleerd. Hoe ben je dan spiritueel als je dat zelfs onder controle hebt? Ingepland. Ingekaderd. Afgebakende handelingen. En dat is onze valkuil. “O, ik ga even in mijn agenda zetten wanneer het volle maan is, want dan ga ik de dag daarvoor alles lezen over de uitwerking van die volle maan voor mij" – prachtig’, zegt Shirzad sarcastisch.
‘Ik moest op een gegeven moment de controle loslaten. Ik had niets meer in de hand. Ik had het gevoel dat het schilderij van mijn leven een wit canvas is en dat ik compleet opnieuw moest beginnen met het inkleuren daarvan, dat ik geen verf of kwast had. Maar het enige wat ik moest doen was omhoog kijken, mijn ogen dichtdoen en zeggen: “God, ik geef mij over.” En het moment dat ik me overgaf aan God heeft Hij me dag in dag uit, one step at a time, laten zien dat ik de kleur van mijn eigen leven ben, dat Hij mij geschilderd heeft. Dat ik het nooit mag zien alsof ik aan het schilderen ben. Pas als ik aanvaard dat God voor mij aan het schilderen is, worden de mooiste schilderijen gemaakt. Dat is echt heel magisch.’ Shirzads stem wordt steeds zachter.
We kijken elkaar dwars door het scherm recht in de ogen aan. Ik voel de haartjes op mijn armen rechtop staan.
‘Ik ben nooit alleen geweest, in mijn hele leven niet. Ik heb altijd in een studentenwoning gewoond, of met familie, of m’n kamer moeten delen’ – ze lacht – ‘van het azc tot samenwonen, er was altijd wel een geur van cultureel eten of geluid van gezelschap. Toen kwam de quarantaine waarin mensen met hun geliefden of hun huisgenoten binnen waren, en zat ik alleen. Maar ik heb me totaal niet eenzaam gevoeld. Wat onbewust mijn grootste angst was. Ik durfde heel lang niet eens alleen te slapen.‘
‘Het mooiste wat ik heb mogen leren in coronatijden is de angst los te laten, omdat ik van daaruit ook iemand veel dieper kan liefhebben en toelaten, omdat je dan ook niet vanuit angst voor die liefde kiest, of die juist wegduwt omdat je denkt: “O, ik word afhankelijk omdat ik het eng vind om alleen te zijn, dus ik kies voor iemand vanwege zijn gezelschap.” Kies ik dan echt voor diegene? Kiest diegene voor mij? Maar als je vol bent in je hart en je echt compleet voelt omdat je zo in verbinding met God en jezelf bent, dan kies je vanuit een hele andere plek.’

‘Waarom glimlach je zo?’ vraagt ze dan.
‘Ik vind het heel mooi wat je zegt en het is prachtig om te horen hoe het met die overgave zit’, zeg ik met zachte stem. ‘En tegelijkertijd doet het me ook wat als je zegt dat je voor het eerst alleen zit. Omdat ik denk: ik wilde dat het niet zo was en ik nu bij je was. Maar hoe kan ik dat willen als je dit proces doormaakt, want daar kan ik alleen maar dankbaar voor zijn. Dus dat voelt heel dubbel.’
We zijn allebei stil. Ik open de bijbel-app en lees haar Jesaja 41:10 (NBV) voor: ‘Wees niet bang, want ik ben bij je, vrees niet, want ik ben je God. Ik zal je sterken, ik zal je helpen, je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand.’ Ze vraagt aan mij om het te herhalen en luistert bedachtzaam naar ieder woord. ‘Is dat wat je nu voelt, in tijden dat mensen bang zijn: de bevrijding van angst?’ vraag ik haar.
‘Het vreemdste daaraan is dat ik niet het besef had dat ik angst had, tot ik er van bevrijd werd. Ik had het helemaal niet door. Ik had toch zo’n boeiend leven? Ik was toch zo’n interessante, 29-jarige programmamaker met een vriendje en een koophuis en het was allemaal zo leuk? Hoe kon ik nou angst hebben om alleen te zijn? Waarom zou ik bang zijn voor eenzaamheid en verlies, ik ben toch zo rijk? De arrogantie.’
‘Het is dat je het zelf zegt’, grap ik.
‘Nou ja, dat is wie ik was. Ben, wellicht nog steeds, maar ik leer. En ik moest blijkbaar alles kwijtraken om uit de arrogantie te stappen en te zeggen: “Nu ben ik nederig.” Ik denk dat ik met mijn karakter zeker wat bescheidenheid heb moeten aanleren om op een andere manier in mijn kracht te kunnen staan.’
Shirzad vertelt dat ze enkele weken daarvoor met een vriendin door het Scheveningse bos liep en een paar vriendinnen tegenkwam. Er werden corona-ervaringen uitgewisseld. ‘Ik gaf aan dat ik het gevoel heb dat dit een soort treinreis is. En alles in mij zegt dat wanneer we met z’n allen uitstappen, we in een enorme spits terechtkomen van een economische crisis, van sociale ongelijkheid die alleen maar gaat toenemen, een soort hel op aarde voor de kwetsbare groepen. Je kunt kiezen in welke coupé je gaat zitten. Ik merk dat sommige mensen er heel bewust voor kiezen om in de stiltecoupé te gaan zitten en niet te interacteren met andere mensen, dat anderen juist heel geëngageerd willen zijn en dit als een of andere spirituele reis zien, en dat weer anderen heel driftig de wifi gaan zoeken in een poging tot productiviteit. Zo maak je het karakter van iedereen mee. Maar dat we met z’n allen ook beseffen dat we geen idee hebben op welk perron we gaan uitstappen, maar wel dat het een fucking heftig spitsuur is. En of je daarin solidair bent, of je het hapje dat je hebt meegenomen zal delen of niet, je kunt deze hele situatie echt heel goed zien als één lange treinreis.’
‘Wie valt er tussen de rails?’
‘Precies. Hoe gaat het eigenlijk met de conducteur?’ Ze lacht. ‘Wat iedereen eigenlijk wil is een stukje eerlijkheid. Weten: komen we op vaste grond terecht of zakken we straks met z’n allen door de bodem? Iedereen wil de zekerheid van vaste grond onder de voeten, na al die turbulente bewegingen van de trein. Ik zei tegen mijn vriendinnen: “Zorg ervoor dat je voor jezelf in deze tijd in ieder geval één doel voor jezelf neemt. Waar gaat mijn reis over? Niet kijken waar iedereen om je heen mee bezig is, loslaten dat er geen zekerheden of antwoorden zijn, misschien zelfs dat de conducteur geen duidelijkheid geeft over waar naartoe gereden wordt, maar dat je in ieder geval voor jezelf weet: hier gaat mijn treinreis over.’
‘En waar gaat de jouwe over?’
Shirzad is abrupt stil. ‘Het is grappig, want ik wilde aangeven wat de antwoorden van mijn vriendinnen waren, maar nu bevraag je mij en val ik stil. Ik denk de liefde.’
‘Met een hoofdletter?’
‘Met een hoofdletter, maar ook zeker in hoe ik naar mijzelf kijk, de liefde voor mijzelf. Dat ik niet minder van mezelf moet denken, maar wel minder over mezelf. Die liefde gaat met bescheidenheid gepaard. Alleen van daaruit kan ik een ander liefhebben op een zachte en volledige manier.’
Deze serie is onderdeel van het boek Noodzakelijke gesprekken: Reflecties op een nieuwe wereld (september 2020, Uitgeverij Jurgen Maas).