‘Voilà!’ In zijn werkkamer aan de Boulevard Raspail in Parijs tovert Patrice Gueniffey zijn favoriete portret van Napoleon te voorschijn op het computerscherm. Bonaparte au Pont d’Arcole van Jean-Antoine Gros, uit 1796. De generaal is afgebeeld met wuivende haren, gestoken in het donkerblauwe uniform van de Franse Republiek, vooruit op zijn troepen, de tricolore om zijn heupen geknoopt.

Patrice Gueniffey, een boomlange historicus, gekleed in een smetteloos wit hemd en met vrolijke oogopslag, kijkt met zichtbaar plezier naar Gros’ weergave van de meest illustere figuur uit de Franse geschiedenis. ‘Dit is zo symbolisch. Je ziet Bonaparte alleen, met een banier in handen en op de achtergrond wat rook. Bedenk: hier wordt de slag bij Arcola verbeeld. Normaal krijg je dan twee legers, gevechten, maar we zien hem alleen. Dit schilderij toont het effect dat Napoleon had op kunstenaars. Stendhal, Victor Hugo, Beethoven, Berlioz – alle kunstenaars van de negentiende eeuw hadden een fascinatie voor Napoleon als uitzonderlijk individu.’

Van diezelfde fascinatie getuigt ook de enorme hoeveelheid biografieën die er over Napoleon zijn verschenen. Hij is de meest gebiografeerde persoon ooit, aldus Gueniffey. Toch vond Gueniffey, als gelauwerd historicus van de Franse Revolutie, het tijd voor een nieuwe blik. Het resultaat is een titanenklus in twee delen. In 2013 verscheen het eerste deel met de sobere titel Bonaparte. In dit boek volgt Gueniffey Napoleon van zijn jeugd op Corsica tot aan zijn benoeming tot consul voor het leven van de Franse Republiek, in 1802. Het boek over de tweede helft van Bonaparte’s leven, vol Europese veroveringstochten, is in de maak, al zit Gueniffey momenteel vast. ‘Al die veldslagen. Het is lastig. In de 21ste eeuw kun je niet meer aankomen met een hoofdstuk per veldslag. Veel te saai. Maar wat dan? Ik moet ze wel behandelen, maar ik heb er nog geen oplossing voor.’

Eigenlijk, zo vreest Gueniffey, heeft hij de meest spannende periode uit Napoleons levensloop al achter de rug. Die van een onstuimige jongeling uit een gegoede familie (maar niet aan de top van de tribale hiërarchie op Corsica) die ooit hoopt te heersen over zijn geboortegrond. Die van een adolescent die opgroeit onder de strakke tucht van de Franse kostscholen en écoles militaires. Die roem vergaart als militair genie en met een staatsgreep de absolute macht naar zich toe trekt. Dit is de man van wie Madame de Staël zei dat hij de rest van het mensenras anoniem maakte.

Wat Gueniffey nog wacht is Austerlitz, Jena, Wagram, de Russische campagne. De oorlogshandelingen kortom die voorgaande generaties Napoleon-vorsers zo mateloos boeiden, maar hem minder interesseren. Om zijn gedachten te verzetten is Gueniffey maar aan een parallel boek begonnen: een vergelijking tussen Napoleon en De Gaulle, beiden de geschiedenis in gegaan als mannen die Frankrijk van zichzelf redden.

Patrice Gueniffey, directeur d’études op de École des Hautes Études en Sciences Sociales in Parijs, kreeg alom lof voor zijn Bonaparte. Hij sleepte verschillende prijzen in de wacht, waaronder een prestigieuze onderscheiding van de Académie Française. En terecht. Het boek is energiek als Napoleon zelf, de man die ‘als een komeet’ oprijst uit het niets. Die met verve verschillende rollen speelt: revolutionair, pamflettist (eventjes), veroveraar, diplomaat, republikeins dictator, breker van koningen, monarch. Voor Gueniffey heeft Napoleon iets van een ‘tovenaar die met gemak wisselt niet alleen van rol en kostuum, maar ook van naam en zelfs van uiterlijk. Zie de schilderijen. Geen enkele Napoleon lijkt echt op de andere.’

Langs het platgetreden pad van de Napoleon-studie ziet Gueniffey dingen waar anderen snel aan voorbijgaan. Napoleons tijd in Egypte, bijvoorbeeld, neemt een groot deel van het boek in beslag. Bonaparte overtuigt het landsbestuur van het nut van een Egyptische campagne om de Engelsen de pas af te snijden en handelsroutes naar India te openen. Egypte is ook een kans voor Napoleon om weg te zijn uit Parijs op een moment waarop daar voor hem niets te halen valt. En doordat hij even uit het zicht is, is zijn rentree des te spectaculairder, een truc die vaker in Napoleons voordeel uitpakt.

