Een van zijn laatste grote moordzaken was die tegen de Verpleger in Maastricht. Die hielp met insuline-injecties menig oudje naar de andere wereld. Koch: ‘Dat was een langdurig en spectaculair proces. Hij wilde in zijn verpleeghuis alles ordelijk houden. Wie begon af te takelen, was potentieel slachtoffer. Ik hoor het hem nog zeggen, een beetje lispelend: “Tegen de onrust en de pijn, edelachtbare.” ’
Toen hij al jaren rechtbankverslaggever voor De Telegraaf was, kon hij voor zijn krant correspondent in Parijs worden. Koch sloeg het aanbod af. Hij verkoos de vrijheid van de misdaad boven de Champs-Elysees en Montmartre. Koch: ‘Een correspondent wordt om de haverklap door de krant gebeld. Of je niet even in je bolide wilt stappen en hier of daar heen wilt scheuren om een stukje te schrijven.’ Als rechtbankverslaggever kon hij rustig de rechtbankrollen doornemen en iets van z'n gading uitkiezen. Maar hij heeft bepaald niet stilgezeten, de misdaad was hem in het bloed gaan zitten. Hij weet niet meer precies hoeveel zaken hij voor De Telegraaf heeft beschreven, maar het moeten er honderden zijn geweest. Elke week zo'n stuk of drie, soms vier. Af en toe maar een, in de komkommertijd. Die bestaat ook in de misdaad.
KOCH BEGON BIJ De Telegraaf in 1949, als sportverslaggever. Na een jaar of zes stapte hij over naar de misdaad, waar hij zich meer dan vijfentwintig jaar mee zou bezighouden. ‘Er ging iemand weg die geregeld rechtszaken deed, hoewel minder vaak dan ik later. Dat plekje kon ik overnemen. Rechtbankverslaggeving zag ik wel zitten. Het is een boeiend genre, want het heeft zowel het pakkende verhaal als het nieuwselement in zich. Je moet menselijke lotgevallen en hartstochten bij de kop kunnen nemen, wil je de mensen aan het lezen houden.’
Niet alleen moord en doodslag stonden op zijn programma. Ook de kleinere zaakjes van de politierechter leverden vaak een boeiend verhaal op. Net als grotere zaken waarbij geen geweld kwam kijken. Het door Koch beschreven proces tegen meester-inbreker Louis M. bijvoorbeeld, die uiteindelijk struikelde over een kleine kraak. Dat proces leverde mooie anekdotes op. Zo vulde M., die zijn buitenwettelijke praktijken niet onder stoelen of banken stak, ooit op zijn belastingformulier als beroep ‘inbreker’ in. Na het ontvangen van zijn aanslag klaagde hij de belastinginspecteur aan wegens heling, omdat die aanspraak maakte op geld afkomstig uit misdadige activiteiten.
Maar moordaanslagen waren toch wel het spectaculairst. Koch versloeg ze niet alleen in Nederland. Hij reisde ook naar het buitenland, onder meer om de processen tegen de Duitse terroristen van de Baader- Meinhofgroep te volgen. Daar kreeg hij nooit genoeg van. In Israel woonde hij het zwaar beveiligde proces tegen de extreem- linkse kamikazeterrorist Okamoto bij, de enige overlevende van een Japans zelfmoordcommando dat op een Israelisch vliegveld talloze bedevaartgangers neermaaide. Okamoto kreeg vele malen levenslang, Koch beschreef het proces in geuren en kleuren. Een detail dat hij graag in zijn stuk had opgenomen, hoorde hij pas veel later. Koch: ‘Okamoto had zo'n berouw gekregen van zijn daad, dat hij het joodse geloof had aangenomen. Om zijn bekering tastbaar te maken, had hij zich in zijn cel met een of ander puntig voorwerp - hoe hij daar aangekomen is, blijft een raadsel - een provisorische besnijdenis toegebracht.’
