
Het is oogsttijd op het platteland van Shaanxi. Op het veld wordt het koren met een zeis gekapt en samengebonden. Een oudere man draagt twee balen over zijn schouder en sjokt langs het huis waar de kleine Lele woont. De peuter ziet hem echter niet, want het is plotseling druk op het erf. Waarom willen al die mensen zien hoe hij pingpongballetjes in een metalen bakje gooit?
Zijn oma praat met Yan Shiuxia, háár kent hij. De vrouw komt elke week op bezoek en neemt dan een grote tas mee, waar altijd een cadeautje uit komt. Deze week is het een echt basketbalnetje, veel mooier dan de metalen bakjes. Zijn oma hangt het met plakband aan de muur van de woonkamer. Samen met Yan gooit hij nu balletjes. Hop, daar stuitert een balletje tegen de deur – een halve meter naast het netje. Oma klapt en juicht.
Op het erf legt wetenschapper Zhang Linxiu uit dat er ‘met de moederliefde in China niets mis is’. De dertig ambtenaren die ze naar het erf gebracht heeft, hangen aan haar lippen. ‘Er worden genoeg knuffels en kusjes gegeven. Maar moeders en oma’s zeggen al snel dat kinderen slecht zijn als ze stout zijn. Ze worden bijna nooit bemoedigend toegesproken.’ De ouders van Lele geven les op een school in de stad. De peuter wordt, zoals miljoenen andere Chinese kinderen, opgevoed door zijn opa en oma. Die zijn meestal aan het werk op hun stukje grond bij het dorp, terwijl Lele wat in de tuin rondscharrelt.
‘Nu blijf ik vaker bij Lele, en spelen we op het erf of binnen als het regent’, vertelt oma aan de bezoekers. Ze blijft nu positief, ook als Lele blundert, en ze praat vaker met hem.
Lele’s oma is pas begin vijftig. Speciaal voor vandaag heeft ze de hoge hakken aan en een glimbroek die haar dochter uit de stad heeft opgestuurd. Haar gezin is een van de 260 families die als proef wekelijks worden bezocht door een gezinstrainer. Yan, een kordate 32-jarige vrouw met kort haar, stelt haar dan vragen. Hoe ging het deze week? Heeft het kind met het speelgoed gespeeld? Elke week wordt het speelgoed omgewisseld voor wat nieuws. Dat vindt Lele soms niet leuk, weet Yan. ‘Als ik zijn bal weer meeneem en een boekje achterlaat, bijvoorbeeld.’
Zhang Linxiu heeft het project met de gezinstrainers opgezet. Ze is plaatsvervangend directeur van het Centre for Chinese Agricultural Policy van de Chinese Academie van Wetenschappen. Haar partner in crime is Scott Rozelle van de Universiteit van Stanford. Het veldwerk, zoals het invullen van vragenlijsten, bezoeken van proefpersonen, verspreiden van de tassen met speelgoed op het vaak moeilijk begaanbare platteland, is uitgevoerd door studenten van de Universiteit van Shaanxi.
De zeventig trainers zijn op wetenschappelijk verantwoorde wijze van een anonieme lijst met ambtenaren geplukt. De huisbezoekjes doen ze naast hun gewone werk als gezinsplanners.
Voor het project zou dit wel eens het uur U kunnen zijn. De resultaten zijn indrukwekkend en ambtenaren uit alle provincies van China komen zich op de hoogte stellen. Het ultieme doel is namelijk om van het project landelijk beleid te maken.