‘Hij is een klassieke held, maar tegelijkertijd is hij een burger die het te stellen heeft met huiselijke sores’

‘Zo gaat dat met een biografie’, zegt Gueniffey. ‘Je kiest episodes uit, weegt ze, legt ze naast elkaar, om er zo achter te komen welke gebeurtenissen het meest vormend zijn geweest. Daarom is Egypte zo belangrijk in Bonaparte. Dat is geen weekendje weg of een vakantie. In Egypte wordt Napoleon wie hij later zal zijn. Hij leert daar besturen, hij leert over het belang van religie voor een staat. Deze tijd wordt normaal slechts vluchtig behandeld. Hooguit oriëntalisten vinden het echt belangrijk, maar in veel werken over Napoleon komt Egypte maar mondjesmaat aan de orde.’

Met eenzelfde strategische precisie zoomt Gueniffey in op Napoleons huwelijk. De aristocratische Joséphine de Beauharnais is wellicht geen logische partner voor iemand uit de middenklasse en de periferie. Deze vrouw wordt hem onder de aandacht gebracht door een vriend, de staatsman Paul Barras. Joséphine is zes jaar ouder, weduwe van een generaal die geëindigd is onder de guillotine. Het is een verbintenis uit liefde, daarvan is Gueniffey overtuigd. Moeizaam is het huwelijk ook. Joséphine ligt slecht bij haar schoonfamilie, ze krijgen geen kinderen, en bovendien is ze ontrouw.

‘Joséphine maakt de bourgeoiskant van Bonaparte’s persoonlijkheid duidelijk’, zegt Gueniffey. ‘Hij is een klassieke held, maar tegelijkertijd is hij een burger die het te stellen heeft met huiselijke sores. Daar gaat geen grote politieke invloed van uit, maar het is onmiskenbaar onderdeel van zijn karakter. En Joséphine speelt indirect een erg belangrijke rol. Ze vormt een verbintenis tussen de oude samenleving en de nieuwe. Ze komt uit een klein adellijk geslacht. Ze kent iedereen in de aristocratie van de late achttiende eeuw. Zij geeft Napoleons militaire regime legitimiteit bij de aanhangers van het oude regime.’

De Engelse vertaling van de achthonderd pagina’s die Gueniffey nodig heeft om Napoleons opmars tot alleenheerser van Frankrijk te beschrijven, bezorgde hem één kleine teleurstelling. De Amerikaanse uitgeverij koos voor sobere schetsen van Jacques-Louis David op het omslag. Ook mooi, maar niet zo meeslepend als de weergave van Gros op de Franse editie, aldus Gueniffey. Dat is tenminste een schilderij met een verhaal. ‘Je ziet dat Bonaparte duidelijke instructies heeft gegeven over hoe hij moet worden afgebeeld. Hij begrijpt wat er nieuw is aan hemzelf, en dat het publiek dat moet zien. Hij snapt het belang van pr in de moderne wereld, dat politiek anders is dan vóór zijn tijd. Daarom is hij de eerste grote propagandist, iemand die kranten, schilderijen, toneel, gedichten en boeken inzet om zijn persoonscultus te vormen. Vandaag de dag zijn we hieraan gewend. We weten dat politiek voor een groot deel om publiciteit draait. Maar toen was dat nieuw.’

Nieuw is hoe dan ook een sleutelbegrip in Gueniffey’s Bonaparte. De historicus zet een Napoleon neer die de overgang vormt tussen het Europa van de oude regimes naar de moderne staat, met de burgerij als locus. Zijn Bonaparte is er een die de revolutie voortzet, maar tegelijk beëindigt. Napoleon, meent Gueniffey, is een paradoxale oplossing voor die turbulente periode in de Franse geschiedenis. Uit de revolutie wordt een nieuwe samenleving geboren, gestoeld op de gelijkheid van rechten, maar ze slaagt er niet in om een stabiel bestuur te vestigen. Volgens Gueniffey kun je Napoleon alleen begrijpen vanuit die situatie. De revolutie schudt alles door elkaar. Napoleon raapt de brokstukken op en tuigt een nieuw Frankrijk op. Daar komen wilskracht, ambitie en tomeloze werkdrift bij kijken. En, zegt Gueniffey, ‘een stevige dosis geluk’.

Geluk?

