The Otolith Group, In the Year of the Quiet Sun, 2013. Filmstill © Courtesy and copyright the artists

Direct bij binnenkomst in het Van Abbemuseum loop je tegen een metershoge zwart-witfoto aan van de Amerikaanse schrijfster Octavia E. Butler. Ze zit voor haar boekenkast en kijkt de bezoeker vorsend maar welwillend aan.

Deze zomer is in het museum een grote overzichtstentoonstelling te zien van het Britse kunstenaarscollectief The Otolith Group onder de titel Xenogenesis. Die titel is ontleend aan een serie romans van Octavia E. Butler (1947-2006) uit de jaren tachtig. ‘Xenogenesis’ betekent zoiets als vreemd-worden. De romanserie volgt het leven van Lilith Iyapo en haar nakomelingen. Lilith ontwaakt 250 jaar na de vernietiging van de aarde (door de mensheid, natuurlijk) op een ruimteschip tussen buitenaardse wezens. Deze zeesterachtige aliens, Oankali genaamd, zijn erop uit om hun genetische materiaal met de mens te kruisen. Aan Lilith de vraag wat ze bereid is te doen voor haar eigen voortbestaan en dat van haar soort, in wat voor vorm dan ook. De tentoonstelling is geen illustratie bij Butler, maar haar werk is van diepe invloed geweest op The Otolith Group. De kunstenaars beschouwen Butler als een van de grootste schrijvers van de afgelopen eeuw, die in haar werk de wezenlijke vragen van onze tijd behandelt op een ongeëvenaard rigoureuze, onbevreesde en pessimistische wijze.

The Otolith Group werd opgericht in 2002 en bestaat uit Kodwo Eshun (Londen, 1966) en Anjalika Sagar (Londen, 1968). Ze opereren onder die gezamenlijke titel omdat al hun werken een collectieve creatie zijn met filmers, editors, muzikanten en onderzoekers. In 2010 werden ze genomineerd voor de prestigieuze Britse Turner Prize en de relatie van de groep met het Van Abbemuseum gaat verder dan een decennium terug; in 2008 waren ze onderdeel van de spraakmakende tentoonstelling Be[com]ing Dutch. Daar vertoonden ze een film over een astronaute die vanuit de toekomst over de (politieke) geschiedenis op aarde vertelt aan de hand van dan nog ‘beschikbaar’ archiefmateriaal.

Xenogenesis is hun eerste grote solotentoonstelling in Nederland, met een dwarsdoorsnede van werk uit de afgelopen acht jaar. Een tentoonstelling die bovendien tot in 2021 over de wereld zal toeren, van Ierland tot de Verenigde Arabische Emiraten. Het werk is divers in vorm en visuele taal, maar tamelijk coherent in thematiek. Terugkerende thema’s zijn postkolonialisme, Afro-futurisme en Indo-futurisme, posthumanisme en ecologie. Ze beschrijven hun werk zelf onder meer als een poging om een disconnectie te creëren tussen ‘seeing, understanding and narrating’, doorgaans in de vorm van essayfilms en installaties. De kunstenaars werken vaak in series; het teveel aan materiaal voor het ene werk wordt gebruikt in een volgend werk.

Het eerste werk van de tentoonstelling is de film Anathema (2011). Ruim een half uur lang zien we hypnotiserende beelden van traag groeiende kristallen en geometrische figuren. De film keert het perspectief om door niet het beeldscherm als een weerspiegeling van onze verlangens te tonen, maar onze wereld vanuit het perspectief van het beeldscherm. In plaats van geijkte technologiekritiek te geven, lijk het een poging om tot een posthumanistisch perspectief te komen.

Dan iets heel anders. People to be Resembling (2012) is een intiem gepresenteerde film, in een kleine cabine met handgeknoopt tapijt, op een middelgroot televisiescherm. Centraal in de film staat archiefmateriaal van het Amerikaanse jazztrio Codona, dat tussen 1978-1982 drie platen maakte met muziekstijlen uit verschillende werelddelen. Ze beschrijven zichzelf als een ‘doorgeefluik’ van wat de mensheid gemaakt heeft aan melodieën en ritmes. Tussen de muziekuitvoering zijn beelden gemonteerd uit Dance and Human History, een documentaire uit 1974. Afwisselend horen we Gertrude Stein passages lezen uit The Making of Americans, een roman die met voortdurende herhalingen een ritmische wisselwerking tussen deel en geheel, individu en natie construeert. De combinatie van dia’s, wereldmuziek en etnografisch materiaal van dansende volkeren ademen een uitgesproken jaren-zeventigsfeer uit. Maar de stijl wordt oprecht gebruikt, zonder paternalisme of ironie, het is een ode aan voorgangers.

In de film O, Horizon (2018) wordt de school Visva Bharati in West-Bengalen getoond. Het is een instituut opgericht door Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore in 1921 met het idee holistisch onderwijs te bieden. We zien idyllische beelden van kinderen in okerkleurige schooluniformen die les krijgen onder majesteitelijke bomen. Er is een groep twintigers die Chinees leert, een groepje ouderen die het werk van Tagore bespreekt. Er zijn opzwepende dansvoorstellingen met vrouwen in fleurige sari’s, er zijn beelden van muurschilderingen en van lessen over de zorg en het gebruik van de aarde. ‘De aarde is onze externe maag’, zegt een docent. Ook worden Veda’s en andere filosofische teksten besproken, geanalyseerd en gezongen.