ZIJN EERSTE MOORDZAAK kan hij zich nog goed herinneren. Een zaak met een staartje. Koch: ‘Dat was het proces tegen Lodder, een bouwkundig opzichter. Diens vrouw voelde zich niet zo best. Ze wilde op de boerderij bij haar ouders in Oud-Beijerland wat op verhaal komen. Lodder kwam elk weekend vanuit Gouda naar haar toe. Hij had in Gouda een verhouding met een aantrekkelijke juffrouw, in wie hij meer zag dan in zijn arme vrouw. In zijn vestzakje had hij de arsenicum zitten, dat was lekker makkelijk. Als hij dan ’s avonds voor zijn vrouw zorgzaam wat melk klaarmaakte, was het toevoegen van het gif in een handomdraai gebeurd. Hij heeft levenslang gekregen.’
Uiteindelijk heeft hij het met de dood moeten bekopen. In de gevangenis liep hij tegen de beruchte Dokter O. aan. Die wist hem in de gevangenis met cyaankali te vergiftigen, nadat hij Lodder zo gek had gekregen dat hij in een brief de moord van Dokter O. op zich nam.‘
Sinds die eerste moordzaak, ergens in de jaren vijftig, is er veel veranderd. Koch: 'In het begin trokken we nog een gekleed pak aan als we naar een moordzaak gingen. Later was het niet meer zo bijzonder. Er is natuurlijk veel meer geweld gekomen. Tegenwoordig vinden kinderen een lijk in de bosjes. Of er drijft iemand in de Prinsengracht. In onze begindagen kwam dat niet voor.
Ik heb het idee dat ik de gouden jaren van de misdaadverslaggeving heb meegemaakt. Er speelde zich in mijn jaren een enorme variatie aan zaken af. Tegenwoordig wordt alles overwoekerd door drugs. Dat is steeds maar hetzelfde. Weer een koerier, weer een grote dealer. Men weet dat zo langzamerhand wel, dat kun je niet meer boeiend brengen. Nee, dan hadden we liever een mooie doodslag. Of desnoods moord in het cafe. Dat werd ook steeds gebruikelijker. Een messteek tijdens een ruzie, of een vete die in de kroeg werd uitge vochten. Daar waren we ook niet zo dol op, maar alles liever dan drugs.’
Koch signaleerde tijdens zijn loopbaan ook goede ontwikkelingen. ‘In hoog tempo is er veel meer openheid in de rechtspraak gekomen. Wij maakten nog mee dat de deuren gesloten waren, ook voor de pers. Vooral in het zuiden maakte de geringste driehoeksverhouding een zaak besloten. Dan zaten we de hele dag op een terras in Roermond of Maastricht te wachten totdat de officier een overzicht gaf. Je moest natuurlijk wel met iets thuis komen.’
OOK DE OPMARS van vrouwelijke juristen maakte de boel wat levendiger. In Kochs begintijd zag hij ze slechts in de advocatuur, maar gedurende zijn carriere zag hij steeds vaker vrouwelijke officieren van justitie en rechtbankpresidenten. Een goede ontwikkeling, vindt de gewezen misdaadverslaggever. ‘Alleen in de onderwereld zijn de vrouwen nog wat zwakjes vertegenwoordigd. Hoewel ik ze heb leren kennen als uitstekende gifmengsters. Dat zei ik eens tegen een juffrouw van Opzij, die iets wilde weten over vrouwen in de misdaad. Blijkbaar vond ze die opmerking niet zo leuk, want ons gesprek is niet doorgegaan.’
Ook al werd er niet zoveel gemoord door vrouwen, in veel van Kochs rechtbankverslagen spelen ze wel degelijk een prominente rol. Koch: ‘Liefdesperikelen zijn ontzettend vaak aanleiding tot moord en doodslag. Ik kreeg weleens de indruk dat mensen eerder moordden dan scheidden, vooral in het zuiden. Dat mocht natuurlijk niet van de kerk, en bovendien werd een scheiding door de buurt en de familie als een grote schande ervaren. Dus greep men vaak naar geweld om van elkaar af te komen. Ik was zeer geinteresseerd in die hartstochtelijke moorden. Dat leverde vaak een boeiend verhaal op zonder al te veel bloedsporen.’
