Twintig jaar geleden zetten Van Kooten en De Bie op de Bescheurkalender het Nederlandse televisiedrama neer in één verwoestende pennenstreek:

‘Van Dongen? Van Dongen?

Wacht eens, die naam komt mij bekend voor!’

De spijker op z’n kop. Nederlands drama was synoniem met houterig, uitleggerig, stroef, toneelmatig. Alles wat een personage dacht, werd uitgesproken. De decors waren van bordkarton, en de scenario’s ook. Er was niets wat het kon opnemen tegen de glans van The Forsythe Saga of I, Claudius, tegen de onderkoelde spanning van Tatort of Derrick, om maar te zwijgen van de rijkdom aan plots en lijnen van L.A. Law, St. Elsewhere of Hill Street Blues. De goeden niet te na gesproken, natuurlijk: er waren óók Dagboek van een herdershond, De stille kracht, Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan… Maar die hoogtepunten waren schaars.

De eerste uitreiking van de LIRA-scenarioprijs, in 1993, markeert de langzame artistieke volwassenwording van het televisiedrama in Nederland. Dat ging niet vanzelf. Binnen de Nederlandse omroepen en de Nederlandse productiemaatschappijen was heel langzaam het bewustzijn gegroeid dat eigen drama, hoe duur ook, van essentieel belang kon zijn voor de maatschappelijke rol van een omroep. Dat zelfvertrouwen groeide maar langzaam. Het heeft even geduurd voordat de avro aan Pleidooi begon en de vpro actuele politieke drama’s in televisievorm liet gieten, voordat de ncrv in zee ging met Negen dagen van de gier. Het instituut Telefilm dateert pas van 1997, maar leverde sindsdien voortreffelijk werk op: Suzy Q, Familie, Tussenland, Boy Ecury, Ochtendzwemmers, Cloaca, Het Schnitzelparadijs en Off Screen. Om maar wat te noemen.

In die ontwikkeling speelt de scenarist een cruciale rol. Gelukkig wordt dat onderkend, al sneuvelen er nog regelmatig prestigieuze peperdure projecten omdat de producenten aan álles gedacht hebben, behalve aan werkelijk intensieve scenario-ontwikkeling.

Hoe staat het televisiescenario er anno 2007 voor? Redelijk tot goed, maar kwetsbaar. Er zijn in Nederland mensen die een echt goed scenario kunnen schrijven, en hun aantal groeit – maar het zijn er nog altijd niet veel. Er zijn nog minder mensen die een scenario echt goed kunnen lezen, en uiteindelijk durft maar een handvol met zijn vuist op tafel te slaan en te zeggen: ‘Laten we daar nog eens met een zilveren theezeefje doorheen gaan. Laten we van dit scenario het allerbeste scenario van de wereld maken. Laten we dan het budget fourneren dat dit scenario verdient. En laten we er dan de mooiste film ooit van maken.’

En soms lukt dat.