Op 29 juli werd in Olenivka een gevangenis gebombardeerd. Volgens de eerste berichten kwamen veertig mensen om en raakten tachtig mensen gewond. De slachtoffers waren gevangenen uit de Azovstal-fabriek in Marioepoel, waar Oekraïense militairen en burgers maandenlang een Russische belegering weerstonden. Een deel van de militairen werd na de evacuatie door het Rode Kruis geregistreerd als krijgsgevangen, waarmee ze bescherming genoten van het oorlogsrecht. Dat de gevangenis toch werd beschoten is een schending van dat recht, en daarmee een onderwerp voor een toekomstige zaak in een oorlogstribunaal.

Rusland claimt dat Oekraïners zelf achter het bombardement zaten, met Amerikaans wapentuig. Oekraïne zegt dat de doden vielen door Russisch toedoen. Het Russische verwijt past in een patroon. Dat de grootschalige verwoestingen in Oekraïne het gevolg zijn van Oekraïense raketten, met als doel Rusland in een kwaad daglicht te stellen, is een standaard-ingrediënt van Russische propaganda. De hoop is dat de waarheid over Olenivka zich ooit aandient. De misdaad laat zich daarmee niet uitwissen, maar wellicht dat het recht nog zijn beloop krijgt.

Het aantal gebeurtenissen waarvoor die conclusie geldt, stapelt zich op. Human Rights Watch rapporteerde onlangs dat de Russische bezetters zich schuldig maken aan gruwelijkheden uit de duisterste episodes uit de geschiedenis: martelingen, deportaties, moord. ‘Russische troepen hebben de bezette gebieden getransformeerd tot een afgrond van angst en wetteloosheid’, concludeerde de mensenrechtenorganisatie.

Gaan de misdaden op een zeker moment berecht worden?

Ook berichtte Human Rights Watch dat krijgsgevangenen in het bijzonder slachtoffer zijn. Eerder waren er de beelden uit Boetsja, waar geëxecuteerde burgers op straat lagen. Dat het Rusland zou gaan om strategische zelfverdediging is met geen mogelijkheid meer vol te houden. Uit alles spreekt dat Poetin een vernietigingsoorlog is begonnen, die gepaard gaat met ontmenselijking van het doelwit, het vereiste voorstadium van het extreme geweld dat Rusland op Oekraïne loslaat.

‘Oekraïne is een crimescene’, schrijft Tjitske Lingsma deze week in De Groene. Op basis van gesprekken met juristen en lokale forensische experts blikt ze vooruit op het antwoord op de vraag die onvermijdelijk volgde uit de Russische aanval op Oekraïne: gaan de misdaden die gepleegd worden op een zeker moment berecht worden?

Lingsma’s artikel tempert de hoop daarop. Het aantal mogelijke zaken gaat nu al ruim voorbij aan de capaciteit die het Internationaal Strafhof in Den Haag hiervoor beschikbaar zou hebben, alle extra steun voor dit hof en voor onderzoeken in Oekraïne ten spijt. Bovendien zal de hoofdmisdaad, de invasie van Oekraïne zelf, niet berecht kunnen worden door dit hof omdat Oekraïne en Rusland daar geen lid van zijn. Daarmee blijft de Kremlin-top hoe dan ook buiten schot. Vandaar dat er stemmen opgaan voor een apart Rusland-tribunaal, zoals ook de misdaden van eerdere oorlogen door een speciaal daartoe opgericht gerechtshof beoordeeld werden.

Maar ook de kansen van zo’n Rusland-tribunaal zijn beperkt, simpelweg omdat Rusland dit nooit zal erkennen. De kans dat Poetin in een beklaagdenbankje eindigt is nihil. Toch moeten democratieën overwegen zich in te zetten voor een dergelijk hof. Het recht heeft vele functies, waaronder vergelding en afschrikking (beide onwaarschijnlijk). In dit geval heeft het recht ook een signaalfunctie. Een Rusland-tribunaal geeft aan dat het land zich buiten de morele orde heeft geplaatst.

Dit gaat ook over de toekomst. Het rechtsapparaat inrichten om de gruwelijkheden in Oekraïne te veroordelen is nuttig en belangrijk. Voorkomen dat de misdaden plaatsvinden is nog belangrijker. Het voornaamste wat daarbij helpt is militaire steun en het doorsnijden van de economische banden met Rusland, wat onverminderd moet doorgaan.