Er moet in de toekomst iets gebeuren met prinsjesdag. Het evenement is duidelijk aan inflatie onderhevig. Wat de feestelijke ouverture van een nieuw seizoen aan democratische vlijt zou moeten zijn, is in werkelijkheid een duf en plichtmatig uitgevoerd routine-nummertje geworden, waarbij bijkans iedereen in slaap lummelt, de naast de vorstin gezeten prins Claus niet in de laatste plaats. Beatrix zelf liet eerder, indirect maar onverbloemd, weten dat ze weinig geestdrift meer kan opbrengen voor het magische openingsritueel op de derde dinsdag van september. Ze stelde doodleuk voor het hele evenement maar uit te stellen, of er in ieder geval een kroonprinsloze prinsjesdag van te maken, zodat Willem-Alexander tenminste op tijd met de Nederlandse hockey meisjes mee naar Sydney kon. De geschrokken Kok, die Thom de Graaf al handenwrijvend voor de interruptiemicrofoon voor zich zag, wist het de majesteit nog maar net uit het hoofd te praten.
Het toonde aan dat ook de vorstin niet meer echt warm loopt voor prinsjesdag en dringend toe is aan hermotivatie. Iets meer koninklijke grandeur zou helpen. De hoofddeksels der vrouwelijke onderdanen in de Ridderzaal zouden ook wat ingetogener kunnen. En misschien kan volgende keer ook eens de echte gouden koets van de koninklijke bet-over-over-grootmoeder Catherina de Grote uit de Hermitage in Sint-Petersburg (160 ton massief goud) overkomen naar Den Haag. Voor de rest van de regering, premier Kok voorop, dreigt de remedie zich moeilijker te laten vinden. Het gebrek aan pathos is daar structureler. Sterker, het is een manier van leven geworden. Zo kon het gebeuren dat het parlementaire jaar 2000 ondanks alle aanwezige redenen om eens een paar feestelijke vuurpijlen af te schieten werd geopend met een van de minst geïnspireerde troonredes uit de geschiedenis van het koninkrijk. Volkskrant-commentator Jan Hoedeman kenmerkte de speech als «een calvinistische troonrede van een regering zonder christen-democraten». Een waar woord. Calvinistischer kon het inderdaad niet. Kon er vorig jaar nog een grapje vanaf, dit keer was het kille ernst. Paars blijkt veranderd in een toonloos, alles smorend grijs. Zelfs Al Gore op een katerige zondagochtend wakkergebeld zou in een minuut meer geïnspireerd klinken dan de complete Nederlandse regeringséquipe bij monde van haar koninklijke spreekbuis in een rede waar ministers en staatssecretarissen, horden voorlichters en pr-adviseurs toch nachtenlang aan iedere komma en bijzin hebben gesleuteld.
Terwijl dit een uitgelezen kans was voor Wim Kok om eens stevig van leer te trekken. Dit was zijn moment om geschiedenis te maken. Den Uyl had in de jaren zeventig aan het miniemste opwaartse schommelinkje van de conjunctuurgolf genoeg om eens geducht aan de vastgeroeste poorten van de maatschappij te schudden. Kok nu heeft te maken met een welvaartsexplosie van nooit getoonde omvang (gemiddelde groei inkomen vier tot zeven procent!), een ware vloedgolf van kapitaal, maar hij laat zijn surfbord in de kelder.
Dit was natuurlijk het moment om een grootscheeps Delta-plan te lanceren voor al die gebieden waar Nederland inmiddels een zeer bedenkelijke achterstand heeft opgelopen: onderwijs, gezondheidszorg, bejaardenopvang iedereen kent ze. Dit was het moment om een herstelperiode af te kondigen, na twintig jaren van dramatische verwaarlozing. Kok had er zijn eigen New Deal van kunnen maken. Dat had ook van heel wat meer politieke durf getuigd dan het schichtig afkopen van klagende vrachtwagenchauffeurs of het in de boeien slaan van heethoofdige Molukse jongeren.
In plaats daarvan overheerst de angst, de terughoudendheid, om welk structureel probleem ook maar onder woorden te willen brengen. Zo erg als Els Borst, minister van Volksgezondheid, het een tijdje geleden maakte («Nederlanders moeten weer leren sterven») werd het in deze troonrede nog net niet, maar alles getuigde evengoed van het bijna nihilistische gebrek aan ambitie dat zich van de ploeg van Paars heeft meester gemaakt. Als blik op de toekomst van het nieuwe millennium was het werkstuk al evenzeer van bedroevend niveau. Verder dan wat loze leuzen als «Europa is niet langer buitenland» en «Europa is onze toekomst» kwamen Kok en de zijnen niet. Geen woord over de implicaties van de invoer van de euro waar president Duisenberg van de Europese Centrale Bank nachtmerries van heeft, geen zorg, geen visie. Zelden was prinsjesdag naargeestiger.