
‘Ik vind het heel schokkend dat we constant zijn voorgelogen door de bondgenoten. Wie de AfghanistanPapers leest kan niet om de pijnlijke conclusie heen dat de permanente oorlog in Afghanistan mislukt en zinloos is.’ Het SP- Tweede-Kamerlid Sadet Karabulut vroeg vorige week een debat aan over de langste oorlog uit de moderne geschiedenis waarbij Nederland betrokken is, en die langzaam in de vergetelheid is geraakt. Door het uitlekken van deze Papers staat de oorlog weer volop in de belangstelling.
De Papers bevatten honderden interviews met hoge militairen en diplomaten (vooral Amerikanen, maar ook enkele Europeanen) waaruit blijkt dat de oorlog in Afghanistan veel positiever werd voorgesteld dan hij daadwerkelijk verliep. De interviews werden gedaan door een onderzoeksinstituut van het Amerikaanse Congres. Pas na een rechtszaak door The Washington Post werden ze vrijgegeven, waarna de krant er een reeks artikelen aan wijdde. Uiteindelijk ging de discussie echter vooral over de ‘postmissiebeoordeling’ van de politietrainingsmissie in Kunduz (2011-2013). Daarin werd gesteld dat de Kamer onjuist was geïnformeerd over het verloop van de missie. Voorgelogen dus, stelde Karabulut. Het aantal opgeleide agenten werd opgeklopt en de alfabetiseringsresultaten van de missie in Kunduz werden overdreven. ‘Onacceptabel’, ‘kwalijk’, ‘schadelijk voor de politiek’, concludeerden Kamerleden, en ook ‘niet goed’ volgens de naar de Kamer geroepen ministers. Het debat bleef zonder politieke gevolgen.
De Afghanistan Papers zagen al in december het licht, maar zorgden hier te lande nauwelijks voor beroering. Ook al legden ze bloot hoe hoge militairen en diplomaten al jarenlang wisten dat de oorlog in Afghanistan, die ook onze oorlog is, een verloren zaak was. De Afghanistan Papers vormen voor Nederland geen probleem, aldus minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken. Hij ontkende dat Nederland door de VS onjuist was geïnformeerd en dat Nederland zelf óók een te rooskleurig beeld van zijn eigen Afghaanse operaties had geschetst. Daarmee was de kous af.
Al sinds 2002 nemen Nederlandse militairen deel aan de strijd tegen de Afghaanse Taliban. Er werden achtereenvolgens contingenten gestuurd naar Kabul, Baghlan, Kandahar, Uruzgan, Kunduz en Mazar-e-Sharif. Ook nu nog trainen Nederlandse militairen Afghaanse veiligheidstroepen in het noorden van het land. Sinds 2002 werden 25 Nederlandse militairen in Afghanistan gedood en raakten er meer dan 140 gewond.
Nederland was maar een radertje in een oorlog waarvan de strategie werd bepaald door de Amerikanen. De noodzaak keihard te liegen over het geploeter in het Afghaanse moeras was voor ons veel minder groot dan voor de Amerikanen, maar wij logen ook. Vooral tijdens de Uruzgan-missie, toen onze voorlichters in hun persberichten liever schreven dat er ‘speeltoestellen’ waren geplaatst bij een schooltje dan dat er flink gevochten werd – anders zou het ‘draagvlak’ voor de missie in gevaar komen. Maar daarover had Blok het niet. Hij wees er liever op dat officiële rapportages aan de Kamer relativerende zinsneden bevatten. Een van de eerste daarvan luidde dat het niet realistisch was dat ‘na twee jaar in Uruzgan veiligheid, stabiliteit en voorspoedige economische ontwikkeling zullen bestaan zonder hulp van buiten’ – opgetekend in de aanloop naar de Uruzgan-missie in 2005. Dergelijke relativeringen kwamen sindsdien in bijna elke rapportage voor. De meest recente stond in een Kamerbrief uit mei 2019. ‘Sinds 2015 is de veiligheidssituatie in Afghanistan verslechterd.’ Veertien jaar verder en geen vooruitgang. Daar was geen woord aan gelogen.
Uit de Afghanistan Papers blijkt dat de Amerikanen wel een duidelijk doel hadden, maar strategisch zwalkten. Ze waren binnengevallen omdat al-Qaeda in Afghanistan de aanslagen van 11 september 2001 had voorbereid. Doel was ervoor te zorgen dat Afghanistan niet opnieuw terreurbases zou huisvesten. Maar een heldere strategie om dat doel te bereiken hadden ze niet. Moest het hele land hervormd? Alleen de veiligheidstroepen getraind? De Taliban verslagen? Er werden grove fouten gemaakt. Zo werd onder president Barack Obama het land vol geld gepompt, wat de corruptie endemisch en onuitroeibaar maakte. En ook al toonden openbare rapporten en stapels journalistieke reportages telkens weer aan dat het bergafwaarts ging, om dat eerlijk te verkondigen via officiële kanalen zou, zo vreesde men, het begin van het einde zijn.
Ook de Nederlandse politietrainingsmissie in Kunduz leed aan strategische misconcepties. Het doel was duidelijk, maar de manier waarop men dat probeerde te bereiken was tenenkrommend. Nederland moest het voortijdige vertrek uit Uruzgan, waarmee het internationaal een flater sloeg, goedmaken. De inhoud van de missie was daaraan ondergeschikt. Uiteindelijk werd die opgetuigd met 33 beperkingen die de uitvoerbaarheid in gevaar brachten. Ze werden aangebracht omdat GroenLinks alleen kon instemmen als de missie volkomen ‘civiel’ was. Ook al werden de agenten getraind door de marechaussee (een militair onderdeel), ze mochten slechts trainen op pure politietaken en na de training niet offensief worden ingezet. Ook nu was het weer het ‘brede politieke draagvlak’ dat voor ellende zorgde. Zonder GroenLinks was er geen Kamermeerderheid voor de missie. Je zou bijna vergeten dat de regering ook zonder steun uit de Kamer troepen mag uitzenden.