‘Hij is de juiste man op het juiste moment. In één generatie experimenteert Frankrijk met alle politieke vormen. Het is een storm van gebeurtenissen, experimenten en ook geweld. En in die storm is er gelegenheid om persoonlijk de geschiedenis ter hand te nemen. Napoleon komt precies op het goede moment. Hij is twintig als de revolutie uitbreekt, het juiste moment om aan een carrière te beginnen. Vijf jaar later is de revolutie in zijn meeste intense fase voorbij. Wat ook telt: hij is een noodzakelijke buitenstaander. Iemand die in het hart van de revolutie is geboren en daar volop onderdeel van is, kan nooit zoals Napoleon worden. Hij komt van Corsica en heeft hooguit interesse in de revolutie als die iets voor Corsica kan betekenen. Hij ziet de revolutie als een kans om het hoofd van de Corsicaanse patria te worden. Ancien régime, nieuw regime, het doet hem allemaal niet zo veel. Hij heeft alleen zijn geboorte-eiland voor ogen.’

‘Hij is de eerste grote propagandist, iemand die schilderijen, toneel en boeken inzet om zijn persoonscultus te vormen’

En dat voor iemand die eigenlijk ook op Corsica een buitenstaander is, van onduidelijke Italiaanse komaf.

‘Precies. En zijn hele jeugd heeft hij in Frankrijk op school doorgebracht. Hij is geen echte Corsicaan, en de Corsicanen zien dat. Uiteindelijk moeten hij en zijn familie vluchten van het eiland, nadat hij in de politieke omwentelingen de kant van Frankrijk heeft gekozen. In zekere zin is dat ook een gelukkig lot. In Frankrijk vindt Napoleon een veel breder platform voor zijn vele talenten.’

De wervelende omstandigheden die Napoleon opstuwen, heeft Gueniffey uitstekend in de vingers. Lastiger vindt hij de held van het verhaal zelf. Bonaparte is volgens hem extreem moeilijk te doorgronden. ‘Hij is een enigma dat je niet kunt oplossen. Maar je kunt het wel benaderen.’ Dat benaderen doet Gueniffey door juist de tegenstrijdigheden van Bonaparte volledig te aanvaarden. Zijn Bonaparte is een figuur die overal deel van uitmaakt maar tegelijkertijd overal buiten staat.

‘Hij is een man die nergens vandaan komt. Hij is niet echt een Corsicaan, niet echt een Fransman. Hij is alleen maar zichzelf. Geen voorouders, nog zonder nageslacht, afgezien van een niet-erkende bastaardzoon. Het is een leven dat letterlijk buitengewoon is. Er is niemand zoals hij, zo theatraal, zo heroïsch en zo anachronistisch ook. Hij verschijnt op het toneel aan het einde van de achttiende eeuw, waarin een bourgeoiswereld ontstaat, met alle nadruk op privé-belangen, het huiselijk leven, het interne bewustzijn. Ineens is daar Napoleon, als een wederopstanding uit een diep verleden. Een type heerser als Alexander de Grote. Er zit moderniteit in hem, en tegelijk iets antieks.’

Over de vraag wat de grootste misvatting is over Napoleon moet Gueniffey nadenken. Uiteindelijk: ‘Dat hij past in het rijtje dictators als Hitler of Stalin. In het nazisme en communisme zit ideologie. Er zit geen ideologie in Napoleon. Hooguit Frans nationalisme. Zijn idee is om de erfenis van de Franse Revolutie te conserveren en naar heel Europa te exporteren. Ik probeer te laten zien dat hij een echte man van de achttiende eeuw is, een product van de Verlichting. Uiteindelijk is zijn doel om te realiseren wat Kant had geschreven in zijn Naar de eeuwige vrede. Bonaparte is een dictator, zeker, maar van het type verlicht despoot. Die botsing maakt hem zo fascinerend.’

Gueniffey begint aan Bonaparte in 2007, met een lezing waarin hij afrekent met de courante visies op de kleine Corsicaanse generaal (die overigens een normale lengte had voor zijn tijd). Door liberale historici wordt Napoleon gezien als een antiliberale stap terug in de tijd na een democratische revolutie. In de marxistische traditie is hij een wegbereider voor de bourgeoisie die de negentiende eeuw zal bepalen. Volgens Gueniffey is allebei waar. Bonaparte is een klassieke antidemocratische heerser, maar staat ook symbool voor hoe de burger de macht grijpt.

‘Ook voor Nietzsche is Napoleon een enigma: een symbool van grootsheid in een wereld die geen grootsheid toestaat’

In de jaren daarna is het vooral veel lezen. Niet zozeer van oorspronkelijke bronnen, die zijn goeddeels kaalgegraasd, maar van eerdere pogingen om het mysterie Napoleon te doorgronden. Gueniffey bestudeert ze allemaal en maakt minutieuze aantekeningen. ‘Maar bij het schrijven legde ik die allemaal weg. Mijn geest scheidde het nuttige van het onnuttige. Pas daarna zocht ik de anderen weer op, om te kijken of er een cruciaal feit was dat inging tegen mijn interpretatie.’