Zhang en Rozelle kwamen elkaar 23 jaar geleden in een collegezaal tegen. Daar ontdekten ze dat ze – een groter toeval is niet denkbaar – hetzelfde Chinese dorp hadden uitgekozen voor hun promotieonderzoek. Beiden zijn de vijftig gepasseerd en delen hun grote liefde en fascinatie voor het Chinese platteland. Zhang kwam uit Beijing en studeerde in Londen, waar ze een chique Brits accent aan overhield. ‘Mijn vrienden noemen het the Queen’s English’, zegt ze lachend. Met zijn borstelige wenkbrauwen en kleurloze bril lijkt Rozelle een doorsnee Amerikaanse wetenschapper. Door een poliep op zijn stembanden klinken zijn verhalen alsof ze door een rasp geperst worden. Hij spreekt vloeiend Mandarijn; jaarlijks werkt hij zeker een maand of drie in China.
In de auto kibbelen de twee wetenschappers als een getrouwd stel. Als de bedachtzame Zhang aan een verhaal begint, maakt Rozelle het meer dan eens af. Hij zal niet aarzelen om zich terug te trekken uit het project als de regering in Beijing zich zou storen aan de Amerikaanse betrokkenheid, verzekert hij. ‘Al hebben we het in de communicatie nooit over Stanford’, vult Zhang aan. In 2006 begonnen ze aan een project dat de kloof tussen platteland en stad op het gebied van onderwijs en gezondheid moest dichten. Rozelle vertelt hoe hij in de kamer van een schooldirecteur zat. ‘Het was lunchpauze, maar de kinderen waren nergens te zien. Ze bleken na het eten naar hun bed te rennen voor een dutje, de speelplaats bleef leeg.’
Nader onderzoek wees uit dat 39 procent van de kinderen ondervoed was. Toen ze bij wijze van test vitamines bij hun lunch kregen, stegen hun scores. Vanuit de bijrijdersstoel vult Zhang aan: ‘Ze vertrouwden ons niet op die school. Ben je van het vitaminebedrijf, of van een brillenfabriek?’
Een groter project werd opgetuigd waarin honderdduizend kinderen tussen de zes en twaalf maanden vitamines kregen. Zhang en Rozelle zagen dat de kinderen weliswaar gezonder werden, maar dat hun cognitieve vaardigheden slechts in geringe mate toenamen. Cai Jianhua, directeur van het trainingsbureau voor gezinsplanners in Beijing, zette hen op het juiste spoor. Hij benadrukte het belang van goed ouderschap.
De sociale en emotionele ontwikkeling van een kind is essentieel voor betere schoolprestaties en voor die ontwikkeling moeten de ouders zorgen. De gezinstrainers van Cai konden hierbij een belangrijke rol vervullen.
‘Hij had niets meer te doen’, zegt Rozelle met een dramatisch armgebaar. ‘Niemand wil tegenwoordig nog een tweede kind en een miljoen ambtenaren moeten hun focus veranderen van kwantiteit naar kwaliteit.’
De lange, bedachtzame Cai lijkt in geen enkel opzicht op de gemene ambtenaar die vaak een hoofdrol vervult in verhalen over gedwongen abortussen of wraaklustige kindermoorden. Het is tijd voor vernieuwing, realiseerde hij zich. ‘In ons werk draaide het afgelopen veertig jaar om het controleren van de omvang van de bevolking. Nu zitten we echter al geruime tijd op een laag geboortecijfer en moeten we ons richten op het verhogen van de levensstandaard.’
Er zijn nog tussen de zeshonderdduizend en een miljoen gezinsplanners die het eenkindbeleid zoals dat in 1979 werd ingesteld moesten controleren. Ze zagen erop toe dat gezinnen in hun district niet meer dan één kind kregen, of – als een tweede kind was toegestaan – dat er voldoende tijd zat tussen de twee bevallingen.
De planners stonden onder zware druk. Of provinciebesturen hun politieke doelen haalden, hing af van de prestaties van de afdeling gezinsplanning. Gruwelverhalen over wat er kon gebeuren als een gezin de boete voor een extra kind niet betaalde gingen de wereld over. Extreem late abortussen en zelfs kindermoord dreigden als de gezinsplanner dacht te falen in zijn of haar opdracht.
