
‘Kijk daar, boven op die tak.’ Een jonge torenvalk probeert zijn vleugels uit. Hij kijkt rond en begint dan aan een vlucht laag over een jonge elstar. Overmoedig als een puber scheert hij luid schreeuwend door de lucht. De ouders kijken toe vanuit een nestkast. ‘Toen we hier in 2013 begonnen vloog hier helemaal niets’, vertelt Marion Boenders. ‘Het was hier doods, nog geen insect zoemde er rond.’
Boenders is initiatiefneemster van Kiemkracht 64, een voedselbos, moestuin en conferentieoord ineen. Als tropisch landbouwkundige had ze samen met haar man in Oeganda een bedrijf dat stekjes van kerststerren, begonia’s en geraniums kweekte en exporteerde voor de Nederlandse markt. De sierplanten werden daarna hier opgekweekt in kassen voor de gedecoreerde vensterbank tijdens kerst. Het was een succesvol bedrijf, dat haar uiteindelijk geen bevrediging bood. ‘Ik ging nadenken over wat ik echt belangrijk vind en wat voor een wereld ik aan mijn kinderen wil nalaten. Ik realiseerde me dat ik uit de weggooimaatschappij wilde losbreken.’
Ze remigreerde en investeerde haar pensioen in 3,8 hectare zandige veengrond in Malden, nabij Nijmegen. Het perceel dat eerst een grasland was, huisvest inmiddels meer dan vierhonderd verschillende soorten struiken en bomen en vormt een walhalla voor insecten, vogels, muizen, konijnen en tal van andere dieren. Een microbiotoop waarin de torenvalk het aantal woelmuizen in toom houdt, en daar varen de bieten, wortels en knollen in de verderop gelegen ‘groentencirkel’ wel bij.
Boenders plukt een tuinboon van de staak en dopt de buitenschil eraf. ‘Moet je proeven’, zegt ze. ‘Als je hem dubbel dopt, smaakt-ie minder bitter.’ Ze loopt verder en wijst: ‘Hier hebben we gister het sint-janskruid geoogst.’ Het felgele kruid, dat rond midzomer bloeit, wordt bij Kiemkracht verwerkt tot tinctuur, massage-olie en zalf.
Achter de groente- en kruidentuin met marjolein, salie en verschillende muntsoorten wordt het landschap wilder. Het gras staat er hoog en wordt deels overschaduwd door fruitbomen. Dit is het voedselbos, dat zo’n zeventig procent van Kiemkrachts oppervlakte beslaat. Door in het beplantingsplan het gelaagde systeem van een bosbiotoop na te bootsen wordt optimaal gebruikgemaakt van zonlicht, ruimte, bodem en insecten. Bomen bieden bescherming aan de struiken, die weer de bodemlaag koesteren.
Boenders ontwijkt een groepje bodembedekkende bosaardbeien die in de halfschaduw van een ruwe berk staan en loopt naar de witte frambozenstruik. ‘Deze beginnen nu rijp te worden. Proef maar hoe zoet.’
Het eerste deel van het voedselbos is nu negen jaar oud, de oogst is met het jaar overvloediger. Soms zelfs te overvloedig, vertelt Boenders. ‘We zijn dit jaar niet toegekomen aan het oogsten van de aalbessen. Gelukkig maken de dassen daar ’s nachts dankbaar gebruik van.’
Het voedselbos is aan een opmars bezig. Bij bijna elke grote stad bestaan er wel initiatieven waar op den duur noten, vruchten en kruiden geoogst kunnen worden. Het Planbureau voor de Leefomgeving (pbl) verwacht dat Nederland in 2030 duizend hectare aan voedselbos heeft. De grenzen van het voedselbos zijn echter moeilijk te trekken. Ontstaat hier een groeiende bedrijfstak die een serieus alternatief biedt voor de intensieve en onhoudbare landbouwvormen met eindeloze velden aan monocultuur? Of zijn het toch vooral hobbyprojecten die de lokale biodiversiteit bevorderen maar waar de opbrengst secundair is? Tussen ‘rekkelijken’ en ‘preciezen’ blijkt elk initiatief zijn eigen pad te zoeken, waarbij de één vrolijk water sproeit en exotische abrikozenbomen plant, terwijl de ander een zelfvoorzienend systeem met vooral inheemse planten en bomen nastreeft.
