‘Tourbussen rijden zonder te stoppen door Ilakaka, de vensters gesloten uit vrees voor bandieten.’ Zo staat het in de gids over Madagascar van Hilary Bradt. Een uitstekende reisgids, al overdrijft de auteur hier wel een beetje. In het gelukzoekersstadje, dat ongeveer dertig procent van de wereldmarkt voor saffier bevoorraadt, moet je op je tellen passen. Maar je riskeert je leven niet als je er op klaarlichte dag uitstapt.

Zodra een medewerker van de Franse stenenhandelaar Marc Noverraz me komt vergezellen, kan ik ongehinderd mijn gang gaan. Enthousiaste kindjes begroeten de blanke pottenkijker met ‘salu vazaha’ en vanuit een bar wuift een wulpse prostituee me met haar lange wimpers zwoelte toe. De mannen tegen de gevel van het café staren mij meesmuilend aan. Een auto rijdt met veel kabaal voorbij, in de laadbak dansende militanten met spandoeken voor de burgemeestersverkiezing van volgende week. Tijd nemen om foto’s te maken durf ik niet goed. Ik druk hier en daar stiekem af, zoals iemand die probeert om ongezien in zijn neus te peuteren.

Er gaat veel geld om in Ilakaka. In de haastig in elkaar getimmerde barakken langs de kant van de weg is net zo veel te koop als in de Malagassische hoofdstad Antananarivo. Ook luxegoederen zoals laptops, iPods en flatscreens staan in de winkels te blinken. In het casino kun je het fortuin dat je hebt opgegraven meteen verspelen. Aan de meeste barakken hangen uithangborden met de woorden ‘sapphire’ of ‘gems’. Achter de planken – stenen gebouwen zijn nog in de minderheid – worden edelstenen verhandeld en soms bewerkt. De markt van de roze saffier is vooral een Amerikaanse aangelegenheid terwijl de blauwe saffier elders het meest begeerd is. De mooiste stenen gaan naar ervaren specialisten in Sri Lanka of Thailand om te snijden en te slijpen. Een kleiner deel komt ook in Antwerpen terecht. Het kleine grut blijft ter plaatse.

Ilakaka lijkt op een nederzetting van goudzoekers in het Wilde Westen, maar dan wel met centraal een witte moskee. Vóór het nieuws over de saffieraders in de ondergrond zich in 1998 verspreidde, stonden hier alleen een paar hutten. Van overal, later ook uit Sri Lanka, Thailand en Afrika, kwamen de fortuinzoekers. Ze vestigden zich aan weerszijden van de rn7, een van de weinige geasfalteerde wegen op het eiland. De stad groeide als kool en migranten hokten bijeen met streekgenoten, zodat ze hun eigen tradities, met de specifieke fadi’s of taboes, in ere konden houden.

Na bijna tien jaar heeft het stadje nog steeds iets geïmproviseerds. Lange tijd werd de benzine er per jerrycan aangevoerd, maar nu heeft Ilakaka in het noorden toch een gloednieuwe benzinepomp. Voor de watervoorziening is een groot deel van de bevolking nog aangewezen op tankwagens. De mannen die de mijnen uitgraven, wonen met hun gezinnen in schamele hutten op het hete zand, waar de kinderen tussen de kippen rondscharrelen.

Niemand weet hoeveel inwoners Ilakaka precies telt. De schattingen lopen uiteen van twintig- tot zestigduizend. Het aantal slinkt doordat de exploitatie van de mijnen minder rendabel is geworden. Er moet steeds dieper worden gegraven, waarbij de kans om levend begraven te worden in een instortende schacht toeneemt. De vondst van olie hier in de buurt heeft de droom van de fortuinjagers weer aangeblazen.

Net als in een goudzoekersstadje uit een western lopen velen in Ilakaka gewapend rond. Toch lijkt de sfeer overdag niet vijandig. Als de nacht valt, neemt ook het geweld toe.

De moord op 30 januari 2007 in Sakaraha, tachtig kilometer buiten Ilakaka, op Mohammed Jamal Khalifa was meer dan regionaal nieuws. Jaarlijks telt men een dertigtal moorden in Ilakaka. Een van de slachtoffers die in september de kranten haalden was een Malagassische zakenman – de politie gaf alleen zijn voornaam vrij: Ernest – die een saffier had gekocht ter waarde van bijna 23.000 euro. De Saoedische stenenhandelaar Khalifa, die volgens Agence de Presse Africaine vooral zaken deed met Antwerpen en Lausanne, bezat in Ilakaka sinds 2000 een concessie van een saffiermijn.