Hij diept moeiteloos enkele liefdesmoorden op. De meest schurkachtige is het drama van de Zuid-Willemsvaart. Een dubbele moord die uiteindelijk werd opgelost door mr. Booster, de door Koch bewonderde officier van justitie, destijds in Den Bosch. Koch: ‘Een beroepschauffeur wilde van zijn vrouw af. Hij had zijn oog laten vallen op een buurvrouw en dus wilde hij ook van haar man af. Op een dag gingen ze erop uit met zijn auto: de beroepschauffeur, zijn vrouw en de buurman. De beminde buurvrouw voelde zich niet goed en bleef thuis. Langs de Zuid-Willemsvaart was een gevaarlijke scherpe bocht waar je gemakkelijk van de weg kon raken. De beroepschauffeur wist dat zijn passagiers niet konden zwemmen, hijzelf kon dat wel. Hij nam een groot risico door de auto moedwillig het water in te rijden. Maar goed, hij kwam er uit en de andere twee verdronken.
Dat was een zaak die ontzettend moeilijk was op te lossen. De chauffeur ontkende natuurlijk elke opzet. Maar een jaar of twee later las mijn grote vriend Booster, die de zaak had behandeld, in het plaatselijke krantje het aangekondigde huwelijk van de vroegere verdachte. En hij dacht: “Zie je wel, er is toch wat.” Toen is hij die zaak weer gaan opspitten. Hij vond een boer die verklaarde dat hij nog voor de moord de verdachte en zijn buurvrouw uit zijn boomgaard zag vluchten, waarschijnlijk na een vrijpartij. Dus kon bewezen worden dat ze het toen al met elkaar hielden. De zaak werd heropend en uiteindelijk bekenden ze. De man heeft een bijzonder zware straf gekregen.’
Sommige liefdesmoorden droegen een wrang soort humor in zich. De Sinaasappelmoord bijvoorbeeld. Koch: ‘Een man be zoekt in het ziekenhuis zijn echtgenote, van wie hij toch maar liever af wil. Hij heeft een schaal met vergiftigde citrusvruchten voor haar meegenomen: “Toe schat, neem nog eens een sinaasappeltje…” En die artsen maar zoeken naar de oorzaak van de verschijnselen. Tsja. Ik heb zelfs meegemaakt dat iemand die zijn vrouw had vermoord bij zijn laatste woord tot de rechter zei: “Edelachtbare, houdt u er wel rekening mee dat ik nu weduwnaar ben.” ’
Seriemoorden geven in de regel minder aanleiding tot vrolijkheid. Hij kan zich niet herinneren dat hij ooit bij het proces van een Nederlandse seriemoordenaar was. Wel was hij in Belgie eens bij het proces tegen een seriemoordenaar: Stefke E. (23), alias de Vampier van Mechelen. In de bundel Bloed, inkt en tranen, zijn memoires uit 1982, schreef Koch: ‘Alleen al de formele opsomming van Stefkes misdaden tijdens zijn sadistische seks- en strooptochten deed menigeen lijkbleek de rechtszaal verlaten. Schrijver dezes, door dit vak toch tamelijk gehard, moet bekennen dat ook hem bij die voorlezing nu en dan het koude zweet uitbrak.’
‘Dat was de meest huiveringwekkende zaak die ik heb verslagen’, zegt Koch nu. ‘Ik was er ook een week mee bezig, want die Belgen doen er zo lang over. Ze hebben juryrechtspraak en voeren daarom busladingen getuigen aan. Iedereen die die jongen ooit heeft gekend. De mulo-juffrouw die vond dat hij zo mooi kon zingen, dat soort getuigen. Het is wel mooi spektakel, maar allemaal erg inefficient en het emotionele gaat een veel te grote rol spelen. Ons systeem is echt beter: drie nuchtere beroepsrechters die het klappen van de zweep heel goed kennen.’
Natuurlijk komen ook in het Nederlandse rechtssysteem dubieuze uitspraken voor. Koch maakte er niet veel mee, slechts een is hem bijgebleven.
‘Het bekende huwelijksgedoe. Mevrouw was vermogend en had veel geld gestoken in de zaak van haar man. Tijdens een ruzie dreigt ze dat geld uit de zaak terug te trekken. Man furieus natuurlijk. Op een gegeven moment gaan ze op vakantie naar het Como-meer in Italie. Elke middag gaan ze samen roeien op dat grote, eenzame meer. Op een dag komt hij met het bootje terug, zonder vrouw. Ze wordt later dood uit het meer gevist met hoofdwonden. De man verklaart dat hij lag te slapen en dat de vrouw er niet meer was toen hij wakker werd.