Het resultaat is een boek dat zuinig is met citaten en rijk aan creativiteit. Gueniffey zegt sterk te zijn beïnvloed door literaire bronnen. ‘Voor mij is Chateaubriand een nuttiger bron dan wat veel geschiedkundigen hebben geschreven. Hetzelfde geldt voor Nietzsche, die heeft mijn blik misschien nog wel het meest bepaald. Nietzsche is de meest diepgaande analyticus van het karakter van Napoleon. Hij heeft nooit een lange tekst of een boek over hem geschreven, maar zijn aforismen en aantekeningen over Napoleon zijn precies raak. Ook voor Nietzsche is Napoleon een enigma: een symbool van grootsheid in een wereld die geen grootsheid toestaat. Nietzsche hangt aan Napoleon als een soort laatste hoop dat de mens niet verloren is.’

Machiavelli is nog een schrijver die regelmatig opduikt in Bonaparte. U laat de Corsicaan en de Florentijn zelfs met elkaar in dialoog gaan.

‘Bonaparte is machiavelliaans. Hij leest De heerser. Als staatshoofd doet Bonaparte precies wat Machiavelli zei: deels leeuw, deels vos zijn. Dat stelt hem in de gelegenheid om de Franse staat op te bouwen zonder al te veel geweld. Zijn verzoening met de kerk, tegen alle revolutionaire en militaire meningen in, de amnestie voor de émigrés die verdreven zijn door de revolutie, dat zijn allemaal machiavelliaanse successen. Ze getuigen van een gevoel voor realiteit, vertrouwen in de raison d’état en groot politiek talent.’

U spreekt, en schrijft, over het leven van Napoleon als een toneelstuk. Kijkt u zo naar de geschiedenis, alsof het theater is?

‘Napoleon is tragedie, in de klassieke, theatrale zin. Hij is mysterieus en er zit grandeur in iedere fase van zijn leven. Het is een leven zonder gaten, zonder verspilde tijd. De plekken waar hij komt zijn ook buitengewoon. Zijn kroning in de Notre Dame. Op een bepaalde manier ridicuul, maar met enorme grandeur. Zijn ontmoetingen zijn groots, zoals met de Oostenrijkse keizer na de slag bij Austerlitz. Of zijn ontmoeting met tsaar Alexander op een vlot op de Niemen-rivier. Je ziet dat Napoleon houdt van het theatrale. Hij beschouwt zichzelf als een acteur op het wereldtoneel. Zijn allerbeste eigenschap is in feite zijn vooruitziende blik. Hij weet hoe hij omstandigheden moet analyseren, ziet kansen en weet die vervolgens te grijpen.’

Waarom neemt Napoleon, ondanks zijn dictatoriale trekjes, nog steeds zo’n speciale positie in onze verbeelding in?

‘Er is een kant van Napoleon die sleets is geworden en dat betreft de oorlogen. Tot aan het begin van de twintigste eeuw was Napoleon voornamelijk beroemd vanwege zijn veldslagen. Nu spreekt Austerlitz nauwelijks meer tot de verbeelding. Twee wereldoorlogen hebben gewapende strijd in een kwaad daglicht gezet. Maar wat ons vandaag de dag wel fascineert, is hoe Bonaparte zich opwerkt. Hij erft zijn positie niet, maar verovert deze. Napoleon staat voor het idee dat alles mogelijk is voor een enkel individu, als hij maar hard werkt en talenten heeft. Dat is het ideaalbeeld van het moderne individu. Dat gaat nog verder dan meritocratie. Het gaat om het idee dat de menselijke wil sterker kan zijn dan alle beperkingen die de realiteit met zich meebrengt. We koesteren de overtuiging dat de mens soeverein is. Napoleon is de verzinnelijking daarvan.’

Ten slotte: Waterloo 1815, overal uitvoerig gememoreerd, behalve in Frankrijk, zo lijkt het.

‘Het is apart. Ik word van alle kanten gevraagd om commentaar te geven op tweehonderd jaar Waterloo. Gisteren nog, een Thaise journalist. Maar hier in Frankrijk is het relatief stil. Behalve toen België aankondigde een herdenkingseuro te willen slaan. Toen kwam er rumoer. De Franse regering vond dat er op die manier een Engelse overwinning werd gevierd, en protesteerde daarom. Ridicuul. Waterloo was misschien een drama voor Frankrijk, maar geen vernedering. Het was een eervolle nederlaag. Waterloo was bovendien een grote gebeurtenis voor Europa. Het begin van de negentiende eeuw, het definitieve einde van de Franse Revolutie, het begin van bijna een eeuw vrede in Europa. Dat moeten we herdenken.’