Van Boxsel begon De encyclopedie van de domheid twintig jaar geleden met drie kleine boekjes. Inmiddels zijn het forse, fraai uitgegeven boekwerken geworden. In het vorige deel met als titel Morosofie (2001) dwaze wijzen en wijze dwazen uit het Nederlands taalgebied – was «De encyclopedie» zelf een lemma, met als crux: «Alle strategieën om de domheid te beheersen, vormen bij elkaar onze beschaving.» Een mooi hoofdstuk over de patriottische mythe van een Nederland dat zich aan het despotisme van het water en de Spanjaarden ontworstelt, is daarvan een Madurodam-demonstratie: «Het poldermodel is cultuur geworden domheid, morosofie: domheid veroorzaakt een ramp die de Nederlander dwingt tot een slimme oplossing, die een nieuwe ramp veroorzaakt…» Als tegengif dient een hoofdstuk over het wonderlijke «deskundologisch laboratorium» dat «begin jaren ’70 voortkwam uit de ‹Insektensekte›, met als iniatiefnemers Max Reneman, Robert Jasper Grootveld en Theo Kley. Is Nederland klaar? was hun vraag. «Een deskundige is iemand die zich specialiseert in zelf verzonnen problemen» – het resultaat mag nog zo bizar zijn, Van Boxsel neemt het principieel serieus. Dat maakt hem zo geschikt als gids in dit kameleontische rariteitenkabinet; hij gelooft in wonderen en is zich bewust van de reikwijdte van de domheid.
Er lijkt inmiddels iets verschoven in het project, althans in het perspectief ervan: «De encyclopedie van de domheid waardeert alle vormen van deskundigheid als vergeefse pogingen greep te krijgen op de idiotie van het bestaan. (…) Daarom omhelzen wij de Deskundologie, een wetenschap die in haar evidente absurditeit de eigen onmogelijkheid tastbaar maakt.» In zo’n zin is De encyclopedie het centrum geworden van een wereldbeeld, een programma in de eerste persoon meervoud. Het kan niet op: «Ik heb de domheid zo gedefinieerd dat de hele wereld onderwerp van studie is.» Studie, ja, maar het ziet ernaar uit dat wat eerst jarenlang zoeken en vergaren was nu een verzameling heeft opgeleverd, een grenzeloos rariteitenkabinet, een mer à boire waaruit de morosoof eindeloos kan putten. Het grote hoofdstuk over het perpetuum mobile Nederpolderland heeft niet voor niets als ondertitel «Capita selecta uit de topografie van de domheid». Als de recente uitgaven een soort Mededelingen zijn geworden, dan van een uitermate rijk en verrassend onderzoekscentrum. Bescheiden noemt hij zijn eigen verzameling «een literaire eenmanstheorie» en hij geeft grif toe dat het een volstrekt nutteloze onderneming is. Het boek begint met de Wereldmachine van de Oostenrijker Franz Gsellmann, «geen schaalmodel van de wereld, maar een wereld op zich», «even nutteloos en inspirerend als de wereld».