De vanzelfsprekendheid waarmee mensen van kleur centraal worden gesteld, werkt bevrijdend

De film duurt met negentig minuten even lang als een gemiddelde speelfilm en door de elegante montage krijgt de kijker alle nodige informatie zonder gebruik van extra tekst of voice-over. Uit deze geruisloze kennisoverdracht in combinatie met de prachtige, ritmische beelden spreekt vertrouwen in de kijker, als een voorproefje op wat onderwijs zou kunnen zijn. De absolute vanzelfsprekendheid waarmee deze mensen van kleur centraal worden gesteld, werkt bevrijdend. Het beeld dat mij lang bijbleef is dat van een rij jonge vrouwen in identieke, geruite sari’s die stevig gearmd meewiegen op het opzwepende ritme van een trom, alsof de zeven lichamen één grote rups zijn. De vrouwen dragen hoogglanzende lakmaskers van uitdrukkingsloze gezichten. Er wordt niet toegelicht of dit een traditionele dans is of experimentele performance, of beide.

In het hart van de tentoonstelling staat het werk Statecraft (2014), een enorme zaal met aan de wanden rijen en rijen zwarte panelen van waaruit de kleurige mozaïeken van gesorteerde series postzegels oplichten. De postzegels zijn een verzameling documenten die de onafhankelijkheid van Afrikaanse naties gedenken van de eerste, Liberia, tot de recentste, Zuid-Soedan. Het geeft een indruk van de geschiedenis van een continent aan de hand van een over de wereld verspreid archief van minuscule plaatjes.

Binnen dit werk draait In the Year of the Quiet Sun (2013), een film waarin met archiefmateriaal van opeenvolgende internationale conferenties (beginnend met de Bandungconferentie in 1955) de utopische maar tevergeefse pogingen in de jaren zestig tot het oprichten van een Beweging van Niet-Gebonden Landen worden getoond. Het geeft een melancholische indruk van een mogelijk gelukkigere loop die de geschiedenis niet heeft genomen, maar die desondanks indertijd niet onrealistisch was.

De presentatie van deze mogelijke, maar niet verwezenlijkte toekomsten, geeft een besef van de contingentie van het heden. Met een eclectische blik biedt The Otolith Group de mogelijkheid tot een eindeloze hoeveelheid associaties, zonder afstand te doen van een uitgesproken politieke visie. Ze benadrukken de plasticiteit van het heden zonder voorbij te gaan aan de machtsstructuren die ons vormen of de planetaire ramp waar we midden in zitten.

Over dat laatste gaan de twee ‘geologische’ werken, Who Does the Earth Think It Is? (2014) en Medium Earth (2013). In Medium Earth leest een voice-over een brief aan het geologisch instituut in Pasadena voor. Een vrouw brengt de pijnen in haar lichaam in verband met tektonische bewegingen over de hele wereld. We zijn gewend fysieke ervaringen en geologie als twee gescheiden eenheden te zien, maar dat is, volgens de kunstenaars, met de aanvang van het Antropoceen niet langer mogelijk. Deze vrouw, die waarschuwt voor aardbevingen aan de hand van haar kwalen, is voor de groep een model voor een betekenisvolle relatie tussen de ervaringswereld van een individu en de aarde. Dat is een interessant idee, dat zoals veel van de werken steunt op de combinatie van twee of meer onverwachte of onvergelijkbare grootheden. De traag bewegende landschapsbeelden van hoge kwaliteit met indringende ambient muziek erachter vallen daarentegen zwaar. Hoewel het werk nergens didactisch is, heeft de groep een voorkeur voor grote gebaren en woorden. Meestal zorgt dat voor een indringende audiovisuele ervaring, soms voor lichte irritatie.

De tentoonstelling eindigt met een installatie op twee grote schermen van The Third Part of the Third Measure (2017). Het is de registratie van de uitvoering van drie stukken van de Afro-Amerikaanse componist-musicus Julian Eastman (1940-1990), gemaakt in 1978-1979. De muziek wordt ingeleid en afgesloten met de tekst van een speech die Eastman zelf gaf, na controverse over de titels van de stukken, namelijk Evil Nigger, Crazy Nigger en Gay Guerrilla. Eastman was relatief succesvol bij leven, maar zonder pleitbezorgers die blijven zoeken in het verleden verdwijnt vooruitstrevend werk van zwarte kunstenaars vaak geruisloos uit de kunstgeschiedenis. Voor The Otolith Group is Eastman een inspirerende figuur, precies omdat hij zulke provocerende titels gebruikte in een genre dat gekenmerkt wordt door formele titels als Solo for Voice 1 of Variations II. Er is ondertussen een markt ontstaan voor werk van zwarte kunstenaars, maar die is nog steeds onderworpen aan specifieke ideeën over welke vormen en onderwerpen toelaatbaar zijn. Zoals Eshun in zijn toelichting zegt over hun eigen werk: ‘Something happens with abstraction if artists of colour wield abstraction.’

Eastman legde in zijn speech uit dat hij de titels ziet als instructies voor de toekomst. Een toekomst waarin deze identiteiten radicaal en tot hun uiterste grenzen uitgevoerd kunnen worden. Het is indrukwekkend werk, door de opzwepende compositie gespeeld door vier uitvoerders op twee piano’s en door de ingehouden maar krachtige bezorging van de poëtische en intrigerende speechtekst.

Grote vraag blijft wel wat de politieke doeltreffendheid van dit soort werk is, gepresenteerd in een museale context. Maar het vanzelfsprekende engagement met kunstenaars als Eastman, Tagore en Butler is ook een uitnodiging om je te verdiepen in hun werk. De selectie en presentatie van etnografisch, wetenschappelijk en cultureel archiefmateriaal, van beelden, geschiedenissen en geluiden, vanuit een ‘posthumanistische’ en niet per se westerse invalshoek, geeft moed. De kunstenaars wijzen op mogelijke toekomsten door te putten uit een veronachtzaamd reservoir.

Xenogenesis, The Otolith Group, t/m 18 augustus in het Van Abbemuseum, Eindhoven, vanabbemuseum.nl