Muziek is het intiemste. Dat zag ik toen mijn moeder ziek werd. Haar reservetijd ging op aan Bach. Die speelde ze met de innigheid van laatste kansen. Ik wilde een opname maken. Haar verzet was niet onderhandelbaar. Dan voel ik me afgeluisterd, zei ze. Muziek, die kon alleen in het moment zijn. Een op een, van mens tot mens.
In volle concertzalen met orkesten van honderd man wordt die symbiotische verbondenheid een symbolische. Je speelt voor en namens allen tot de ene ziel bij wie de boodschap aankomt. Zoals de violiste Emmy Verhey zei: in de zaal kan altijd een jongen zitten die voor het eerst Bruch hoort. Voor hem doe je het. Ook in de massa blijft muziek een zaak van zenden en ontvangen, een op een.
Toen waren er van de ene op de andere dag geen concerten meer. Het Noord Nederlands Orkest (nno) viel in het gat waar het in de semi-pauze tussen crisis en het volgende normaal met creatieve noodverbanden probeert uit te kruipen. Het bedacht Solo voor twee: een-op-een-concerten door één speler voor één luisteraar, geïnspireerd op Marina Abramović’ fameuze performance The Artist Is Present in het moma. Men herinnere zich: Abramović aan een tafel, zwijgend in oogcontact met wie maar aanschoof, waarna niets dan kijken en peilen. Dat ging ook over de vraag hoe je iets meedeelt zonder woorden. Bij het nno doen twintig deelnemende orkestmusici iets vergelijkbaars mét geluid. De intekenaar meldt zich bij een boekhandel, kerk of privéadres in Groningen. Hij weet niet wie en wat hij te horen krijgt. Hij wordt binnengelaten en neemt plaats tegenover de speler. Een minuut lang zien zij elkaar geluidloos aan. Dan volgt een miniconcert. Na afloop staat de bezoeker op en verlaat het pand. Al die tijd is er geen woord gewisseld. Het enige communicatiemiddel is muziek.
Ik tref ten huize van Marcel Mandos, artistiek leider van het nno, vaste gastdirigent Antony Hermus, ook een zeer goede pianist. De aankijksessie is een ongelijke strijd; Hermus kalm als een sfinx, ik hijgend van de sprint die me na een verkeersinfarct nog net op tijd ter plaatse bracht. Dan zet Hermus zich aan de Yamaha-piano voor een mini-Chopin-recital, net wat ik nodig had. Later zal hij zeggen: ik zie bij binnenkomst meteen wat voor vlees ik in de kuip heb. Dat treft me. Die antenne maakt de musicus, verkenner van sferen. Na mijn luisterbeurt sla ik vanaf de bank twee volgende bezoekers gade, mensen die je normaal over het hoofd ziet in foyers. Nu zie ik voor het eerst wat ze zoeken. Ik zie de dromerige concentratie van de liefde, hopend op een wonder. De kwetsbaarheid van dat verlangen is ontroerend. Alleen in de muziek weet je, als het goed gaat, eigenlijk alles zeker. Die noot moet de ware noot zijn, zo mooi mogelijk. En is hij dat, dan komt hij aan. Via een blik, via Chopin, via de ziel. Over de stille kracht van die transactie gaat dit format. Tot 4 juli en inmiddels uitverkocht, maar het orkest moet dit vaker doen. Ik wist nooit wat verbinding inhield, maar nu wel.