
Waar te beginnen als het over een boek gaat dat het bestaan van een begin, van elk begin, ontkent? Waar te beginnen als het over een boek gaat waarvan het verhaal ‘vanaf het allereerste ogenblik geen enkele structuur’ heeft, waarin ‘alleen zijn ritme, en… zijn overdaad’ tellen? Waar te beginnen als de protagonist ‘alles tegelijk (wil) vertellen’, liefst in één zin, aangezien ook alles, zijn complete verleden evenzeer als zijn heden, tegelijk in hem aanwezig is, als ook hijzelf zo structuurloos en ondoorgrondelijk is dat hij door anderen uitsluitend in typeringen als ‘geschift’, ‘waanzinnig’ en ‘volkomen gestoord’ beschreven wordt?
Vragen van deze soort doen zich voor bij elk boek van de Hongaar László Krasznahorkai, maar bij Oorlog en oorlog, zijn vierde in het Nederlands vertaalde roman, misschien nog dwingender dan bij de vorige drie. Dit boek is overigens al van 1999; meer dan Satanstango (oorspronkelijk 1985) en De melancholie van het verzet (1989), meer ook dan in Baron Wenckheim keert terug (2018) bevat het uitgebreide, met de handeling verweven bespiegelingen over de complexe ‘filosofische’ redenen en de aard van die verwevenheid. Natuurlijk, elke samenvatting doet dit uiterst eigenzinnige oeuvre tekort, niettemin bevat het voldoende consistente aanwijzingen om te stellen dat de fundamentele overtuiging waaruit het is ontstaan telkens dezelfde is: een volstrekt ongeloof in het bestaan van een redelijke, ordelijke, begrijpelijke, zinnige wereld.
De protagonist in Oorlog en oorlog, György Korin, mag een wereldvreemde, aan alles twijfelende halvegare zijn, een psychiatrische patiënt die ook zijn uiterlijk niet meeheeft, hij heeft flaporen als van een vleermuis en zijn kleine, ronde, kale hoofd dreigt telkens van de romp te vallen, helemaal idioot is hij allerminst. Hij is gepromoveerd historicus en heeft in het archief van een plaats ergens ten zuiden van Boedapest gewerkt, ‘een oprechte archivaris’, maar hij wilde absoluut geen gewone archivaris worden.
Daarvan had de kennismaking met Hermes, de Griekse god, Korin overtuigd. Hermes was ‘de kiem van de chaos’ in zijn leven, niet ‘de god die hem leidde, maar de god die hem misleidde, de wegvoerende, ontwrichtende, opzij trekkende, verlokkende god (…). Hermes stond voor de betrekkelijkheid en tijdelijkheid van wetten, (…) de god van de nachtelijke wegen’, enzovoort, enzoverder, want ook in deze passage wordt het beweerde – in dit geval de aard van het hermetische – tegelijk ook in de ‘ontwrichtende, opzij trekkende’ formulering getoond. Dankzij Hermes wist Korin dat hij moest afrekenen met zijn ‘ziekelijk hiërarchische wereldbeeld’, met het idee dat de wereld een homogene, onwankelbare en geruststellende structuur had – precies zoals zijn auteur weet dat dit inzicht verplichtingen impliceert voor de vorm van zijn werk.
Oorlog en oorlog telt niet meer dan 167 zinnen, elk hoofdstuk één zin, wat neerkomt op een gemiddelde lengte per zin van twee pagina’s; aan alinea’s doet Krasznahorkai niet. Die zinnen lopen nooit in de geijkte grammaticale pas, ze wervelen alle kanten uit, de lezer moet voortdurend bedacht zijn op abrupte, soms ook oerkomische perspectiefwisselingen en sprongen in de tijd, want ze bestaan uit talloze stemmen in de directe, de indirecte of de vrije indirecte rede die elkaar aanvullen of tegenspreken, hooguit onderbroken door een gedachtestreepje of puntkomma, om pas tot rust te komen aan het eind van het hoofdstuk – het recept voor totale onleesbaarheid, zou je denken.
Maar niets is minder waar. Krasznahorkai is geen propagandist van de chaos, zoals sommige literaire avant-gardisten van de jaren zestig en zeventig. Het mirakel is juist dat het bij hem nooit een brij wordt, dat de geconcentreerde lezer nooit zo diep in de grammaticale blubber wegzakt dat hij elke oriëntatie verliest. Integendeel, hoe onverwacht de wendingen ook zijn, ze zijn ter plekke altijd, althans bij nader inzien, beheerst en begrijpelijk, al ligt dat ‘nader’ soms hoofdstukken verderop. Het zal misschien verrassen, maar Korin – en ik neem aan: ook zijn schepper – wordt door niets zozeer bezield als door het verlangen naar schoonheid en vrede, ja, naar ‘afhankelijkheid en veiligheid, overzichtelijkheid en vertrouwdheid, allemaal normale dingen die hij in één klap allemaal kwijtraakte toen Hermes in zijn leven kwam’.
De archivaris besluit voortaan ‘handelend op te treden’ als hij bij toeval op een geheimzinnig document stuit dat met de Tweede Wereldoorlog te maken heeft. Beetje bij beetje komt de lezer erachter dat het over een aantal hoogtepunten van de Europese geschiedenis gaat, over Phaistos op Kreta, de Dom van Keulen, Venetië, de Muur van Hadrianus, Rome en over het eigentijdse ‘middelpunt van de wereld’, New York. Al heeft Korin geen benul van de betekenis van het document, hij is bezeten van een groots plan. Voordat de wereld definitief vergaat, ook voordat hijzelf een eind aan zijn leven wil maken, wil hij het document voor de eeuwigheid bewaren door het op het internet te zetten.
De betekenis van het document wordt nergens met zoveel woorden aangeduid, maar moet wel liggen in de blijkbaar onvermijdelijke dialectiek van de Europese geschiedenis: de grootsheid van de menselijke scheppingen, van een goddelijk ‘universum dat veel en veel groter was’ dan de mens zelf, gevolgd door de instorting ervan, aangezien hij die grootheid niet onder controle kon houden; ‘steeds iets groters bouwen en steeds harder instorten onder die grootheid […], dat bleef onveranderd’. Bruegels Toren van Babel geldt als ultieme waarschuwing.
Korin ziet geen uitweg: elke weg leidt van oorlog naar oorlog. Totdat hij op een foto – de enige afbeelding in het boek – ‘een vederlicht uitziende, subtiele constructie in een volkomen lege ruimte’ ziet, een iglo van Mario Merz: eenvoudig, overzichtelijk en veilig, te zien in een museum in Schaffhausen, ‘een plek om naartoe te gaan’. Misschien is er toch een weg van oorlog naar vrede. Dat is het einde. Maar niet definitief. Korin heeft zijn document op het internet gezet en daar gaat dit verhaal verder. Warandwar.com. Da capo.