‘Ik zag de grootste geesten van mijn generatie/ bloeden voor een opstand die niet kwam.’ Inmiddels gaan echter steeds meer mensen de straat op, nooit waren het er zoveel als in 2019. Van Chili tot Frankrijk, van boeren tot leraren, om maar niet te spreken van de digitale straten: daar is het verzet nog wel het grootst. Op sociale media vecht de millennial tegen de babyboomer, zwart tegen wit, links tegen rechts, vrouw tegen man, sowieso, hoe dan ook, altijd tegen de elite. Al verschillen de meningen over wie of wat die elite dan is.

‘Maak kapot wat jou kapot maakt.’ Het begint er steeds meer op te lijken dat we gaan bloeden voor een opstand die wel degelijk komt. Het hing dit jaar in de lucht, ‘er loopt iets af’, de hoop op een nieuw begin verstrengelt zich met de angst voor een naderend einde. ‘Wat gister straalde, ligt vandaag in scherven.’

En al heeft elk protest zijn eigen katalysator, uit de scherven doemt een behoorlijk eenduidig beeld op van de opstandeling. Dit is de mens aan het begin van de 21ste eeuw: ontheemd, vervreemd en verlangend naar beter en meer. Naar een wereld die meer te bieden heeft dan winkelstraten, de droefenis van copyrettes, een openbaring in de H&M en dit landschap zonder lef of euforie. Alles lijkt hetzelfde, alles is gelijkgemaakt, ‘beneden tiert/ de stad, geen mens die om ons geeft’.

Wat de moderne mens lijkt te zoeken is betekenis, een hoger doel om zich aan over te geven. Waar hij naar smacht is verbondenheid, of: een erkenning van zijn bestaan. Maar waar hij zich steeds weer voor gesteld ziet, is een wereld die afwijzend reageert.

‘In dit verhaal/ betaal je met jezelf, niet eens bedroefd,/ eerder verbaasd dat alles wat zo laag/ en lelijk is zo sterk en stevig staat. Niemand die de moderne menselijke conditie mooier verwoord en verbeeld heeft dan Menno Wigman – ‘Mijn naam is Legioen.’