Het was niet zo dat Jorge Luis Borges de Nobelprijs nooit won. Zo zag hij het zelf, tenminste. Volgens hem kwam er elk jaar in Noorwegen een comité bijeen dat in het geheim beraadslaagde met als enige doel hem er weer van te weerhouden de Nobelprijs te winnen. Harry Mulisch zei dat de club van schrijvers die de Nobelprijs niet hebben gewonnen aanzienlijk interessanter was dan die van de winnaars: Conrad, Joyce, Nabokov en inderdaad, Borges.
Jaren terug al schreef Tim Parks in de New York Review of Books hoe vreselijk de Nobelprijs was. En hoe vreselijk de jury moest zijn: ‘Op dit moment zitten er vijf vrouwen in de jury en geen vrouw is ooit voorzitter geweest. Slechts één lid is na 1960 geboren. Dit komt deels doordat je geen ontslag kunt nemen uit de Noorse academie. Het is een straf tot levenslang.’
Zo’n beetje elk jaar schrijft Tim Parks een update, over hoe onterecht de nieuwe toekenning is (Bob Dylan! ), of hoe triviaal (waarom een klein oeuvre als dat van Kazuo Ishiguro wél belonen en een groot oeuvre als dat vanPhilip Roth niet?). En zo’n beetje elk jaar verschijnen er soortgelijke stukken in boekenbijlagen over de hele wereld. Het is, kortom, traditie om de Nobelprijs te bashen. En tegelijkertijd somt iedereen graag op wie hem wél zou moeten winnen. Dat was ook de ervaring van De Groene Amsterdammer, toen we onze literaire medewerkers aanschreven om te vragen welke schrijver volgens hen de Nobelprijs moest krijgen. Omdat het officiële comité ontbonden werd vanwege loslippigheid van een van de leden en seksuele intimidatie van haar echtgenoot, en de prijs dit jaar dus niet wordt uitgereikt, hebben wij een Groene-comité aangesteld. Alle dertig leden reageerden per ommegaande. Wat was de uitkomst?
Aanvankelijk vloog het alle kanten op. Ook binnen Nederland. Grunberg werd genoemd (niet door hemzelf), Cees Nooteboom (ook niet door hemzelf), net als Tonke Dragt, Judith Herzberg en Marga Minco. Maar de meerderheid van de stemmen ging naar buitenlandse schrijvers. De PoolAdam Zagajewski, die ook bij bookmakers vaak in de top-vijf staat, werd meermalen genoemd, net als de IsraëliërDavid Grossmann en de Hongaar László Krasznahorkai. Shuntaro Tanikawa moesten we googlen.
Op de longlist verschenen vooral Angelsaksische schrijvers: Anne Carson, Ian McEwan, Paul Auster, Marilynne Robinson, Zadie Smith, Margaret Atwood. Ook de shortlist bleek een Engelstalige aangelegenheid: de visionaire romans over terrorisme, paranoia en de geheimen die we onder onze levens met ons meeslepen van Don DeLillo werden vijf keer genoemd. Joan Didion werd zes keer genoemd: haar essays analyseren niet alleen de jaren zestig en zeventig, ze belichamen die tijd ook en zijn uitgegroeid tot zo’n beetje het model voor een literair essay. Maar uiteindelijk was de winnaar onmiskenbaar. Van de dertig respondenten noemden tien de Franse Michel Houellebecq.