
Je zou maar van de planeet Pohapipinpobopia komen en vervolgens tussen de mensen op aarde moeten leven. Dat overkomt Natsuki, de hoofdpersoon uit Sayaka Murata’s roman Aardbewoners. Op jonge leeftijd ontdekt ze dat de samenleving op aarde is ingericht als een fabriek. ‘Ten eerste’, constateert ze, ‘moet ik flink studeren om een instrument te worden dat werk verricht. Ten tweede moet ik als meisje mijn best doen om een voortplantingsorgaan voor deze stad te worden.’
Al komt ze van een andere planeet, Natsuki wil niets liever dan een nuttig radertje zijn in deze fabriek. Ze wil zeker niet verstoten worden uit haar gezin, want als kind kun je nog geen geld verdienen om je eigen eten te kopen. En dus ondergaat ze de grillen van haar chagrijnige zus, de afwezigheid van haar vader, maar bovenal de wreedheid van haar moeder, die jan en alleman toevertrouwt dat haar jongste dochter een nietsnut is, dat ze lomp is en lelijk. ‘Het is handig een vuilnisbak in huis te hebben’, observeert Natsuki. ‘En ik ben de vuilnisbak in dit huis, neem ik aan.’
Gelukkig is er haar neefje Yuu – ook van Pohapipinpobopia. Maar haar soortgenoot kan Natsuki maar een keer in het jaar zien, op de familiedag in de bergen. Om de tussenliggende tijd vol te houden, vraagt Natsuki haar neefje om met haar te trouwen. Nu is de scheiding met haar eigen aardbewonersfamilie compleet. ‘Ik kan “het gezin” maar beter geen last meer bezorgen, neem ik aan’, denkt ze. ‘Ik heb deze familie verlaten, en papa, mama en mijn zus zijn nu echt een gezinnetje van drie.’
Aardbewoners is het tweede boek van Murata dat in Nederlandse vertaling verschijnt, en het heeft veel raakvlakken met het eerdere Buurtsupermens. Opnieuw schrijft Murata op heldere, pijnlijk oprechte toon over mensen die er niet in slagen een leven te leiden dat in de ogen van hun medemensen ‘normaal’ is. Als Natsuki eenmaal volwassen is, is ze zich volledig bewust van haar onvermogen op dit vlak. Via de website ontglippen.com heeft ze een echtgenoot gevonden met wie ze volledig gescheiden leeft – ze slapen apart, koken apart – en met wie ze vooral geen enkel fysiek contact heeft. Maar voor haar familie en vrienden lijkt het alsof Natsuki een gewone aardbewoner is geworden. Eindelijk, na die incestueuze episode met neef Yuu en die leugens van haar dat ze door die aardige docent misbruikt werd.
Intussen staat het leven van Natsuki en haar man Tomoomi volledig in het teken van stille weerstand tegen de Mensenfabriek. ‘Allemaal geloven ze de Fabriek en gehoorzamen ze de Fabriek, gehersenspoeld als ze zijn. Ze gebruiken de organen in hun lichaam voor de Fabriek en leveren arbeid voor de Fabriek. Mijn man en ik zijn “personen bij wie de hersenspoeling is mislukt”. Voor wie aan de hersenspoeling is ontsnapt, zit er niets anders op dan te blijven doen alsof, om niet uit de Fabriek te worden buitengesloten.’ Murata weet het leven van de twee buitenstaanders op bijzonder beheerste wijze te beschrijven. In schrijnende en weerzinwekkende scènes is ze niet uit op effectbejag, haar toon blijft licht, zonder een moment te vervallen in onverschilligheid of cynisme. Zo maakt ze dat je niets anders kunt dan meegaan in de leefwereld van Natsuki en Tomoomi; dat je zelf de mensenwereld gaat bekijken door een Pohapipinpobopiaanse blik.
Die andere soortgenoot, neef Yuu, woont nog in het huis in de bergen. Na wat protest van de bemoeizuchtige familie – ‘Kan dat wel, die twee samen?’ – mogen Natsuki en haar man hem dan toch bezoeken. Yuu blijkt in eerste instantie toch een aardbewoner te zijn, die sceptisch reageert op Tomoomi’s tamelijk extreme ideeën over verzet tegen de Fabriek. Maar daar in de bergen ver weg van Tokio, waar ze honderd meter moeten lopen om hun mail te kunnen checken vanwege het slechte bereik – daar begint iets te broeien tussen de drie.
In dit laatste deel van het boek zijn er momenten waarop Murata de spanning in haar verhaal voor laat gaan op realisme – de scène waarin Natsuki’s zus opeens ‘alles weet’ is een sterk staaltje bluf. En het is ergens ook wat ongeloofwaardig dat Yuu de enige persoon in het boek is die nieuwsgierig is naar de levenshouding van Natsuki en Tomoomi – is iedereen in Tokio dan echt zó hard en veroordelend? Ik kan het niet zeggen, maar werkelijk dwars zat het me allemaal niet. Naar het einde toe herpakt Murata haar beheersing om naar de ultieme consequentie van het denken van haar personages toe te werken. Nooit geeft ze een al te eenduidige uitleg van haar thematiek, je kunt Aardbewoners lezen als een boek over vervreemding, of de verstikking van conformisme, of de noodzaak van beschaving, of de gevolgen van een slechte jeugd, of misschien zelfs complotdenken. Net als je verleid raakt om te denken dat Aardbewoners een verkapt betoog is van de schrijfster zélf, dat je je afvraagt hoe lang Murata nog boeken gaat schrijven, hoe lang ze nog deel wil uitmaken van de hypocriete mensensamenleving – precies dan zetten de Pohapipinpobopianen, eindelijk op natuurlijke wijze levend, alles weer in een ander licht.