Ondanks het politieke keurslijf waarin de missie werd geperst moest ze óók succesvol zijn. Dus werden te hoge aantallen cursisten vermeld en deden sommigen tot drie keer toe dezelfde training. Volgens het rapport ervoeren militairen in alle geledingen van de missie ‘druk om een positief beeld te schetsen, ook al klopte dat niet met de werkelijkheid’.
‘Dat het geen succes zou worden was te verwachten’, zegt majoor Ivor Wiltenburg, onderzoeker van trainingsmissies bij de Defensie Academie in Breda. Hij gaat ervan uit dat de commandant der strijdkrachten dat heeft gemeld aan de regering. ‘Dat is zijn taak. Maar de regering beslist, niet de militair.’ Dat Nederland naar Kunduz moest om onze ‘alliance defection’ na Uruzgan goed te maken is volgens hem nu eenmaal ‘een valide politiek doel’ voor een klein land als Nederland. ‘Het gaat mis als er officieel gezegd wordt dat de missie dient om de veiligheid in Afghanistan te verbeteren, terwijl de aanwezigheid van Nederlandse troepen al voldoende is voor het behalen van het politieke doel. De vraag is of je in die situatie van militairen mag verlangen dat ze hun opdracht vóór hun veiligheid laten gaan.’
Stel dat er slachtoffers waren gevallen, zouden we dan ook zo’n kabbelend Kamerdebat hebben gehad? ‘Ik denk dat er dan veel hardere kritiek zou zijn geweest op de opzet van de missie’, zegt Wiltenburg.
‘Het sloeg nergens op wat we daar deden’, vertelt een officier die deel uitmaakte van de staf in Kunduz. Hoewel defensieminister Ank Bijleveld tijdens het debat (opnieuw) verkondigde dat ze de cultuur bij Defensie ‘open en transparant’ wil maken, ziet de officier zijn naam liever niet vermeld. Hij stelde onder meer sitreps (situatierapporten) op, die uiteindelijk ook in Den Haag terechtkwamen. ‘We moesten agenten die we hadden opgeleid tracken en tracen om te kijken of ze niet buiten Kunduz werden ingezet en of ze niets offensiefs deden. Maar wat is voor een Afghaan offensief? Zij waren niet anders gewend daar bij de politie. Zulke beperkingen maakten ons werk bijna onmogelijk, terwijl onze trainingen echt goed waren. Je zag dat wij richting die randvoorwaarden gingen rapporteren zodat er überhaupt nog wat te melden viel. Soms selectief, soms met sugar coating. Zo werden we eigenlijk zelf een beetje politici. Achteraf gezien hadden we moeten zeggen: dit is niet uitvoerbaar.’
Zelfs aan de militaire plicht om een bondgenoot bij te staan kon niet worden voldaan, vertelt hij. Tijdens zijn uitzending kwam een Belgisch-Duitse eenheid in een naburige provincie in grote problemen. ‘Wij hadden de expertise in huis die ze nodig hadden. Maar we mochten niet optreden omdat we geen offensief mandaat hadden. Dat deed echt pijn.’
Jorrit Kamming a , visiting fellow aan Instituut Clingendael en beleidsadviseur voor Oxfam Novib, was in 2011 voorstander van een stevige politietrainingsmissie. Hij is net teruggekeerd van een bezoek aan Afghanistan waar hij al vijftien jaar komt. ‘De missie is destijds op een rare manier tot stand gekomen. Het is logisch dat er weinig resultaten zijn behaald. De missie duurde ook veel te kort.’
Kamminga wijst erop dat wie succes wil boeken in Afghanistan een lange adem moet hebben. Als de Afghanistan Papers iets leren, is het wel dat het aan die adem ontbrak. De Amerikanen bleven steeds nog wat langer terwijl ze het liefst weg wilden uit het land. Een strategie die uitging van een zeer langdurig verblijf, desnoods met veel minder militairen, was ondenkbaar. Terwijl tijd nu juist een van de belangrijkste factoren is om iets gedaan te krijgen in Afghanistan, zegt Kamminga. ‘Wij zijn bijvoorbeeld in zes provincies bezig met het opleiden van vrouwelijke agenten. Zoiets gaat heel langzaam, stapje voor stapje. Eerst moet je de vooroordelen wegwerken door hun aanwezigheid te normaliseren. Je moet zorgen dat deze agentes niet alleen bureauwerk doen of thee zetten voor de commandant. Dat kan jaren duren.’
Novib is al zo’n dertig jaar in Afghanistan actief, Oxfam zelfs nog langer. Voor hulporganisaties is de lange adem een gegeven. ‘Maar de politiek heeft het geduld niet en dan faal je.’
Inmiddels hebben de Amerikanen nog maar één exitstrategie: een wapenstilstand sluiten met de Taliban. Kamminga merkte dat veel van zijn Afghaanse vrienden liever niet praten over een mogelijke power sharing: het scenario waarbij de regering van president Ashraf Ghani macht moet gaan delen met de Taliban. Nu de Amerikanen serieus met de Taliban onderhandelen is dat een reële mogelijkheid. Kamminga denkt echter dat die samenwerking allesbehalve binnen handbereik is. ‘Misschien is een snelle deal mogelijk tussen de Amerikanen en de Taliban. Maar dan gaat het slechts om een vermindering van het geweld. Dat is nog heel ver weg van echte vrede in Afghanistan.’