In 1994, in een straatarme en vieze sloppenwijk van de Peruaanse hoofdstad Lima, bevond zich een man die nu een van de belangrijkste internationale organisaties leidt. Hij was net afgestudeerd als arts aan Harvard, en was naar Peru gekomen na een smeekbede van een Amerikaanse zendeling. Cholera en andere ziekten slopen door de wijk, die bomvol was met boeren die vluchtten voor de guerrillaoorlog op het platteland tegen de maoïsten van Lichtend Pad. De jonge arts was nauwelijks aangekomen of de priester werd zelf ziek en stierf. De arts was woedend, en wist ook waar de schuld lag. Bij de Wereldbank, die Peru een programma van ‘structurele aanpassing’ door de strot had geduwd van privatiseringen, bezuinigingen, en strakke monetaire controle: het klassieke neoliberale recept van de Washington Consensus.

De arts werd een van de bekendste critici van de Wereldbank, eerst in Peru, toen in de VS. In 2000 viel hij in Dying for Growth het internationale ontwikkelingsbeleid aan. Hij schreef dat het ‘de armen, zwakken, en kwetsbaren in arme landen’ waren die ‘de straf hebben gedragen voor het falen van de experts’, met ‘hun zoektocht naar groei en bedrijfswinsten’. De arts heet Jim Kim. Sinds 2012 is hij directeur van de Wereldbank.

Kims nominatie deed in het wereldje destijds veel stof opwaaien: een Wereldbank-directeur die niet voor economische groei is, was zoiets als een pacifistische generaal. Maar Kim kreeg de baan en zet sindsdien in op een nieuwe missie voor de Wereldbank. Hij wil haar weer relevant maken, niet via leningen en economische schoktherapieën, maar met menselijk welzijn als prioriteit. De bank is sindsdien gespleten tussen twee kampen: het economische groei-kamp en het menselijk welzijn-kamp.

Het plan legt de pijn niet bij de armen van Kiribati, maar bij rijke landen

Een treffend voorbeeld van de nieuwe koers van de Wereldbank is haar plan voor het Stille Oceaan-gebied. De eilandbewoners daar kampen met een uniek palet van uitdagingen. Klimaatverandering dwingt hen tot (vaak dure) aanpassingen en gaat sommige eilanden onbewoonbaar maken. Overbevissing en zeeverzuring bedreigen lokale economieën. Migratie bedreigt de toekomst van de samenlevingen. Dit zijn allemaal mondiale problemen en de Wereldbank stelt nu ook internationale oplossingen voor. Via gereguleerde migratie naar Australië, Nieuw-Zeeland en de VS kan een diaspora worden opgebouwd en seizoenswerk worden gereguleerd, die de eilanden indirect bij de wereldeconomie betrekt.

De Wereldbank becijfert dat de migratie van slechts één procent van de bewoners al een transformatie van de economie van het gebied kan opleveren. Dat zorgt voor nieuw geld in de lokale economieën, en maakt ze duurzaam op lange termijn. Ontwikkelingshulp of economische ‘structurele aanpassingen’ leveren minder op, analyseert de Wereldbank. Voor de eilanden Kiribati en Tuvalu, die onbewoonbaar zullen worden door de stijging van de zeespiegel, stelt de Wereldbank een ‘langzame uittocht’ voor: een migratie van 0,6 procent van de bevolking per jaar naar Australië. Dat voorkomt dat de 120.000 inwoners van die eilanden ergens in de toekomst massaal, berooid en wanhopig gaan proberen de Australische kust te bereiken.

Voor wie de Wereldbank kent van dogmatische, meedogenloze economische dwangprogramma’s is dit een adembenemende gedaantewisseling. Het plan geeft een integrale blik op de economische, sociale en milieuproblemen van een groot gebied, en oppert oplossingen die ervan uitgaan dat de hele wereld verantwoordelijk is voor lokale problemen die mondiaal worden. Het legt de pijn niet neer bij de armen van Kiribati, maar (via migratie) bij rijke landen. Daarmee gaat het dwars in tegen de heersende politieke wind in westerse landen – en zij zijn de geldschieters van de Wereldbank. Dit plan lijkt zich niets aan te trekken van agressief-nationalistische politici, kijkt verder dan de volgende verkiezingen en zoekt een weg vooruit op basis van wetenschap en gemeenschapszin.

Er valt van alles op dit plan aan te merken. Het zal ook echt niet morgen juichend door Australië, Nieuw-Zeeland en de VS worden omarmd. Maar het is een opvallend geluid, van een belangrijke organisatie. En hoewel het hier gaat om relatief weinig mensen kan het een experiment zijn voor grotere crises. Europa ziet ook de economische, sociale en politieke problemen groeien aan zijn grenzen, maar komt niet verder dan de dijken ophogen en afwachten. Ten slotte is het een hoopvol, constructief en positief geluid. Anno 2017 smaakt dat alleen al naar meer.