TRIPOLI «Je kunt ons land niet echt vergelijken met Noord-Korea of Syrië waar de mensen dom gehouden worden, waar ze niet mogen weten wat er in de wereld te koop is. Wij weten in Libië heel goed wat er in de wereld gebeurt. We zien op televisie hoe er over ons wordt gedacht. We hebben hier ook de Lockerbie-processen op tv kunnen volgen.» Salem Ghallad, medisch analist, windt er geen doekjes om. Volgens hem zijn de laatste ontwikkelingen in Libië een logisch gevolg van een proces dat al een aantal jaren aan de gang is: «In Libië zijn we aan het wennen aan de vrijheid. We zijn ons er absoluut van bewust dat we iets moeten doen om uit ons isolement te komen.»
Bijna elk Libisch huis heeft een schotel antenne. Overal is CNN, BBC of het Arabische Al-Jazeera te ontvangen. Boycot of niet, de Libische bevolking blijkt nimmer verstoken te zijn geweest van het wereldnieuws. En er is vrije toegang tot internet: tot in de verste uithoek van dit immense land vind je internet cafés met prima apparatuur en goede verbindingen. Het lijkt erop dat de overheid niet censureert: informatie van Amnesty International over de mensenrechtensituatie in Libië is zonder probleem te downloaden en te printen.
In december maakte Libië bekend de internationale gemeenschap volledige openheid te geven over het nucleaire wapenprogramma. Deze ontwikkeling sluit aan op een langer lopend proces. «Wij hebben hier natuurlijk ook de internationale ontwikkelingen gevolgd, en onze leiders hebben ingezien dat we niet langer alleen maar op de Arabische solidariteit hoefden te rekenen. Bovendien duurde de boycot nu wel lang genoeg», zegt Ghallad.
«Deze nieuwe wind kan ons alleen maar voordeel opleveren», denkt ook Saad Salem Abdulaziz, directeur van het Museum van Oudheden in de stad Djerma. Hij hoopt vooral dat de bureaucratie zal afnemen. Zo strijdt hij zelf al jaren met de overheid over de vraag of hij in zijn museum Engels mag gebruiken. Na de Amerikaanse bombardementen op Tripoli en omgeving, eind jaren tachtig, werd in een vlaag van anti-Amerikanisme het onderwijs in het Engels op alle scholen afgeschaft. Ook werden alle Engelstalige opschriften, voorzover ze er waren, uit het openbare leven verwijderd. Nu het land zich weer voor het Westen wil openstellen, komt het Engels langzaam terug. Op scholen wordt het hier en daar weer onderwezen. Abdulaziz: «Twee jaar geleden dacht ik dat het verbod op Engelstalige informatie zijn langste tijd had gehad. We zijn toen begonnen met het vertalen van de Arabische opschriften in het museum. Ook heb ik een nieuw bord buiten laten neerzetten waarop het museum in het Engels staat aangegeven. Dat laatste bleek net een stap te ver. Het bord werd na een week ruw met zwarte verf beklad.» Maar nu gloort er hoop. Onlangs was de minister van Toeris me in Djerma. Abdulaziz heeft bij hem de zaak opnieuw aangekaart. Binnenkort komen de nieuwe borden, met Engelse tekst. «En die blijven staan, dat weet ik zeker. De veranderingen zijn niet meer te stuiten.»
Nog drastischer zijn de wijzigingen in de buitenlandse politiek. «De Afrikaanse eenheid is de leidraad voor ons handelen», staat met koeienletters op een billboard langs de snelweg van het vliegveld naar het centrum van Tripoli. Verderop doemt een al even grote afbeelding van kolonel Moammar Khadafi op. Gehuld in een traditioneel gewaad staat hij voor de kaart van Afrika.
Veel te lang heeft Libië de band met Afrika ontkend en zich blindgestaard op de Arabische wereld, zei Khadafi vorig jaar op de top van de Afrikaanse Unie in de Mozambikaanse hoofdstad Maputo. Hij kondigde een nieuwe buitenlandse politiek aan en liet tegelijkertijd weten dat zijn land het lidmaatschap van de Arabische Liga had opgezegd.
Sindsdien is het een komen en gaan van Afrikaanse leiders. Arabische vertegenwoordigers, die vroeger bij Khadafi de deur plat liepen, zie je hier nog betrekkelijk weinig. Als ze al langskomen krijgen ze steevast te horen dat Libië zich niet langer voor het karretje van de Arabische eenheid wil laten spannen.
Zo kreeg president Moebarak van Egypte tijdens zijn laatste staatsbezoek aan Libië eind vorig jaar te horen dat Libië, ondanks de dringende verzoeken van de Egyptische leider, niet zou terugkeren in de Arabische Liga. «Wij zien geen heil in een orgaan waar de Arabische eenheid alleen met de mond wordt beleden. De Liga heeft in al de jaren van haar bestaan nog nooit iets bijgedragen aan de verbetering van de situatie van de Arabische bevolking. Het heeft voor ons geen zin ons in dat forum te profileren», aldus de Libische leider tijdens de gezamenlijke persconferentie.
Het Pan-Arabisme, jarenlang het ideaal van Khadafi en ook aanleiding voor hem om allerhande radicale Arabische groeperingen te steunen, lijkt daarmee definitief voorbij. Volgens onbevestigde berichten zijn de laatste kantoren van Palestijnse splinter groeperingen die zich in Tripoli bevonden vorig jaar gesloten. Feit is dat Khadafi, die vroeger regelmatig samen met Arafat werd gezien, al in geen drie jaar meer in diens gezelschap is gesignaleerd.
Wie de laatste paar jaar wél regelmatig Khadafi flankeert is Nelson Mandela. De band tussen de twee stamt uit de tijd dat Mandela gevangen zat en Libië een van de belangrijkste financiers was van de ondergrondse strijd van het Zuid-Afrikaanse ANC. Vorig jaar hebben zij elkaar tijdens de Afrikaanse top in Maputo opnieuw uitgebreid gesproken. Zuid-Afrikaanse bronnen meldden toen dat Mandela er bij die gelegenheid bij Khadafi op had aangedrongen zich coulant op te stellen in de onderhandelingen over Lockerbie. Ook het idee het nucleaire programma door het Westen te laten controleren, schijnt Khadafi te zijn ingefluisterd door Mandela.