Kuno Bakker en Jorn Heijdenrijk in Twomenshow © Sanne Peper

Ze zijn nog aan het try-outen, verontschuldigen de twee mannen zich na een scène die ze in heerlijk slappe vertwijfeling beëindigen. Dat is namelijk wat cabaretiers en stand-uppers doen met een nieuw programma: eindeloos try-outen. Misschien doen zij het wel tot de allerlaatste voorstelling. Bij het bedenken welk buitenland ze met hun Twomenshow gaan aandoen, volgt de toevoeging: ‘Als-ie áf is, hè?’ Met afgekeken cabaretprofessionaliteit vraagt de een halverwege de anderhalf uur durende voorstelling: ‘Hoeveel minuten hebben we nu?’ Waarop de ander aan het tellen slaat. Een minuut of elf, is de conclusie.

Het is duidelijk dat Kuno Bakker en Jorn Heijdenrijk zich met hun Twomenshow op onbekend terrein begeven. Al weten fans van hun eerdere Dood Paard- en Discordia-producties dat het duo heerlijke (fysieke) comedy kan neerzetten, ze starten hier als vertegenwoordigers van het serieuze toneel. Dat heeft, zoals de hele samenleving, onvoldoende waardering voor de lach, stellen de heren. Huilen heeft meer status, dat roept empathie op en alleen met tragische rollen win je acteerprijzen. Het doel van déze avond is louter een potje lachen. Het liefst zonder morele boodschap. Wat nog niet zo eenvoudig blijkt, want soms blijkt dat een grappig bedoelde anekdote tóch een uitspraak bevat over het een of ander.

Intrigerend aan Twomenshow is de dubbele kijkhouding waar Bakker en Heijdenrijk het publiek in meenemen. Het duo, identiek gekleed in zwart pak, T-shirt en sneakers, probeert zo snedig mogelijk uit de hoek te komen. Tegelijk is hun voorstelling een parodie en commentaar op het populaire stand-upgenre. Die opzet heeft het voordeel dat ook uitermate niksige verhalen scherpte krijgen doordat de ondergrens van praat-maar-raak-amusement ermee wordt opgezocht. En fragmenten die in de grillige pogingenparade amper een lach oogsten, behoren nou eenmaal nog niet tot de elf minuten af materiaal.

Maar er wordt ook superieur doorgedacht, bijvoorbeeld op het gegeven van een ‘gestolen avond’, dat alle aanwezigen in een parallelle werkelijkheid doet belanden. Hun eigen toneelpersoonlijkheid hebben de mannen uitvergroot in een brutale, opgewonden macho (Bakker) en een mompelende, quasi-bescheiden sidekick (Heijdenrijk) die hem tergend ondergraaft. Tegelijk is er de saamhorigheid van het duo dat zich dapper in deze onderneming heeft gestort, en een wonderlijke persoonsverwisseling die veel verwarring schept. Geestig is het gesteggel met microfoons die het wel en niet schijnen te doen, en het achteloze blufgebaar waarmee Kuno Bakker het snoer van de zijne steeds achter zich gooit.

De mogelijkheid van een mislukking wordt uitgeleefd in een geweldige slapstickscène waarbij de licht- en geluidsapparatuur zich tegen het duo keert. De toeschouwers, streng aangesproken op hun aandeel in het slagen van de avond, worden betrokken bij sketches die met zo’n vage publieksvraag beginnen dat ze geacht worden om dóór te vragen. Het ongemak waar de amateur-stand-uppers op uit zijn, tiert welig. Maar er zijn volop momenten waarop het publiek geen moeite heeft om de rol van lachproducent te vervullen.

Tournee tot 21 april, Dood Paard