De loop zat er niet echt in, die eerste weken. Het was ook wennen: Joop van den Ende met de bijbehorende glitter & glamour in een theatergebouw waar «normaal» Hamlet en Lulu en Maria Stuart op het programma staan. De titel van het stuk zal in eerste instantie vooral vijftigplussers iets zeggen: Requiem voor een zwaargewicht, van oorsprong een teleplay van Rod Serling over de ondergang van een beroepsbokser en zijn draaikonterige manager. Er was ooit een legendarische vertolking door Ko van Dijk, alleen gezien door mensen die in 1959 een televisietoestel in huis hadden. Het stuk werd decennia later alleen nog een keer gespeeld door de kleine groep Würz, in de regie van Jules Terlingen.
Om ons geheugen op te frissen hangen overal in de stad de affiches met de (letterlijk) zwaar aangeslagen bokserskop van acteur Victor Löw. Het feit dat de voorstelling is geno mineerd voor de NRC-publieksprijs (met de bijbehorende gratis reclame op radio en televisie) heeft de publieke belangstelling doen aantrekken; toen ik er afgelopen donderdag voor de derde keer was, zat de zaal behoorlijk vol.
Het melodrama Requiem for a Heavyweight was een keuze van Joop van den Ende zelf, in antwoord op het verlanglijstje waarmee regisseur/acteur Mark Rietman en acteur/regisseur Victor Löw bij hem kwamen aanzetten. De ressentimenten die voorafgingen aan die ontmoeting staan afgedrukt in de programmakrant van de voorstelling: «Last van een zekere verveling (Rietman), van een gebrek aan uitdagingen (Löw), en van een te grote bekendheid met het wereldje van het gesubsidieerde toneel. Prachtige dingen staan te doen, je ziel uit je lichaam spelen, voor een te klein aantal toeschouwers. Het was tijd voor iets nieuws, besloten ze. Voor goed, toegankelijk toneel voor een breed publiek. Ze maakten een lijst van stukken en stapten naar Joop van den Ende.» Die lijst van stukken ligt er nog steeds. Voor Rietman staan daar in ieder geval nog Amadeus van Shaffer en Zo eenvoudig is de liefde van Norén op.
Löw zei op de dag van de première in een interview: «Altijd heb ik het gevoel gehad dat theater eigenlijk volkskunst is. We gaan allemaal dood en lopen allemaal met dezelfde vragen en twijfels rond. Waar het om gaat: mensen hebben verhalen nodig. Het grote gevoel, daar gaat het om. In de wereld van het gesubsidieerde toneel heb ik dat wel eens gemist.»
Op dezelfde pagina van Het Parool (3 oktober 2002) waarop dit interview werd afgedrukt, stond het bericht dat de voorstelling Via Viola van De Theatercompagnie (regie: Theu Boermans) de Gouden Tomaat 2002 had gewonnen, prijs voor de slechtste voorstelling van het vorig seizoen. Die voorstelling is mede de oorzaak geweest van het enorme tekort waartegen De Theatercompagnie opliep, en dat tekort was weer de aanleiding tot het (in eerste instantie) verstandshuwelijk tussen Theu Boermans en Joop van den Ende: die zal het theater aan de Kloveniersburgwal de komende jaren zon vier maanden per seizoen huren, als bijdrage in de aflossing van Boermans schulden.
Osmose tussen de commerciële theater producenten en het gesubsidieerde toneel is een geaccepteerd fenomeen: de voorstellingen van een aantal gesubsidieerde groepen worden immers al jaren verkocht door commerciële theaterondernemers die de producties in de rondgang langs de schouwburgen in hun pakket «meenemen». Maar déze chemie ging, gedwongen door de exceptionele omstandigheden, veel verder. Stage Holding The International Entertainment Group, waarvan Joop van den Ende Theaterproducties onderdeel is, nam de infrastructuur van het Compagnie theater over en leverde zelf een «creative team». Drie acteurs van De Theatercompagnie (Jappe Claes, Harry van Rijthoven, Mike Reus) werden in de productie Requiem voor een zwaar gewicht opgenomen; de overige spelers (Hugo Metsers, Victor Löw, Susan Visser, Lieneke Le Roux, Johan Ooms, Kenneth Herdigein en Dennis de Getrouwe) werden speciaal voor de voorstelling aangetrokken.
Er zijn een paar aspecten aan deze onder neming die mij van meet af aan helemaal niet bevielen. Vooreerst werd in de media de samenwerking Van den Ende-Theatercom pagnie, respectievelijk Joop & Theu, wel erg kritiekloos voorgesteld als de success-story van twee middelbare heren die, samen op vakantie op een Grieks eiland, het Nederlandse theaterlandschap wel eens eventjes zouden gaan verbouwen. De kwalijke rol die Theu Boermans heeft gespeeld in de onttakeling van zijn eigen gezelschap bleef daarin onderbelicht. In het wereldje van Van den Ende c.s. was Boermans als cultureel entrepreneur allang aan de dijk gezet.