In 2013 werden de ministeries van Gezondheid en Gezinsplanning samengevoegd en het beleid is sindsdien versoepeld. Dat dit nog niet overal is doorgekomen, bleek uit berichten van afgelopen mei. In Lanling county, in de provincie Shandong, braken ambtenaren hun hoofd over de vraag hoe ze hun abortusquotum moesten halen. De directeur van het gezinsplanningsbureau ontkende tegenover de Global Times dat zo’n officieel quotum bestond. ‘We hebben dorpen alleen gevraagd om vrouwen die zich niet aan het beleid houden en minder dan vijf maanden zwanger zijn, over te halen om een abortus te plegen.’ Dit beleid dat vroeger de regel was, wordt nu in (sociale) media beschouwd als een schandalige uitwas.
Het was niet zonder eigenbelang dat Cai met Rozelle en Zhang aan de slag ging, het project is ook werkverschaffing voor gezinsplanners. Al waren zij niet de eerste keuze van de wetenschappers. In hun zoektocht naar mensen die de huisbezoeken konden afleggen en theepartijtjes konden organiseren met de kinderen dachten ze eerst aan de Chinese Vrouwenorganisatie. ‘Die is overal in het land vertegenwoordigd, heeft overal leden’, zegt Zhang. ‘Maar iedereen doet een beroep op ze. Ze zouden geen tijd hebben.’ Hetzelfde gold voor de doktersklinieken: een groot bereik, maar druk genoeg met andere dingen.
De enigszins controversiële oplossing lag voor de hand: de duimen draaiende gezinsplanners kenden ook ieder gezin in iedere dorpskern.
Gezinsplanners hebben echter de reputatie van harteloze technocraten, die eerst hun eigen zakken vulden met steekpenningen, en pas in de tweede plaats het beleid van de Communistische Partij uitvoerden. Gezinsplanner Yan wéét dat ze niet populair is, maar haar rol is veranderd. Vroeger vertelde ze nogal dwingend aan ouders dat ze maar één kind mochten krijgen, nu is dat vaak de wens van ouders zelf. Nu geeft ze vooral seksuele voorlichting. ‘Abortussen komen steeds minder voor, voor iedereen zijn er goede anticonceptiemiddelen beschikbaar.’
Natuurlijk is ze wel bang geweest dat ouders haar niet zouden accepteren als opvoedadviseur, vertelt ze op het erf van Lele’s familie. ‘Maar ze zagen dat hun kind vooruitging boekte door mijn bezoekjes.’ Een extra training heeft Yan meer zelfvertrouwen gegeven. ‘Inmiddels denk ik dat ik beter kan opvoeden dan veel andere mensen.’
Zhang: ‘Gezinsplanners hadden altijd al twee taken: de kwantiteit en de kwaliteit van de bevolking. Alleen werd er meer moeite gestoken in de controle over de bevolking dan in het verbeteren van de kwaliteit.’ Ze begrijpt de aanvankelijke angst van Yan om door de ouders afgewezen te worden: ‘Gezinsplanners hebben altijd dingen moeten doen tegen de wil van de lokale mensen. Ze voelen zich gelukkig veel beter bij hun nieuwe taak.’

Aan weerskanten van de stoffige weg liggen de heuvels van Shaanxi. Een auto gevolgd door een lange sliert busjes met ambtenaren rijdt het dorp binnen. Zhang en Rozelle wippen op hun stoel van spanning. Ze hebben het nieuwe gezinscentrum nog niet gezien. Zhang houdt haar telefooncamera in de aanslag. Het centrum dat een paar weken geleden is geopend, lijkt een beetje op een consultatiebureau, maar dan zonder de medische controles.
Er is een speelzaaltje met een ballenbad en er zijn twee lege kamers waar trainers tienminutengesprekjes houden. Ouders kunnen er dagelijks terecht voor advies of gewoon een praatje. Voor Yan is het een uitkomst omdat de huisbezoekjes veel tijd kosten. ‘De wegen zijn soms heel modderig en in sommige dorpen lopen gemene waakhonden rond die ik met een stok moet wegjagen.’
