‘Welk patroon dan?’
‘Om de vijf jaar gaat het mis. Maar waarom het mis gaat, weet ik niet.’
‘Wat ging er tussen ons mis?’
‘Dat weet je, je bent een egoist. Uiteindelijk denk je alleen aan jezelf. Je vergt veel aandacht. Te veel. Veder besteed je niet of nauwelijks aandacht aan de anderen om je heen.’
Ik zweeg, en Ex ging door: ‘Besteedt ook eens wat meer aandacht aan je dochter. Doe iets leuks met haar. Weet ik veel. Ga naar de bioscoop. Ik zeur hier al dertien jaar over, maar omdat het om onze dochter gaat, blijf ik dit doen. Ga niet thuis zitten televisie kijken. Je moet iets met haar doen! Zo kweek je ook bij haar leuke herinneringen aan jou!’
‘Okee… Ze belde me… Is ze daar ergens?’
‘Hier komt ze.’
Dochter zuchtte.
‘Hai, hoe gaat het op school?’ vroeg ik.
‘Goed.’
‘Waarom belde je?’
‘Ik moet morgen naar je toe.’
‘O ja, dat is waar. Zullen we iets leuks doen?’
‘Goed.’
‘Heb je iets in gedachten?’
‘Nee.’
‘Zullen we naar de film gaan?’
‘Goed.’
‘Weet jij een leuke film?’
‘Nee.’
‘Nou, kom dan morgen maar, dan zoek ik wel een leuke film uit.’ We hingen op. Het kwam allemaal slecht uit, nu mijn leven weer chaotisch was (leeftijd gaat tellen, ik kan veel dingen niet meer, er is een verschil in tempo met vroeger), maar ik wilde alles afzeggen, behalve het bezoek van mijn dochter.
Wat zou ik in godsnaam met haar kunnen doen? Ik wist het niet. Welke films waren leuk? Zou ik met haar naar een concert gaan? Nee, stomvervelend, vond ik vroeger ook. Ik vond vroeger ook niets leuk. Ik wilde alleen maar bij mijn moeder zijn.
Opeens ging mijn fax weer.
‘Ik heb u een paar uur geleden gevraagd mij te bellen. Dat hebt u nog steeds niet gedaan. Ik heb u nodig in verband met een artikel dat ik schrijf over de Nederlandse televisie. Ik wil u daarover iets vragen. Aangezien u onbereikbaar bent en alleen uw fax heeft aanstaan, vraag ik u bij deze of u mij wilt bellen. Anna Rodriquez.’
‘Nee, dat wil ik niet Anna’, zei ik tegen mijn faxapparaat.
Ik ging weer in mijn bed liggen en overdacht de vorige avond.
Marjan (zo heette ze toch) en ik die eigenlijk geen enkel contact hadden - wat was ze eigenlijk eenzaam. En wat was ik ook eenzaam. Wat is er eigenlijk veel eenzaamheid op de wereld. Eenzaam zijn en dan niet goed kunnen neuken, dat is toch eigenlijk heel erg. Dat hadden we beiden, dat zou ons moeten binden.
Waarschijnlijk zal zij precies dezelfde gedachten hebben over mij. Wat ben je oud als je veertig bent. Eigenlijk heeft het leven geen zin meer. Wat moet je ook nog? De teerling is geworpen.
En toen viel ik in slaap. Dat is een gevaarlijke zin. Het hierna volgende zou uitgelegd kunnen worden als een droom. Dat zou een goedkope wending zijn. Maar ik heb zelf vaak aan dat moment moeten terugdenken. Die sombere gedachten - en plotseling besefte ik dat ik wakker werd, dus dat ik had geslapen. Waardoor werd ik wakker? Doordat er hysterisch op mijn deur werd gebonsd en tegelijkertijd lang en hard aangebeld. Alsof er iets verschrikkelijks was gebeurd. En dat was ook zo.
‘Wie is daar en wat is er?’ riep ik door de deurtelefoon.
‘Bel onmiddellijk een ambulance!’ hoorde ik mijn buurvrouw zeggen, ‘Er is een meisje voor je deur flauwgevallen of iets… Ik weet het niet. Bel een ambulance. 06- 11!’
(Wordt vervolgd)