
Maandenlang was er in Syrië sprake van een vreemde tegenstelling. Hoewel de oorlog richting zijn einde ging, steeg het aantal burgerslachtoffers. Sinds een paar weken is het duidelijk wat er aan die tegenstelling niet klopte: de oorlog loopt helemaal niet op zijn einde. De focus van het nieuwe geweld is de noordelijke regio Afrin, waar het Turkse leger binnengetrokken is, en de ten oosten van Damascus gelegen regio Oost-Ghouta. Het leger van Assads regime probeert die laatste regio, die door rebellenlegers wordt gecontroleerd, op de knieën te dwingen. Hierbij zijn burgers onderworpen aan een bijna onvoorstelbaar geweld dat de wereld niet heeft gezien sinds, ehm ja, sinds de laatste keer dat Assads troepen een door rebellen gecontroleerde regio probeerden te veroveren.
Amper een jaar geleden kamden Assads milities de wijken van Aleppo uit die rebellengroepen hadden moeten opgeven, na een bitter beleg van ruim vier jaar. Dat beleg kwam ten einde na een bruut offensief waarbij, volgens de VN-commissaris voor de mensenrechten, ‘aanvallen op ziekenhuizen, scholen, markten, waterfaciliteiten en bakkerijen alledaags zijn geworden’. Terwijl de Syrische luchtmacht vatbommen gebruikte op woonwijken stond de Russische luchtmacht het regime bij (volgens diverse mensenrechtenorganisaties) met clusterbommen en brandbommen – beide verboden. De tol onder de burgerbevolking was immens.
Toen Aleppo ten slotte viel, werd dit breed geïnterpreteerd als een weliswaar uiterst wrede, maar ook doortastende meesterzet van Vladimir Poetin. Waar Europese leiders en Obama geen vuile handen wilden maken, had hij de Syrische oorlog naar zijn hand gezet: hij had de val van het Syrische regime voorkomen, de oorlog in Assads voordeel beslist en Rusland teruggebracht als grootmacht in het Midden-Oosten. Maar dat Rusland en Assads regime amper een jaar later op herhaling gaan – de volgende verzetshaard met uiterst geweld breken – roept grote vragen op over dit hele narratief. ‘Aleppo’ lijkt niet zozeer de doodsteek voor de opstand, als wel een blauwdruk voor het vervolg van de Syrische oorlog.
Rusland heeft die niet met één brute slag beslist, maar lijkt nek-diep in een nog lang niet beëindigde oorlog getrokken te zijn. Niet alleen pleegt de Russische luchtmacht opnieuw oorlogsmisdaden voor Assad – en zal dat wellicht in de toekomst weer doen –, ook zijn Russische militairen gesignaleerd in Afrin, waar het Syrische regime vecht tegen Turkije. Ook is Rusland nog steeds betrokken bij de oorlog tegen IS in het oosten van Syrië, en vechten Russische huurlingen om de oorlogsbuit die IS achterlaat (onlangs doodden Amerikaanse bommenwerpers tot tweehonderd Russische huurlingen, die een olieveld probeerden te veroveren op een aan de VS gelieerde militie). De Russische meesterzet, kortom, dreigt te veranderen in een misser. In plaats van strategische winst oogst Poetin tot nu toe vooral meer oorlog. Het offensief in Oost-Ghouta bewijst hoezeer Assads regime afhankelijk blijft van buitenlandse hulp – nu voor oorlogswinst, straks voor het controleren van de ruïnes van Syrië. Onbedoeld illustreert dit nieuwste offensief daarmee de gevaren van (elke) buitenlandse interventie in de Syrische oorlog.
Na de laatste Syrisch/Russische aanvallen op Oost-Ghouta publiceerde Unicef een blanco verklaring, omdat volgens het VN-kinderfonds ‘geen woorden bestaan’ om recht te doen aan het lijden dat het offensief onder burgers veroorzaakt. Een reeks ngo’s, landen en internationale organisaties rapporteerde, opnieuw, een immense tol onder burgers. Een VN-afgevaardigde voor humanitaire zaken las in de VN-Veiligheidsraad berichten voor van burgers uit het gebied, zei dat zeven klinieken en ziekenhuizen waren geraakt op één dag en herinnerde de lidstaten aan hun ‘wettelijke verplichtingen over mensenrechten’. De Russische afgevaardigde had zijn eigen verklaring. Hij weet de meldingen over burgerslachtoffers aan ‘massapsychose bij mondiale media die gecoördineerd handelen’ en noemde berichten over aanvallen van ziekenhuizen ‘een bekende tactiek in informatie-oorlog’. Tegen zulk overweldigend cynisme is elke menselijkheid weerloos. Maar een magische oplossing voor ’s werelds ingewikkeldste conflict, zo ondervindt Rusland, is dat nog niet.