In de spreekkamer staan de ambtenaren tegen de muur gedrukt, met hun telefooncamera in de aanslag. Yans collega zit op de grond met een kindje van tien maanden oud en zijn moeder. Samen benoemen ze de kleuren van het plastic fruit dat voor hen ligt. ‘Een rode appel, een groene broccoli…’ Met een plastic nepmesje snijden ze de twee helften door die met klittenband aan elkaar zitten. De moeder houdt het handje van het jongetje vast. ‘Hij moet leren wat hij kan doen met zijn eigen lichaam’, legt de trainer uit. Er volgt een kort college over de drie fases in de vroege ontwikkeling van een kind: bonding met de moeder, dan met de rest van de familie en ten slotte met buitenstaanders. De telefooncamera’s klikken terwijl het jongetje onverstoorbaar een gele maïskolf doormidden snijdt.
In de stad kunnen commerciële organisaties dit soort service bieden, vertelt manager Cai bij de ingang van het centrum. ‘Maar voor armere kinderen op het platteland zijn er weinig kansen. Ik vind dat de regering hier aandacht aan moet besteden. Voor de toekomstige economische groei is belangrijk dat niet alleen de stadskinderen intelligent worden, maar ook die op het platteland. Dan is er hoop voor China.’
‘Kijk, Lele’s Bayley-score is gestegen.’ Scott Rozelle laat de uitslagen zien van Lele toen de peuter een half jaar was, één jaar en anderhalf jaar oud. Een stijgende lijn inderdaad. Rozelle legt uit dat je de intelligentie van een baby kunt testen door hem bijvoorbeeld een rood draadje voor te houden: ‘Als hij het negeert krijgt hij geen punten, als hij het pakt krijgt hij wel punten. Als hij er vervolgens mee gaat spelen, nou ja, dan is het natuurlijk een regelrechte winnaar.’
De kinderen van het platteland zullen zich aan de veranderende economische omstandigheden moeten aanpassen, want de landbouw is lang niet meer zo belangrijk voor China als vroeger. Kwam 35 jaar geleden nog de helft van het nationaal inkomen uit de landbouw, tegenwoordig is dat nog maar een paar procent. ‘Nog steeds worden kinderen op het platteland opgeleid om boer te worden’, weet Rozelle. ‘Dat is beangstigend. Als boer hoefde je maar achter een buffel aan te lopen. Als iemand zei dat je moest planten, dan plantte je. Dat werk is prima te doen met een IQ van negentig. Maar voor de banen in de moderne Chinese economie is meer nodig.’ Zhang vult aan: ‘China heeft hoogopgeleide arbeidskrachten nodig nu de economie in beweging is. We moeten ervoor zorgen dat families die uitdaging in de toekomst aan kunnen, dat hun kinderen over twintig jaar een goede baan kunnen krijgen.’
Aan het eind van de dag druppelen de deelnemers aan de excursie het hotel binnen. Het dikke rode tapijt en de fluwelen gordijnen dempen het geluid van de onrustige, smoezelende deelnemers. ‘Wanneer kunnen we hiermee beginnen?’ Een ambtenaar uit de provincie Hubei kan niet wachten tot ze ook in haar district met het project kan starten. ‘Hoeveel kost het? Zeg het, dan zorg ik voor het geld.’ Cai staat haar vriendelijk maar gereserveerd te woord. ‘We moeten niet overhaast aan uitbreiding beginnen, zelfs nu de eerste resultaten er goed uitzien.’ Als de vrouw blijft aandringen en weer met harde stem begint over het geld bijt hij haar toe: ‘Het mag geen prestigeproject worden.’