Het voedselbos is een eeuwenoud teeltsysteem dat in Nederland in 2009 door Wouter van Eck op een kaal veld bij Groesbeek werd geïntroduceerd. Op tweeënhalve hectare plantte hij wel vierhonderd soorten bomen, struiken en planten. ‘We zijn toen wel een beetje uit de bocht gevlogen’, zegt hij nu. ‘Want de oogst wordt zo wel heel divers en dat is niet altijd handig.’
Toch was het een heel nuttig experiment. Want van de vierhonderd bleken er honderd niet zo geschikt, terwijl de overlevende soorten inderdaad onderling een eigen ecosysteem begonnen te vormen. ‘Een voedselbos is een vorm van landbouw, waarbij geplante bomen en struiken muteren in een ecosysteem van een natuurlijk bos’, doceert de man die door anderen wel ‘the godfather’ van de Nederlandse voedselbossen wordt genoemd. Essentieel is dat er op den duur geen ‘externe input’ plaatsvindt. Dus geen water, mest, biomassa of bestrijdingsmiddelen van buiten. ‘Er ontstaat een zelfvoorzienend systeem dat in balans is, net als bij een natuurlijk bos.’
Belangrijk is dat het ontwerp van het bos zich aanpast aan de omgeving. ‘Natuurlijk let je op de aanwezigheid van water en pas je je beplanting aan op de diepte van het grondwater.’ Daarbij mag je best in het eerste jaar de jonge fruitboompjes bewateren’, zegt Van Eck. ‘Zover wil ik dan nog wel gaan.’
Ook de minimale benodigde oppervlakte van het bos is flexibel, maar als je niet in de buurt van een natuurlijk bos zit, dan is vijf hectare het minimum, wijst Van Ecks ervaring uit. ‘Het voedselbos moet dan zelf groot genoeg zijn, zodat bijvoorbeeld een vos zich kan vestigen. Anders zullen de muizen een plaag vormen.’
Een boer die met een voedselbos begint moet allereerst geduld hebben, waarschuwt Van Eck. ‘Pas na zeven jaar heb je enige opbrengst.’ Maar daarna kan het hard gaan. In Groesbeek zijn bij de uitbreiding van het bos bijvoorbeeld verschillende bomen en struiken in stroken bij elkaar gezet om de oogst efficiënter te laten plaatsvinden. ‘Vorig jaar hadden we meer dan twaalfhonderd kilo ciderappels’, vertelt Van Eck. ‘Dit jaar valt dat wat tegen door een late nachtvorst in april. Daarentegen hebben we nu met de duindoornbes en de walnoten een topjaar. Dat is ook het voordeel van onze polycultuur; je doet op een natuurlijke manier aan risicospreiding.’
‘Dit mag eigenlijk niet.’ Paul Dirven wijst op de vijver achter de ligstoel waarop hij zit. De zon schijnt fel, boerenzwaluwen gieren behendig langs het wateroppervlak waarop rimpelingen verschijnen wanneer de dorst gelest wordt. De vijver vormt de watervoorraad voor Dirvens bewateringssysteem. ‘Volgens de preciezen mag je helemaal geen water geven, maar ik ben nu eenmaal een rekkelijke. Ik kijk wat werkt.’
Dirven, telg uit een boerenfamilie, verkocht in 2015 zijn IT-bedrijf en begon eind 2019 met Voedselbos Werelds, deels geïnspireerd door zijn dochter die in Wageningen studeert en actief is bij Extinction Rebellion. ‘Ik wilde gewoon iets anders doen, waarvan ik veel kon leren.’ Hij kocht 2,8 hectare weiland in Malden waar ‘geen boer nog iets mee kon’ omdat het te dicht bij de bewoonde wereld lag. Hij liet het gras groeien, plantte bomen en legde elektriciteit, internet en een irrigatiesysteem aan. ‘Met één druk op de knop kan ik alles bewateren, zelfs vanuit Zuid-Frankrijk.’
‘Ik ben een luie boer, ik boer met de handen in mijn zakken’, zegt Dirven. Het gras staat nu veelal nog hoger dan de her en der verspreide bomen en struiken. Alleen een stel walnoten, elzen en perziken torenen er al fier bovenuit. Achter de tritsen meidoornhagen en kardinaalsmutsen, die zorgen voor een microklimaat met weinig wind, staat een hazelnoot naast wat kerstbomen en staan de zure kersen naast de Japanse kweeperen. Dirven heeft de afgelopen drie jaar minstens vijfduizend struiken en bomen aangeplant, driehonderd verschillende soorten waarvan ongeveer een derde eetbaar is.
