Boeren hebben de snelweg A28 geblokkeerd uit protest tegen de stikstofplannen van het kabinet. Hattemerbroek, 27 juni © Herman Engbers / De Beeldunie

Het gebeurt niet vaak dat naar Pol Pot en Stalin wordt verwezen in de Tweede Kamer. Alle machtsovernames door collectivistische regimes begonnen altijd met het kapotmaken van de boeren, oreerde Wybren van Haga. ‘Boeren zijn een heel sterke groep, die moet je als eerste kapotmaken. Na de boeren, de bouwers, de vissers en daarna de hele middenstand. Dan gaat de staat alles controleren, dan wordt de staat eigenaar van jou, van je kinderen, van je huis, van je land.’ Caroline van de Plas, fractievoorzitter van de BoerBurgerBeweging (bbb), draaide de redenering om en verwees naar het historische feit dat revoluties altijd begonnen met een boerenopstand. Ze maakte zich daar grote zorgen over: ‘Vaak begint het op het platteland met opstanden en onrust en dat slaat dan over naar de stad.’

Ook anderszins regende het historische vergelijkingen en revolutionaire retoriek. Gideon van Meijeren van FvD sprak van een regelrechte oorlogsverklaring van het kabinet aan de agrarische sector. Eerder had Gert-Jan Segers (ChristenUnie) zijn vrees uitgesproken voor een burgeroorlog ‘op een beschaafde manier’. ‘De Staat der Nederlanden is in oorlog met de Boerenrepubliek’, zei Agractie-voorman Bart Kemp kort na de start van het inhoudelijke programma in Stroe. ‘Er is een staat van beleg afgekondigd om onze grond en eigendommen af te nemen.’ Jesse Klaver sprak over een ‘giftige cocktail die de democratie aanvalt’ en betitelde uitspraken van Gideon van Meijeren als staatsgevaarlijk. ‘Laten we echt stoppen dit “demonstreren” te noemen. Dit is terroriseren’, schreef d66-fractievoorzitter Jan Paternotte op Twitter, waarop Farmers Defence Force heeft geëist dat hij zijn uitspraak zou terugtrekken.

Aan hyperbolen, kortom, geen gebrek. Een aantal acties tegen het stikstofbeleid ging inderdaad ver over de democratische grenzen heen, zoals het intimideren en bedreigen van politici, journalisten en wetenschappers. Maar dat is helaas geen nieuw verschijnsel en een probleem waar politie en justitie al langer de tanden stuk op bijten. Andere actievormen, zoals spookrijden met trekkers, en asbest op snelwegen dumpen, leiden soms tot gevaarlijke situaties, maar vooral tot veel ophef over de politie die in de ogen van velen niet doortastend genoeg optrad tegen de ‘trekkerterreur’ en daarmee de boeren zou versterken in hun gedachte dat ze boven de wet staan. Dat politiechef Willem Woelders in de media stelde dat veel politiemensen, onder wie hijzelf, begrip hadden voor de positie van de boeren, maakte de zaak er niet veel beter op.

Staat de democratische rechtsstaat inderdaad zwaar onder druk en moeten de boerenprotesten gezien worden als een vorm van terrorisme? Staat Nederland aan de vooravond van een beslissende slag tussen de straat en de staat? Volgens de Wet terroristische misdrijven uit 2004 is er sprake van een ‘terroristisch oogmerk’ als het doel van misdrijven is om (een deel van) de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

In de Memorie van Toelichting bij de wet werd onderstreept dat het terroristisch oogmerk alleen aan een aantal zeer ernstige misdrijven gekoppeld kan worden. Strafbare feiten gepleegd door actiegroepen worden daar nadrukkelijk van buitengesloten. Die wetsovertredingen zijn doorgaans niet ‘zeer ernstig’, hebben niet het oogmerk de bevolking vrees aan te jagen en de druk die van zulke acties uitgaat is te gering om te kunnen spreken van een overheid ‘dwingen’ iets wel of niet te doen. Evenmin is er sprake van ernstige ontwrichting van fundamentele politieke of maatschappelijke structuren. Het valt dan ook te betwijfelen of de boerenacties in juridische zin onder de werking van de Wet terroristische misdrijven geschaard kunnen worden.

Dat geldt ook voor deelname aan een ‘organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven’. Van een organisatie als Farmers Defence Force moet dan onomstotelijk vaststaan dat het plegen van terroristische misdrijven het oogmerk is van de club en dat de deelnemers dat ook weten. Saillant detail: de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (nctv) zag zich in februari 2022 onder druk van een kortgeding aangespannen door fdf genoodzaakt expliciet te stellen dat ze de organisatie als activistisch beschouwt en niet als extremistisch.

