Vindt u dat er sprake is van een pornoficatie van de samenleving? Vond u de uitspraak van prinses Máxima dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat ook een beetje dom? Was het burgemeestersreferendum in Utrecht een farce? Moet bondstrainer Marco van Basten na de nederlaag tegen Roemenië niet uitzien naar een andere baan? Moeten de Nederlandse troepen langer in Uruzgan blijven? Vindt u Biertje? eigenlijk ook de echte winnaar van de reclameslogan van de eeuw? Heeft Doris Lessing de Nobelprijs voor de literatuur wel verdiend? Zou u de kosten in het buitenland voor de beveiliging van Ayaan Hirsi Ali hebben gedragen?

Het is maar een kleine selectie aan onderwerpen waarover u mogelijk recent uw mening hebt gegeven. Onze mening ergens over geven doen we tegenwoordig volop. Op standpunt.nl en bij de laatste opiniepeiling van Maurice de Hond, als reactie op een oproep van Geenstijl en bij het burgemeestersreferendum in Utrecht, als een cameraploeg ons op straat een microfoon voorhoudt en via een ingezonden brief in de krant. Het gaat ons gemakkelijk af, dat geven van een mening over de meest uiteenlopende onderwerpen. Maar wie op allerlei meer of minder belangrijke maatschappelijke vragen een gefundeerd antwoord wil geven, heeft daar een dagtaak aan.

Want wat wordt verstaan onder pornoficatie, wat zei Máxima precies, hoe deed het Nederlands elftal het tijdens de andere kwalificatiewedstrijden, waar ging het bij een burgemeestersreferendum ook al weer om, onder welke voorwaarden was Nederland eigenlijk naar Uruzgan gegaan, hoe kwam het dat Biertje? niet won, wat heeft Lessing allemaal geschreven, wat vind ik dat de verdediging van de vrijheid van meningsuiting mag kosten? Ook dit is maar weer een selectie uit te beantwoorden vragen die een mening van inhoud kunnen voorzien. Want voordat je een mening hebt, moet je je die eerst vormen. Een mening hebben is gemakkelijk, je een mening vormen veel moeilijker. Toegeven dat je ergens (nog) geen mening over hebt, is zo mogelijk nog moeilijker.

De Groene Amsterdammer markeert zijn 130-jarige bestaan met dit extra dikke nummer en met De Avond van De Groene Amsterdammer in de Stadsschouwburg Amsterdam, gewijd aan dat thema: Elke mening telt – telt elke mening? Is het wel zo dat alle meningen even zwaar wegen? En is deze democratisering van de mening wel zo goed? Zijn weblogs even relevant als standpunten van politieke partijen? Is mondigheid een zegen of een gevaar? En kan een kleine voorhoede van verstandige mensen de wereld nog wezenlijk beïnvloeden?

Dat laatste leek in de (politieke) praktijk irrelevant geworden, nadat in 2002 de ontevreden kiezer was opgestaan en naar de politiek had geschreeuwd: jullie, in jullie ivoren toren in Den Haag, weten helemaal niet waar wij ons zorgen over maken, waar wij in ons dagelijks leven mee worstelen. Het uiten van een mening, élke mening, liefst schreeuwend, werd een middelpuntvliedende kracht. Niets kon worden tegengesproken. De politicus luisterde ademloos naar de burger, in plaats van andersom. Onrustgevoelens, hoe banaal ook, moesten worden ‘gehonoreerd’ of ‘erkend’. Zo slingerde Nederland van het ene uiterste naar het andere.

Maar er tekent zich een kentering af. Of zoals de voormalige Duitse minister van Buitenlandse Zaken Joschka Fischer het onlangs in Der Spiegel, terugkijkend op zijn zevenjarige ambtstermijn, eerlijk zei: ‘… die discussies met mensen die vaak niet eens weten waarover ze het hebben – dit alles heeft mij uitgeput.’

Ook in Nederland doet zich die moeheid voor. Dat leidt tot een voorzichtige restauratie. Een mening? Ja graag, maar dan wel gestaafd met feiten en argumenten. In die meningsvorming kan de intellectueel die het publieke debat niet schuwt een belangrijke rol spelen. Uit de ivoren toren, naar de opiniepagina, het praatprogramma of het debat in de aula van de school. Dat wil niet zeggen dat alleen de mening van de publieke intellectueel telt. Ook die van u en ons telt mee. En dan niet alleen één keer in de vier jaar als we mogen stemmen op een politieke partij. Of bij een referendum – al ziet het er voorlopig niet meer naar uit dat de politiek dat middel aandurft.

Een ouder kan, uit eigen ervaring, weten hoe school-, opvang- en werktijden beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Een docent ziet elke dag weer of leerlingen van vijftien jaar in staat zijn zelfstandig te werken. Een zieke ervaart aan den lijve hoe de gezondheidszorg georganiseerd is en heeft suggesties om die zorg te verbeteren. Een stadsmarinier kent zijn buurt en kan vertellen welke aanpak voor probleemjongeren effect heeft. Je hoeft, kortom, geen mastertitel te bezitten of georganiseerd te zijn in een belangengroep om een gefundeerde mening te hebben.

Burgers moeten zich realiseren dat de macht wel degelijk bij hen ligt, op elk niveau. Daarvoor is herstel van goed burgerschap nodig, want burger zijn is iets anders dan consument zijn. Burger zijn brengt plichten met zich mee. Een mening is iets anders dan een klaagzang. Klagen is gemakkelijk. Zelf eraan meewerken dat maatschappelijke problemen worden aangepakt en er dingen veranderen is veel moeilijker. Wie dat aan den lijve ervaart, staat ook minder snel met zijn mening klaar. Dat geldt overigens niet alleen voor gewone burgers, maar ook voor publieke intellectuelen en politici.