In zijn ‘vinexwijk’ staan appel-, kersen-, peren- en amandelbomen – en een pawpaw, een Noord-Amerikaanse boom waarvan de vruchten schijnbaar naar banaan met mango smaken – in rijen aangeplant. ‘Maar’, benadrukt hij, ‘eigenlijk wil ik mijn gewassen niet netjes in rijtjes hebben staan. Alles moet juist door elkaar, zodat er een verrassingselement in het landschap zit.’
‘Alle bomen hier hebben een verhaal.’ Qader Shafiq heeft met zijn Wij-bos twintig procent van het land van Dirven in beheer. In een lange strook langs het fietspad planten migranten hier vooral bomen uit hun thuisland. ‘Als je een boom plant, dan wortel je pas echt’, vindt hij. Het bos draagt bij aan het thuisgevoel, is zijn ervaring. ‘Als je de weg terug kunt vinden in het bos, dan vind je ook gemakkelijker je weg in de maatschappij.’
Sinds 2019 is er een honderdtal verschillende bomen en struiken geplant in het Wij-bos. Het slingerende pad begint bij een amandelboom en aan weerszijden ervan staan houten bankjes, waarop bezoekers van de zonsondergang kunnen genieten. ‘De jostabes is nog wat zuur, maar je kunt ’m al wel eten’, zegt Dirven terwijl hij zich een weg baant door het gras. Hij stopt bij een staak, waar een jonge, nog kleine ginkgo biloba tegenaan staat. ‘Ah, hij heeft het toch gered!’ Pas over twintig jaar zal deze Japanse notenboom zijn naar poep stinkende vruchten dragen. De bessen van de appelbesstruik, aangeplant in 2021 door de jonge nieuwkomers Asal uit Iran en Daniella uit Oeganda, laat hij nog hangen. ‘Die zijn pas rijp in augustus.’
De wandeling eindigt bij een nazaat van de kastanjeboom uit de tuin van Anne Frank. ‘Ik hoop hier binnenkort een pad te verharden, zodat het ook bereikbaar wordt met een rolstoel’, zegt Dirven.
De duurzaamheidsbeweging is vooral wit en vijftigplus, constateert Shafiq, die in het dagelijks leven directeur is van adviesbureau Wijland en initiatiefnemer van Kleurrijk Groen. ‘Maar mensen reageerden als door een wesp gestoken toen ik dat ook daadwerkelijk zei.’ Hij wil in de natuur mensen met verschillende achtergronden samenbrengen, bijvoorbeeld door het gezamenlijk beheer van een moestuin in het Land van Ooij, in de Ooijpolder bij Nijmegen. En in het Wij-bos. Kinderen van de Internationale Schakelklas (isk), die nog maar kort in Nederland zijn, plantten bijvoorbeeld samen bomen met vertegenwoordigers van het coc. ‘Ik vind het belangrijk om dit soort verbindingen te maken.’
De samenleving kan een voorbeeld nemen aan het bos, vindt Dirven. ‘Net zoals verschillende bomen in een bos elkaar sterker maken, zo kunnen verschillende culturele achtergronden elkaar ook versterken.’ Een voedselbos is dan ook niet ‘eigen plant eerst’. ‘We willen een grote diversiteit, niet alleen aan bezoekers, maar ook aan soorten, zoals de kaki, witte moerbei, abrikoos en druivenstruik.’ Ook al wijzen sommige precieze bosbouwers het gebruik van exoten af. ‘Dat vind ik zo’n onzin’, reageert Dirven. ‘Alles wat wij hier in Nederland tegenwoordig eetbaar vinden, is van oorsprong exotisch.’
Dirven omarmt initiatieven die wat met zijn bos willen. ‘We overleggen veel, maar aan het eind van de dag neem ik de beslissing.’ Zo loopt er een beginnende bijenhouder op het terrein. ‘Maar hij mag maar één kast hebben, anders verdringen zijn volken de wilde bijen.’ Een naschoolse opvang die erom bekendstaat dat de kinderen bij weer en wind buiten spelen, wil van het bos gebruikmaken. ‘Nu spelen ze vaak op een dassenburcht verderop en dat heb ik liever niet.’
Maar hoe gaat hij hier uiteindelijk geld mee verdienen? ‘Niet door zelf te oogsten’, antwoordt Dirven. ‘Dan wordt het veel te duur, als je iedereen volgens de cao moet betalen. Waarschijnlijk kunnen mensen straks voor een paar euro per maand de natuur ervaren en plukken.’ Waarbij het wel de bedoeling is dat iedereen alles ter plekke opeet en niet met manden vol naar huis gaat.