Het gesubsidieerde toneel is, mag ik dat nog even benadrukken, overigens uitgevonden en bedacht om de risicovolle, rafelige en ontregelende voorstellingen te maken die binnen Stage Holding evenveel kans zouden maken als een sneeuwbal in de hel. In het verlengde daarvan vond ik het dédain waarmee Victor Löw, in interviews over de jongensdromen van hemzelf en Mark Rietman, begon af te geven op het gesubsidieerde toneelcircuit niet chic. Ik durf de bewering aan dat Löw en Rietman beiden hun theatrale intelligentie en hun rijke acteer idioom voor een belangrijk deel te danken hebben aan de mooie partijen die ze in datzelfde gesubsidieerde toneellandschap hebben kunnen spelen.
Dat gezegd hebbend waren de krantenreacties op Requiem voor een zwaargewicht op zn minst opvallend. Volkskrant-redacteur Hein Janssen, die afgelopen augustus verantwoordelijk was voor het kritiekloze ouwe-jongens-krentenbrood-verhaal over de samenwerking tussen Van den Ende en Boermans, besteedde in zijn recensie onevenredig veel aandacht aan de nieuwe, publieksvriendelijke foyer, en aan het feit dat «het thema van het stuk doorzettingsvermogen versus opportunisme de koopman in illusies zal aanspreken». Het stuk gaat overigens in de eerste plaats over verraad, een thema dat Theu Boermans weer zeer zal aanspreken. Het was een nogal cultuurpolitiekcorrecte recensie, waarin de Volkskrant-journalist de indruk wekte het geheel vooral goed te wíllen vinden, getuige de slotpassage: «Van deze samenwerking tussen commercieel en gesubsidieerd theater wordt niemand slechter. Er werd gemopperd dat Boermans zijn ziel aan de duivel had verkocht, of dat Van den Ende zijn artistiek prestige zou inkopen. Maar alles beter dan dat het Compagnietheater leeg zou staan.» Tja. De voorstelling teruggebracht tot de prestatie van een acteurstroep die een theater kraakt tegen culturele leegstand.
Parool-journalist Pieter Bots had in een voorbeschouwing aangekondigd dat wij hier te maken zouden gaan krijgen met een «Victor Löw-vehikel» (letterlijk: «versleten voertuig, oud wrak»), om vervolgens als criticus (journalistiek-ethisch raar trouwens, die combi van voorbeschouwer en recensent) met satanisch genoegen te komen vaststellen dat «Löw, die bekend staat om zijn ongeremde en ongetemde spel, op een enkele uitbarsting na in een groggy slaapstand blijft». Ironisch dat Bots de vertaler Marcel Otten verwijt een «routineuze scheldvertaling» te hebben afgeleverd, zulks binnen een tekst die nauwelijks anders kan worden gelezen dan als een routineuze scheldrecensie.
Dan is Peter Liefhebber (De Telegraaf) nauwkeuriger in zijn observaties: «Löw zet een prachtig prototype neer van een kerel uit één stuk, een vent met een leeuwenhart, die uit trouw aan zijn manager overeind blijft tot het licht definitief uitgaat. Snel met de vuisten, maar in elk opzicht een logge, moeizaam pratende zwaargewicht, en nog een goedhartige sul ook.» Vanuit die observatie komt Liefhebber tot de conclusie dat de introverte authenticiteit van Löw zich af en toe tegen de dynamiek van de voorstelling keert, en daar heeft de criticus inderdaad een punt.
De kritiek heeft duidelijk moeten wennen aan dit onvervalste melodrama over een kleine man met grote dromen. En inderdaad: Rod Serling is geen Arthur Miller. Wat ik wel vreemd vind is dat de kwaliteit van de vertelling (die handelt over verraad in een klimaat waarin middelmaat overheerst) in de kritieken zo weinig is onderkend. Rietman en zijn team krijgen van NRC Handelsblad-criticus Anneriek de Jong het verwijt dat ze over die vertelling van verraders een «grauwsluier» hebben geworpen «die men kennelijk sjiek en artistiek tragisch vindt».
Wat staat hier? Het stuk is bagger maar hier proberen ze er Kunst van te maken? Rietman c.s. belazeren de kluit waar u bij zit? Geen idee. De Jong vervolgt: «Niets herinnert aan de rappe theaterpraktijk van Serlings stad New York en alles attendeert ons op de belegen kanten van dit uit 1956 daterende stuk. (…) Want dit in opdracht van Joop van den Ende vervaardigde toneel heeft andere prioriteiten dan gevaarlijkheid. Dit toneel-toneel moet vooral niet verontrusten.»
Ik ken het theaterklimaat in New York uit het midden van de jaren vijftig niet, en Anneriek de Jong klaarblijkelijk óók niet want ze schrijft er niks over. Als ze niet van melodrama houdt, en tegen beter weten in bij Requiem voor een zwaargewicht «gevaarlijk en verontrustend toneel» had verwacht, dan had Anneriek de Jong niet naar deze productie moeten komen, althans niet als criticus.
Om in de schriftuur van het stuk te blijven: als je een kaartje voor een bokswedstrijd hebt gekocht, moet je geen modderworstelen verwachten.
Requiem voor een zwaargewicht van Rod Serling staat nog t/m 29 december in het Compagnietheater, Kloveniersburgwal 50, Amsterdam. Daarna tournee tot 9 februari 2003. Reserveerlijn: 0900-3005000