In Nederland wordt hij verhoord. Nu moet je weten dat hij politieman was geweest, dus hij kende de verhoortechnieken. Toch slaat hij door. Hij bekent dat hij haar, toen ze na het zwemmen in het bootje wilde klimmen, met een roeispaan net zolang op haar hoofd heeft gerost tot ze voor eeuwig verdween. Waarschijnlijk op aangeven van zijn advocaat trekt hij tijdens het proces zijn bekentenis in. De rechtbank durft hem wegens gebrek aan bewijs niet te veroordelen. De officier had van alles en nog wat geeist wegens moord, dus die laat het er niet bij zitten. Maar in hoger beroep oordelen drie andere rechters net zo: gebrek aan bewijs, geen veroordeling.
Ik ben er nog steeds van overtuigd dat hij het heeft gedaan. Een ingetrokken bekentenis is echter niet genoeg bewijs. Ja, dat was een vrijspraak waar ik me innerlijk wel een beetje tegen verzette.’
TIJDENS ZIJN loopbaan werd Eric Koch veelvuldig deelgenoot van de angstige momenten van anderen, slachtoffers en daders. Zelf heeft hij ze nauwelijks gekend. Het geweld volgde hem doorgaans niet tot over de drempel van zijn woonstee en de reacties die hij op zijn artikelen kreeg, waren meestal vriendelijk en goedkeurend. Toen de dader van de moord op Betje S. uit de gevangenis ontsnapte, ontstond voor Koch echter een penibele situatie. Zonder dat hij het wist.
De zaak stond bij de misdaadreporters bekend als ‘de moord zonder lijk’. Betje had een goedlopend cafe in Amsterdam. Een stamgast wist dat ze elke avond met een tas geld het cafe verliet. Hij vertelde een maat van zijn snode plan om Betje te vermoorden en er met het geld vandoor te gaan. Op een avond pikten ze Betje op, met geldtas. Betje aanvaardde de lift, want ze was wat laat. De stamgast wurgde haar in de auto, het lijk werd begraven in de Overveense duinen.
Koch: ‘Ze hebben haar lichaam nooit gevonden. Een lijk dat in de duinen wordt begraven gaat “wandelen”. Het kan zich soms kilometers verplaatsen.’
Aanvankelijk liep het politieonderzoek stuk op gebrek aan gegevens. Maar de maat van de stamgast kreeg wroeging en diste het hele verhaal aan de recherche op. De stamgast, hoofddader, ging voor jaren achter slot en grendel. Koch: ‘Collega’s hadden hem horen roepen dat ik de eerste zou zijn die eraan ging als hij vrij kwam, omdat ik op zo'n ellendige manier over hem schreef. Ik wist van niks. Op een gegeven moment is hij ontsnapt en nog vrij lang op vrije voeten gebleven voordat hij weer gepakt werd. Hij behoorde niet tot de zachtzinnige moordenaars, maar was meer van het sadistische type. Hij heeft me gelukkig nooit gevonden. Ik hoorde dat van die dreigementen pas later, toen hij alweer bijna achter slot en grendel zat.’
Eric Koch is zijn misdaadrijke verleden uitstekend te boven gekomen. Anders had hij niet onlangs een geweldloos gedichtenbundeltje uitgebracht. Koch: ‘Dat verwacht je niet van iemand die een dikke vijfentwintig jaar met zware misdaad is omgegaan. Aan de andere kant zou je ook kunnen denken dat het een tegenwicht tegen de tijden van gruwel en schrik is. Maar ik zie het niet als een reactie. Ik heb mijn leven lang gewerkt met woorden. Ik heb de kracht en de magie gezien die ze soms kunnen hebben. Ik ben van lieverlee gaan schrijven en dichten.
Dichten vind ik het prettigst, want dat gaat snel. Dat gesleutel aan een roman, daar heb ik eigenlijk te weinig geduld voor. De journalistiek gaat je in je bloed zitten. Steeds weer iets nieuws. Maandag een zaak, woensdag een zaak, vrijdag een zaak.’