
Dat hangt in het Rijksmuseum; het is een rond paneeltje waarop een waterkan, een wijnkan, een wijnglas, een paardenbreidel en een papiertje met een stukje muziek. Het is een verbeelding van de Temperantia, de Matigheid, de zelfbeheersing – water bij de wijn. Het liedje heeft de tekst ‘Wat buiten maat bestaat – int onmaats qaat vergaat’; bij nazingen blijkt dat Torrentius dat a-ritmisch – buiten maat – heeft weergegeven, en in de noten het ‘intervallus diaboli’ heeft gebruikt, alles bij elkaar een doorwrocht stukje emblematiek.
Waarom daar een complete documentaire aan gewijd? Wel, het paneeltje zit vol schildertechnische raadsels. Torrentius zou een geheim bindmiddel voor zijn pigmenten hebben gebruikt, mogelijk iets met pectine, en de zeer kundige restaurator Arie Wallert onderzoekt dat in de film met alle mogelijke middelen. Hij komt er niet uit. ‘Wij tasten volstrekt in het duister’, zegt hij aan het eind.
Torrentius zou volgens tijdgenoten tijdens zijn werkzame jaren in Amsterdam de reputatie van schuinsmarcheerder en vrijdenker hebben opgelopen, maar dat lijkt mij vooral een typische combinatie van roddel, opschepperij en doelbewuste zelfprofilering als kunstenaar.
Was het bij dat ene schilderij en die leuke rauwdouwreputatie gebleven, dan was de film denkelijk nooit gemaakt, maar er is nog meer: Torrentius’ reputatie bracht hem in ‘onmaats kwaad’. In Haarlem wordt hij er in 1627 van beschuldigd lid te zijn van de Rozenkruisers-sekte en gevangen gezet. Hij ontkent, ook onder scherpe tortuur, maar wordt toch tot de dood op de brandstapel veroordeeld; de straf wordt daarna omgezet tot twintig jaar gevangenis. De zaak leidt tot veel ophef, want de harde aanpak van de schout was uitzonderlijk. Er liepen vele quasi-religieuze snuiters in de Republiek rond, en daarover werd zeker geklaagd, maar het kwam zelden tot zo’n vervolging.
Torrentius ontkwam. Op voorspraak van de stadhouder mocht hij in 1630 vertrekken naar Engeland, waar hij voor koning Charles I zou zijn gaan werken. Drie schilderijen van zijn hand worden in ’s konings inventaris vermeld, maar in Engeland is er verder geen enkel spoor van hem. Hij moet uiteindelijk zijn teruggekeerd naar Amsterdam, waar hij in 1644 stierf.
De film brengt dit alles als een cold case, en dat is misleidend. Er valt geen enkel nieuw feit over Torrentius te melden, de zaak blijft zo koud als hij was, geen enkel raadsel wordt opgehelderd. De deskundigen die Maarten de Kroon aan het woord laat, Pieter Roelofs, Christopher Brown, de betreurde Walter Liedtke, Martin Kemp, zijn allemaal impeccable wetenschappers, de cinematografie is stijlvol ingetogen, het betoog is nuchter; alleen romancière Nelleke Noordervliet mag de zaken losser uit de pols voorstellen. Geen van de sprekers komt ook maar iets verder dan ‘kennelijk’, ‘wellicht’, ‘mogelijk’ of ‘vermoedelijk’. Cold Case Torrentius is dus opmerkelijk als de weergave van voorbeeldig kunsthistorisch onderzoek zonder resultaat. Een ‘inexplicable career’, zegt Martin Kemp, en dat is het.
Cold Case Torrentius gaat in première op het Nederlands Film Festival; torrentius.com
Beeld: Johannes Torrentius, Emblematisch stilleven met kan, glas, kruik en breidel, 1614. Olieverf op paneel, 52 cm × 50,5 cm. Cold Case Torrentius, regie Maarten de Kroon (Rijksmuseum Amsterdam)