In de avondschemering, als de muggen uit de bosjes komen en zoemend op zoek gaan naar onbedekte lichaamsdelen, maken drie dames een wandelingetje in de tuin van het hotel. Ze zijn onder de indruk van de resultaten. ‘Hier is behoefte aan’, zegt Wang Chun Xian (59). De conferentie heeft haar nieuwe energie gegeven. Is haar werk als gezinsplanner saai geworden? Ze knikt bevestigend: ‘We hebben een nieuwe focus nodig.’
Zhang Rui Ping (39) en Wang Wei Ping (43) zwaaien met hun armen en buigen hun knieën bij wijze van avondgymnastiek, terwijl hun collega aan de picknicktafel haar woorden toelicht. Natuurlijk zijn gezinsplanners geschikt om dit werk te doen, vindt ze. Hun werk was voorheen van een andere aard, maar ze weten meer van deze kinderen dan andere instanties. Ze hebben de gezinnen in hun district vaak al bezocht en de nieuwe en vooral coachende manier van werken leren ze wel in de cursus. Ze lijkt gerustgesteld door het verhaal van Yan Shuxia, wel maakt ze zich zorgen om de legitimiteit van dit project. ‘Zonder officiële goedkeuring is er geen basis. Ik had gehoopt dat daar vandaag meer duidelijk over zou worden. Wie neemt verantwoordelijkheid voor dit project?’
Als directeur van het trainingsbureau voor gezinsplanners zit Cai Jianhua aan tafel met de mensen die van het project nationaal beleid kunnen maken. Hij wil koste wat het kost voorkomen dat lokale afdelingen gezinsplanning het project kapen en er zelf goede sier mee maken. Dat gevaar ligt op de loer zodra het landelijk wordt ingevoerd en centraal toezicht moeilijker wordt. De meest beruchte gezinsplanners, ver weg van Beijing, kunnen er dan weer hun eigen, autoritaire draai aan geven.
De tijd is echter rijp. Een paar weken na de excursie naar het platteland van Shaanxi lekt het plan uit om vanaf het eind van het jaar twee kinderen per gezin toe te staan. Dit betekent het definitieve einde van het traditionele werk van de gezinsplanners.
In Beijing moet men volgens Rozelle dolblij zijn met het project: ‘Ze zien het gebeuren: als ze niet ingrijpen zijn straks al die gezinsplanners werkloos.’ Het is een gigantische operatie, dat realiseren de wetenschappers zich. ‘In 2020 zou de nieuwe werkwijze overal verantwoord ingevoerd kunnen zijn. Maar ik denk dat de overheid meer vaart wil maken Dat kan goed gaan, of slecht. Wij zijn er om het project te begeleiden.’
De opdracht van de gezinsplanners verschuift van controle en repressie naar een vrolijke en verantwoorde ontwikkeling van de allerkleinste. Een enorme ommezwaai. Cai heeft al wat voorzichtig rekenwerk gedaan. Volgens hem geven sommige ontwikkelde landen 2,36 procent van het bruto nationaal product uit aan onderwijs en de ontwikkeling van kinderen. ‘Voor China heb ik geen harde data, maar ik denk dat 0,1 procent van ons bnp, dus zes miljard yuan, genoeg moet zijn.’
Het is het meer dan waard, meent Cai: ‘Als de regering hier geld in steekt, dan groeien Chinese kinderen op in een betere omgeving en geven we ze een kans om zich te ontwikkelen.’ Of, zoals Rozelle zegt: ‘Lele’s oma verwachtte haar kleinzoon op te voeden tot boer, maar dat hoeft zijn toekomst helemaal niet te zijn.’
Beeld: Beijing, 2012. Vanaf eind 2015 zijn twee kinderen per gezin toegestaan (Wang Zhao / ANP), (2) Chinese kinderen worden bijna allemaal opgevoed door hun grootouders. Hun ouders werken vaak ver weg in de stad (Johannes Eisele/ANP).