De plaatselijke bevolking vernam pas na zijn dood dat hij een zwager was van Osama bin Laden. En niet zomaar een zwager. Bin Laden en Khalifa leerden elkaar in 1976 kennen op de universiteit van Jeddah. In 1985 reisde Khalifa naar Afghanistan, waar hij Bin Ladens vertrouweling werd. Het volgende jaar trouwde hij met de zus van Osama. Dat maar weinig mensen in Ilakaka Khalifa kenden is niet vreemd: hij had pas in 2006 bezit kunnen nemen van zijn mijn. Bij zijn aankomst bleek de concessie te zijn ‘overgenomen’ door onbekenden; Khalifa had de politie moeten bellen om ze te verjagen.

De plaatselijke media hadden maandenlang een fijne kluif aan de moord. Albert Rakondravao, directeur van het departement misdaadonderzoek, verklaarde begin februari in de Franstalige krant Midi Madagasikara dat het om een simpele misdaad ging, eentje zoals je er in Ilakaka dertien in een dozijn hebt. Maar dat de versie van een eenvoudige roofoverval in twijfel werd getrokken, hoeft niet te verwonderen.

Mohammed Jamal Khalifa was niet alleen de echtgenoot van een van de zussen van Bin Laden, hij stond ook bekend als een vroegere financier van terroristische cellen. Zijn bewegingen werden door de Amerikaanse geheime diensten dan ook nauwlettend gevolgd, tot vlak voor zijn dood. Interpol Washington gaf enkele dagen voor de moord, op 22 januari 2007, nog informatie over Khalifa door aan de fbi, de National Security Agency en het Department of Homeland Security. Het betreffende bulletin, aldus J.M. Berger van Intelwire.com, repte van een project ‘[which] was initiated to proactively target terrorism from captured terrorists’.

Uit de Amerikaanse overheidsstukken die Berger verzamelde blijkt dat de cia na 11 september 2001 al een paar mannetjes naar Madagascar had gestuurd om de mogelijke betrokkenheid van Khalifa bij de terroristische aanslagen op Amerikaans grondgebied te onderzoeken. Volgens deze rapporten werd toen een zekere Amin, een mijnarbeider die voor Khalifa werkte, ondervraagd. De conclusie van de cia: Khalifa kan in verband met de aanslagen van 9/11 niets ten laste worden gelegd. Vreemd genoeg kreeg hij in Saoedi-Arabië wel een soort huisarrest. ‘Na de aanslagen van 11 september 2001 werd hij gearresteerd door de Saoedische overheid en kreeg hij enkele jaren lang het verbod om naar het buitenland te reizen’, schreef The Guardian na Khalifa’s dood: ‘Hij was een man met vele vijanden.’ Met zijn broer begon hij in Jeddah een restaurant. In 2003 klaagde hij tegenover de bbc over de restricties: ‘Ik kan niet reizen, ik kan niet weg, ik kan met niemand zaken doen. Mijn bedrijven gaan ten onder, bijna bankroet.’

De Amerikaanse en Filippijnse autoriteiten zijn wel altijd overtuigd geweest van Khalifa’s betrokkenheid bij het moslimterrorisme in het zuiden van de Filippijnen. Volgens hun inlichtingendiensten zou hij de voormalige leider en oprichter van de Filippijnse terreurorganisatie Abu Sayyaf, wijlen Abdurajak Janjalani, hebben aangezet om in de jaren tachtig in Afghanistan te gaan vechten. Khalifa nam een Filippijnse tot vrouw en bezocht het land geregeld om ‘zakelijke’ redenen. Hij zou Janjalani geld hebben gegeven om zich af te scheiden van het Moro National Liberation Front, een andere rebellenorganisatie in het zuiden van de Filippijnen, en Abu Sayyaf eind jaren tachtig fondsen hebben toegestopt via een islamitisch liefdadigheidsproject. In zijn laatste interview, voor hij op 4 september bij een vuurgevecht om het leven kwam, bevestigde Khadaffi Janjalani, de jongere broer van de oprichter van Abu Sayyaf, dat de organisatie financiële steun kreeg van twee mannen die dicht bij Bin Laden stonden. Eén van hen was Jamal Khalifa.