Voor de langere termijn droomt hij van de ontwikkeling van een app waarmee bezoekers precies kunnen zien welke soort wanneer bloeit en vruchten geeft. Ook kunnen ze zien hoe bomen zich in tien jaar tijd ontwikkelen. ‘Die software kunnen we dan ook leveren aan andere voedselbossen.’

‘Over twintig minuten komen we weer bij elkaar.’ Ambtenaarachtige types stromen de vergaderruimte uit en gaan op het terras van Kiemkracht 64 in groepjes overleggen. In het aardehuis, een lemen gebouw in de vorm van halve cirkel, kunnen groepen CO2-neutraal vergaderen. Straks zullen ze de lunch gebruiken met vruchten uit de moestuin en het bos. ‘Hiermee verdienen we ons geld’, zegt Marion Boenders. Zeven mensen heeft ze nu in dienst, twee in de moestuin en de rest in de vergaderlocatie. ‘Een hele last, zeker als er weer een coronagolf komt. Dat zouden we niet meer overleven.’
In het voedselbos valt nu veel werk samen. Snelle groeiers als de berk, wilg en els, die nu bescherming bieden aan de kwetsbare fruitbomen en struiken, moeten gesnoeid worden. Op die manier is er weer meer licht en ruimte voor de eetbare soorten en krijgt de bodem een extra impuls door de bulk aan snoeimateriaal. Het snoeien, dat tussen maart en augustus gebeuren moet, valt samen met de belangrijkste oogstperiode. ‘En dat is zeker niet rendabel als je medewerkers netjes twintig euro per uur gaat betalen.’
De arbeidskosten vormen uiteindelijk de bottleneck, ondervindt Boenders. ‘Dat moeten we toch anders gaan regelen. De kans is groot dat we daarom straks met oogstabonnementen gaan plukken. Zo wordt de consument onderdeel van de oplossing.’
Er zijn veel sympathieke projecten die zorgen voor meer biodiversiteit of die juist meer een sociale doelstelling hebben, erkent Wouter van Eck. ‘Niet ten nadele daarvan. Maar het zijn niet echt voedselbossen volgens de definitie die wij hanteren.’ Van Eck is naast voedselbospionier ook voorzitter van de Stichting Voedselbosbouw en overlegt regelmatig met overheden over het beleid. Een voedselbos is daarin weliswaar een door mensen aangelegd multifunctioneel systeem waarin productie van voedsel zich laat combineren met educatie en recreatie. ‘Maar productie vormt een essentieel onderdeel.’ Natuurlijk, erkent Van Eck, is het ook voor hem een leerproces. ‘Wij begonnen ook met een romantisch voedselbos waarin alles lekker door elkaar stond.’ Bij de latere uitbreiding in Groesbeek staan bijvoorbeeld zestig meter vijgen bij elkaar of honderdtwintig meter tamme kastanjes. ‘Zo zijn we in staat de oogst op te schalen.’
Momenteel wordt er twintig hectare meer bedrijfsmatig voedselbos aangelegd in Schijndel. Deze manier van landbouw kan zelfs een mooie toekomst bieden aan de veeboeren aan de rand van Natura2000-gebieden die straks hun bedrijfsvoering moeten stoppen, is de overtuiging van Van Eck. Een voedselbos vergt in eerste instantie een flinke investering in duizenden bomen en struiken – ‘Maar die kun je planten met vrienden, collega’s of anders ook via een verloningsbedrijf’ – en daarna duurt het nog zeven tot tien jaar voordat de productie optimaal is. ‘De overheid zou hier een subsidieregeling voor moeten treffen.’
Maar als het bos er eenmaal in volle wasdom staat, dan is het rendabeler dan de monocultuur die akkerbouwers en veehouders nu hebben, meent Van Eck. ‘Elk jaar is vijf procent van de boeren gedwongen te stoppen, sinds 1950 is tachtig procent verdwenen. Dus bedrijfsmatig is die verbouwing van bulkproducten helemaal niet.’
Het grote verschil is dat een volwassen voedselbos nauwelijk nog input vraagt. ‘Geen zaaigoed, geen bestrijdingsmiddelen, nauwelijks arbeid. Alle investeringen die een landbouwer nu vooraf moet doen, zijn verdwenen.’ En die arbeidsintensieve oogst? ‘Daarvoor hebben we straks gerobotiseerde plukmachines’, voorspelt Van Eck. Boeren kunnen bij hem in Groesbeek alvast komen kijken hoe het werkt. ‘Zelfs Caroline van der Plas was onder de indruk van de oogsten die we hier binnenhalen.’