In 1971 werd Hancke artistiek leider van Proloog in Eindhoven, waar hij sterk bijdroeg aan de politisering in het werk van deze, voor een publiek van jonge mensen en jeugdige arbeiders werkende toneelgroep. In het jaar van zijn aantreden maakte hij een voorstelling waarover ik mijn eerste grote artikel over theater in De Groene Amsterdammer schreef: een stuk van Peter Weiss over het kolonialisme van Portugal in Centraal Afrika, Het Lusitaans Gedrocht. Een kloeke, utopische voorstelling. De Brabantse bourgeoisie was gechoqueerd. Hancke had de smaak te pakken - hij is in Eindhoven permanent blijven provoceren.
De trotskist Rik Hancke drukte bijna vijftien jaar zijn stempel op het politieke theater in Nederland. Hij bewonderde de onlangs overleden econoom Ernest Mandel, hij geloofde in links-radicale infiltratie binnen de sociaal- democratische vakbonden, hij wantrouwde de ontwikkeling naar een sterke staat. Over de parlementaire enquete rond de IRT-affaire had Hancke vast en zeker (en snel) een mooi brok politiek toneel gemaakt, met hilarisch over elkaar heen buitelende ambtenaren en politiecommissarissen in dragende rollen. Ironie en de bourgondische, gulle lach - die had Hancke aan zijn kont hangen.
De problemen rezen toen hij (evenals een aantal geestverwanten) in het midden van de jaren zeventig zijn politieke ambities - binnen de trotskistische Vierde Internationale - en de culturele opdracht om toneel te maken niet meer uit elkaar kon houden. Hancke en de zijnen verdwaalden in een kruisbestuiving van theater en propaganda. Vanaf een bepaald moment was niet meer duidelijk of Proloog de beginselen uitdroeg van een politieke ‘groupuscule’ of onafhankelijk theater. Die verwarring leidde tot splijtzwammen en uiteindelijk tot de artistieke ondergang van Proloog.
Na zijn jaren in Eindhoven is Rik Hancke zijn ambities min of meer trouw gebleven. Hij regisseerde regelmatig bij de Vlaamse komedianten van Vuile Mong en zijn Vieze Gasten, hij werkte (midden jaren tachtig) mee aan een mooie produktie over de geschiedenis van Polen. Hij wilde ook wel eens van zijn geloof vallen (door rollen te spelen in het ‘grote toneel’ en in het commerciele circuit).
Een paar jaar geleden ontmoette ik hem in Antwerpen. We spraken over de vraag waarom Proloog indertijd niet koos voor teksten van Bertolt Brecht, Jean Genet, Boris Vian en Fernando Arrabal. ‘Dat waren in onze ogen pessimisten, en cultuurpessimisme was in het politiek theater not done’, antwoordde Hancke.
Ik wacht met spanning op zijn produktie van het enige in Nederland ongespeelde Genet-stuk, Les paravants (De wanden) - nu actueel geworden door de huidige toestand in Algerije.