Over de precieze band tussen al-Qaeda en Abu Sayyaf bestaat onduidelijkheid. Volgens sommige bronnen is er geen sprake van daadwerkelijke samenwerking en droomt de Filippijnse rebellenorganisatie daar alleen maar van. Toen ik in juni 1999 op de Filippijnen was en op het eiland Basilan enige tijd gekidnapt werd door Abu Sayyaf ging onder de plaatselijke bevolking het gerucht dat Osama bin Laden af en toe naar het zuiden van de Filippijnen kwam en dat hij daar zelfs een minnares onderhield. Het is moeilijk na te gaan in hoeverre dergelijke geruchten op waarheid berusten en of het hier misschien om een verwisseling van Bin Laden en zijn zwager gaat. Maar het blijft wonderlijk dat Bin Laden toen al, meer dan twee jaar voor 9/11, onder de bevolking een bekende figuur was.

Jamal Khalifa heeft zijn betrokkenheid bij het terrorisme op de Filippijnen en elders altijd ten stelligste ontkend. De zaterdag voor zijn dood publiceerde de Filippijnse krant The Daily Inquirer nog een brief waarin hij zelfs expliciet stelde: ‘Ik heb nooit enige som geld aan een persoon of een groep gegeven en zeker niet aan Abu Sayyaf.’ Khalifa had Afghanistan in 1986 verlaten, naar eigen zeggen na onenigheid met Bin Laden. Ze zouden elkaar sindsdien alleen nog hebben gezien op een familiebijeenkomst, toen Osama bin Laden in Soedan verbleef.

Voor de VS gold Khalifa echter ook als de ‘onaangeklaagde samenzweerder’ van de bomaanslag van 1993 op het World Trade Center in New York. Het brein achter deze aanslag, Ramzi Yousef, had banden met Abu Sayyaf en Khalifa. Toen Khalifa in 1994 op de luchthaven in San Francisco werd gearresteerd omdat zijn visum niet in orde was, bevond hij zich in het gezelschap van het al-Qaeda-lid Mohamed Loay Bayazid. Wat in de bagage van Khalifa werd aangetroffen was niet mis: zelfgeschreven terrorismehandboeken en een adres- en telefoonboekje waarin de elite van al-Qaeda, inclusief Osama bin Laden, stond vermeld. Dankzij nog andere documenten van Khalifa kwamen de Amerikaanse speurders Ramzi Yousef en Khan Amin Shah op het spoor. Beide heren werkten op dat moment aan een scenario om in januari 1995 een dozijn vliegtuigen boven de Stille Oceaan te laten ontploffen. Drie weken daarna werd Yousef door de Filippijnse politie opgepakt. Ook Shah liep in de val die de politie met behulp van Khalifa’s documenten had opgezet. Later zei Yousef tegen een celgenoot dat Shah verraden was door een informant. Hij zwoer dat de verrader zou worden berecht. Was Khalifa, de zwager van Bin Laden, die informant? In elk geval brachten de Amerikanen hem niet voor de rechter. Hij zat zes maanden vast. Een terdoodveroordeling in Jordanië wegens een bomaanslag werd in die periode herroepen; nadat Yousef was gearresteerd kreeg Khalifa al zijn bezwarende bezittingen terug en tijdens het proces tegen Yousef werd de naam van Khalifa nooit voluit gebruikt.

Op Madagascar liepen de versies over de gebeurtenissen uiteen en de krantenverslagen spreken zichzelf op sommige punten tegen. Aanvankelijk hadden de bladen het in februari over een roofmoord, uitgevoerd door een in de streek beruchte dahalo of gangsterbende. Onder commando van een bendeleider die bekend stond als ‘Dr Olivier’ zouden ruim twintig bandieten Khalifa hebben aangevallen. Hij kreeg een kogel in de borst en een in de rug en werd volgens een ander bericht ook nog bewerkt met een bijl. Zijn laptop, twee mobiele telefoons en een aktetas werden meegenomen. Toen de politie de volgende ochtend op Dr Olivier af ging, sloeg de gangster op de vlucht. Hij werd in de rug geschoten en overleed.

