
In de zomer van 1949, in de Negev-woestijn, niet ver van de grens met Egypte, wordt een jong bedoeïenenmeisje door Israëlische soldaten meegenomen naar hun legerkamp. Haar gezelschap, een groepje Arabieren en zes kamelen, ligt doodgebloed in het hete zand. De soldaten sluiten het meisje op in een tent en vernederen en verkrachten haar. Daarna schieten ze haar dood. Haar hond, die de aanval overleeft, jankt luid door de nacht.
Het is de nasleep van de oorlog van 1948, die Palestijnen de Nakba noemen (de Catastrofe) en Israëliërs de Onafhankelijkheidsoorlog. Adania Shibli, een Palestijnse schrijfster die in Berlijn en Jeruzalem woont, neemt dit waargebeurde verhaal over het vermoorde meisje als uitgangspunt voor haar korte roman Een klein detail en doet er iets wonderlijks mee.
Dwars door het boek loopt een grens: stilistisch én qua chronologie. Het eerste deel speelt zich af in de Negev, in augustus 1949, waar we door de ogen van een Israëlische legercommandant zien hoe hij en zijn mannen de woestijn afspeuren naar Arabieren. ‘Soms zag hij hun tengere, zwarte gedaanten tussen de heuvels heen en weer dansen.’ Het legerkamp is omringd door ‘monotone, stille zandheuvels’, de woestijn brandt. De verteller vertoont psychopathische trekjes, vlekken dansen als ‘waanzinnige insecten’ voor zijn ogen. De toon is koud, kil en mechanisch. Shibli laat de zinderende hitte zijn werk doen, het contrast tussen de vurige schoonheid van het landschap en de kilte van haar verteller, en telt de dagen af tot de moord: 13 augustus 1949.
In het tweede deel van het boek ontmoeten we, decennia later, een naamloze Palestijnse vrouw. Ze is net verhuisd, het is ochtend in haar appartement in Ramallah. Ze is doodmoe. Aan de overkant van de straat staat een jankende hond die haar de hele nacht wakker hield. Haar slapeloosheid voedt haar, de toon is wild, wankel, manisch. Op haar werk leest ze een artikel over de moord op het bedoeïenenmeisje. Er staat van alles in, maar niet hoe het meisje zich voelde. Wie zij was. Haar oog valt op de datum van de moord: haar verjaardag.
Dit ‘kleine detail’, dat zonder het oplettende oog van de verteller vooral een toevalligheid zou zijn gebleven, verbindt de twee verhalen. De vrouw in Ramallah gaat op zoek naar informatie over het meisje. Ze huurt een auto en doorkruist het met grensposten bezaaide landschap; absurde, maar levensbedreigende grensposten. ‘Zodra ik achter het stuur van de kleine witte auto heb plaatsgenomen en het sleuteltje omdraai, lijkt het alsof een spin zijn web om me heen weeft, zo strak dat het een ondoordringbare barrière wordt, ook al zijn de draden nog zo breekbaar en dun. Dat is mijn angst die me de weg verspert, ontstaan uit mijn angst voor wegversperringen.’ Haar angst, geworteld in haar onvrijheid, kleeft als een onzichtbaar weefsel aan haar ledematen en dringt haar geest binnen.
Terwijl ze door Israël rijdt, op weg naar haar bestemming, de plek van de moord, kijkt ze af en toe op de landkaarten die op de bijrijdersstoel liggen, kaarten van voor én na 1948. Ze rijdt langs weggevaagde Arabische dorpjes, ze noemt ze bij naam: ‘Khirbat al-Oemoer, Bir Ma’ien, Boerdj, Khirbat al-Boewaira, Bait Sjanna…’ De landkaarten liggen op en over elkaar, als contrasterende waarheden, geschiedenissen, levens. Ze kijkt steeds op de Israëlische kaart, ‘uit angst dat ik zal verdwalen in de plooien van het landschap’. Haar zoektocht naar het meisje leidt haar naar musea en archieven, en uiteindelijk naar dezelfde stille, monotone zandheuvels waar het meisje al die jaren geleden werd vermoord. Daar loopt ze, gedesoriënteerd en angstig, door het hete zand, tussen de palmen en de terpentijnbomen, rechtstreeks de armen in van Shibli’s verontrustende, meesterlijke ontknoping.
Net als de kaarten op de bijrijdersstoel schuiven de twee delen van Shibli’s vertelling over elkaar heen; heden en verleden lopen in elkaar over als semi-transparante landschappen. Echo’s klinken door de tijd, de jankende honden en brullende kamelen, de zinderende hitte van de Negev, het gouden zand waarin al dat bloed wegsijpelt. Shibli gaat een grens over, bedachtzaam en nauwkeurig, en plaatst de twee vertellers naast elkaar in haar reconstructie van de moord op het naamloze bedoeïenenmeisje.
‘Ik schrijf niet over Palestina’, zei Shibli in een interview. ‘“Over Palestina nadenken” is een geprivilegieerde positie die ik niet zou willen innemen. Mijn werk (…) ontstaat uit en komt voort uit Palestina als een conditie van onrecht; uit het normaliseren van pijn en degradatie. Het maakt de grenzen van taal zichtbaar.’
In Een klein detail is de politiek in de verte aanwezig, zoals in de bombardementen in Gaza, die dof klinken in de nacht, of in de taal van de oude man in de nederzetting Niriem, waar ooit de tent stond waarin het meisje werd verkracht. In tegenstelling tot de vrouw uit Ramallah, die stamelt, stottert en aan zichzelf twijfelt, spreekt de man met heldere stem over de geschiedenis van zijn land, ‘alsof hij een dunne, rechte draad afrolt, die niet gemakkelijk door te knippen is’. Het is de taal van de staat.
‘Het feit dat het meisje een kwart eeuw voordat ik ben geboren, is vermoord, hoeft niet te betekenen dat haar dood mij zo raakt en zo verbonden is met mijn eigen leven dat het mijn plicht is om haar verhaal boven water te krijgen’, denkt de vrouw uit Ramallah. ‘Sterker nog, ik ben de laatste die daartoe in staat is, met al dat gestamel en gestotter van mij. Kortom: het slaat nergens op dat ik me zo verantwoordelijk voor haar voel en dat ik zo bang ben dat ze anoniem zal blijven en dat niemand ooit haar stem zal horen.’
Zoals een kunsthistorica een origineel onderscheidt van een vervalsing door naar de details te kijken, zo laat Adania Shibli zien dat de ‘waarheid’, als we die al kunnen achterhalen, in de allerkleinste details zit. Ze preekt niet, is niet politiek, behalve in haar recht haar eigen stem te doen gelden. Een klein detail is een prachtig gecomponeerde, huiveringwekkende tekst die geen tegenspraak duldt. Zelden las ik zo’n haarscherpe en sidderende weergave van hoe het is om te leven in een continue staat van onteigening en angst.
Adania Shibli wordt op vrijdagavond 24 maart geïnterviewd door Arnon Grunberg in De Balie in Amsterdam