Nu zou ik nog langs gaan bij een andere vriend van mij. Een erkend scherpslijper als het om het stevig bevragen van godsdienstaanhangers gaat. Ik belde even dat het wat later zou worden en of het mogelijk was dat ik mijn christenvriend desnoods meenam. Dat was goed. Ze kenden elkaar wel en de christen in kwestie is altijd prettig gezelschap. Lust een biertje, is de domste niet en heeft voor zover ik kan nagaan een hart van goud.
Eenmaal bij mijn atheïstische vriend kreeg mijn christenvriend op een gegeven moment toch inhoudelijk bedoelde vragen op zich afgevuurd over zijn godsbeeld.
‘Word jij nou de hele dag bekeken?’
Dat bleek niet zo te zijn. Mijn christenvriend vond dat een wat ‘kinderlijk en achterhaald’ beeld. ‘Als ik alleen ben ben ik alleen, maar ik kan wel de nabijheid van God zoeken in mijn gebeden en overpeinzingen’, zei hij.
‘Maar Jezus Christus, dat was toch wel de zoon van God, toch?’ was de volgende vraag.
‘Eh ja. Dat is het concept. Hij zal natuurlijk ook wel een sterfelijke vader hebben gehad, technisch gezien, maar men sprak in die tijd van de zoon van God.’
Daar mocht hij niet mee wegkomen, vond de heer des huizes: ‘Maar hij heeft toch wel bestaan, of niet?’
‘Waarschijnlijk wel. Ook onafhankelijke bronnen spreken van een vrome visionaire rabbi Jeshua die in die tijd predikte over de liefde. Die tussen de mensen en tussen de mens en zijn God.’
Mijn atheïstische vriend en ik fronsten.
Onze christelijke vriend ging door: ‘Maar of hij daadwerkelijk bestond, zou niet eens zo belangrijk hoeven zijn. Ik kan het niet bewijzen en jij kunt het tegendeel niet aantonen. Het gaat om de boodschap. De morele code. Dat is de morele leidraad in mijn leven. Wat gij niet wilt dat u geschiedt et cetera. Dus voor het gemak zeg ik: die Jezus die daar in die geschriften opgetekend is, daar hou ik van. Ik hou van die man en ik volg zijn pas.’
Een stiltetje in de kamer. Nieuwe halveliterflesjes werden uitgedeeld.
‘Dus in feite, omdat je het bijna ook symbolisch lijkt te zien allemaal… is het gewoon ook een soort naampje dat jij aan je geweten geeft.’
Mijn christenvriend wikt en slaat zijn ogen kort ten hemel.
‘Ja. Je kúnt het zo zien misschien.’
‘Dus in feite ben je niet zo gek veel anders dan wij. Alleen plak jij er een ander plaatje op.’
Mijn christenvriend beaamde het. Zo was het.
Mijn atheïstische vriend is er een van het laatste woord in discussies. Zeker in eigen huis: ‘Dus het grootste en meest relevante verschil is in feite dat jij het door je geloof maar met één wijf gedaan hebt en wij met een heleboel.’
Ook in die analyse ging mijn christenvriend mee.