Bij Dr Olivier thuis werd een nieuw paspoort gevonden en zijn oude papieren leken verdwenen te zijn. Er werd ook een safe aangetroffen, maar het is niet duidelijk of de gestolen bezittingen van Khalifa in het bezit waren van Dr Olivier. Een ander lid van de bende werd levend ingerekend. Volgens een krant bekende hij zijn betrokkenheid bij de moord, maar beschreef hij de overval als het werk van zes bendeleden. Ten slotte was er ook nog een ooggetuige die gezien had dat de aanvallers een soort militaire uniformen droegen. Desalniettemin bleven de meeste kranten vasthouden aan de versie van een aanval met meer dan twintig gangsters.

Het onderzoek liep omstreeks 8 februari vast. Drie van de vier verdachten die de politie had opgepakt waren Arabieren, en volgens Midi Madagasikara kon de lokale politie geen tolken vinden die het Arabisch machtig waren. Een van de verdachten zou zelf een tolk zijn geweest, maar de politie vreesde voor manipulatie bij de vertalingen van de ondervragingen. Daarop werd een speciale eenheid belast met het verdere onderzoek en droogden de perslekken stilaan op.

Eind februari kwam Midi Madagasikara met een nieuw element. Ooggetuigen zouden een vrouwelijke verdachte hebben geïdentificeerd die in de nacht van de moord bij Khalifa verbleef. Bij de aanval zou de vrouw in de voet geschoten zijn, maar omdat er aanvankelijk geen vermoeden van haar betrokkenheid was, liet de politie haar gaan.

Later concludeerden onderzoekers uit de gevonden voetafdrukken rond de plaats van de misdaad dat de vrouw de moordenaars naar de kamer van Khalifa had gebracht. Mogelijk zou de vrouw, die voortvluchtig is, de aanvallers ook van wapens hebben voorzien. Volgens de berichten was ze een partner van ene Paul Fils, die Khalifa zijn Peugeot 405 ter beschikking had gesteld om van Ilakaka naar Sakaraha te rijden. Ook deze Paul Fils is sindsdien een verdachte.

Een jaar na de moord blijven vele mogelijkheden en motieven open. Achter de aanslag op Khalifa zouden geheime diensten kunnen schuilgaan, zoals cnn-analist Nic Robertson suggereerde. Of misschien werd Khalifa getroffen door de wraak die Ramzi Yousef had gezworen. Een afrekening in de saffierwereld is evenmin uit te sluiten. Zelfs met een banale roofmoord, zoals ze er in Ilakaka dertig per jaar tellen, moet rekening worden gehouden – maar dat is wel het minst waarschijnlijk.

Het lijk van Khalifa werd onder politie-escorte achthonderd kilometer noordwaarts naar de hoofdstad gereden. De Saoedische regering charterde een Boeing 777 om het lichaam van de 49-jarige man te repatriëren. Op de internationale luchthaven Ivato in Antananarivo bezwoer de minister van Buitenlandse Zaken de Saoedische delegatie, waaronder familieleden en een ambassadeur, dat alles in het werk zou worden gesteld om de daders te vatten.

Blijkbaar konden de Malagassische autoriteiten de Saoedi’s niet overtuigen, want in Ilakaka streken later Saoedische geheim agenten neer. Volgens Khalifa’s broer Malek was de plaatselijke politie niet te vertrouwen en heeft die niets ondernomen om de aanslag te verijdelen. Een beschuldiging die nauwelijks wordt tegengesproken door plaatselijke bronnen. Integendeel: Philibert Andrianony, de jonge politiechef in Ilakaka, gaf vorige maand in een radioreportage van de bbc toe dat sommige van de onderbetaalde agenten collaboreren met gangsterbenden. In de Arabische krant Al Hayet ging Malek Khalifa nog een stap verder. ‘Nadat ik de manoeuvres van de overheid had gezien, was ik ervan overtuigd dat de regering van Madagascar Jamals lot verkocht had aan internationale inlichtingendiensten’, verklaarde hij.

Dus zetten de Saoedi’s maar zelf de jacht in. Naar verluidt zijn sindsdien vijf personen die mogelijk betrokken waren bij de roofoverval spoorloos. En de Saoedi’s hebben de Malagassische autoriteiten verzekerd dat ze de berechting van andere arrestanten in deze zaak op de voet zullen volgen.