Kan er tegen organisaties een algeheel verbod worden opgelegd, of zwaarder geschut dan de politie inzetten, zoals sommigen bepleiten? Nederland kent een lijst van organisaties die een ‘bedreiging vormen voor de nationale veiligheid’. Maar dat gaat om terroristische organisaties van het kaliber al-Qaeda en IS die met een ‘anti-Nederlandse of antiwesterse gezindheid’ geweld plegen tegen Nederlandse of westerse belangen vanuit ideologische doelen. Wat overblijft is een gang naar de bestuursrechter om organisaties te verbieden die tot doel hebben om de democratische rechtsstaat omver te werpen of af te schaffen, of in strijd zijn met de openbare orde; een wettelijke mogelijkheid die sinds kort verruimd is. Het OM moet dan aannemelijk maken dat het doel of de activiteiten van een organisatie kunnen leiden tot ‘ernstige bedreiging van de nationale veiligheid, of de internationale rechtsorde alsmede de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar gezag’. Organisaties als Amnesty en het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten hebben overigens grote kritiek op de nieuwe wetgeving omdat begrippen als ‘openbaar gezag’ en ‘nationale veiligheid’ van elastiek zijn en te veel ruimte laten voor politiek gebruik.

Kan er tegen organisaties een algeheel verbod worden opgelegd?

Juridisch lijkt het zware geschut van terrorisme en bedreiging van de democratische rechtsorde niet eenvoudig in stelling te brengen. Maar het al dan niet gebruiken van het etiket ‘terrorisme’, of ‘bedreiging van de openbare orde en nationale veiligheid’ is nooit alleen maar een zuiver juridische afweging. Het is ten diepste een politieke kwestie. De vraag is dus ook: is het wenselijk? Hoewel slechts een klein aantal militante boeren en anti-overheidsextremisten zich schuldig maakt aan de grovere wetsovertredingen kunnen de acties op de sympathie rekenen van een aanzienlijk deel van de bevolking dat de protesten inpast in lang sluimerende grieven en boosheid over decennia overheidsbeleid. Het is de veenbrand die tot ontbranding is gekomen, de veenbrand waarvoor bijvoorbeeld de oud-directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (scp) Kim Putters al jaren waarschuwde. Wie ‘terrorisme’ roept, plaatst die boosheid buiten de politieke en maatschappelijke orde en houdt alleen repressie over als oplossing. Woorden doen ertoe.

Nederland kent juist een traditie in het terughoudend omgaan met het zwaarbeladen etiket terrorisme. In de jaren zeventig en tachtig werd bij voorkeur gesproken over ‘politiek gewelddadig activisme’ dat eerder door slimme, verstorende inlichtingenoperaties en nauwkeurig strafrechtelijk ingrijpen klein en beheersbaar moest worden gehouden, dan met de botte bijl van staatsrepressie onderdrukt. Het idee was dat een klopjacht op ‘terroristen’ gewelddadige clubjes eerder ondergronds zou duwen en geen ruimte meer liet voor militanten om de stap terug naar de samenleving te zetten en daarmee conflicten juist zou verharden. Bovendien werd erkend dat te zware repressie verkeerd kon vallen bij medestanders die het militante geweld afkeurden maar de onderliggende grieven en doelen wel tot op zekere hoogte ondersteunden.

Wat kan en moet dan wel? Zoals politiewetenschapper Bob Hoogenboom in de NRC schreef: de politie vertegenwoordigt een macht van niet geringe betekenis. Maar die moet wel met precisie worden ingezet en kan alleen als sluitstuk dienen. Daarbij doemen tal van dilemma’s op. Zijn de acties vooral een openbare-ordeprobleem waarbij burgemeesters primair aan zet zijn? Wie is verantwoordelijk voor de openbare-ordehandhaving op snelwegen die tal van verschillende gemeenten passeren? Moet het OM, verantwoordelijk voor opsporing en vervolging, een grotere rol pakken? Bij welke acties zou er wel een rol moeten zijn voor de politiediensten die gespecialiseerd zijn in radicalisering en extremisme? Wie is er politiek-bestuurlijk eindverantwoordelijk?

Achter de schermen gebeurt ondertussen veel. Informatieposities worden opgebouwd, netwerken en aanjagers in kaart gebracht, sociale media gevolgd en opsporingsacties in gang gezet. Boerenactivisten worden aangesproken, acties worden waar mogelijk preventief verstoord en voorbeelden gesteld. Inmiddels zijn meer dan honderd arrestaties verricht. De aivd, die de wettelijke taak heeft om de democratische rechtsorde te beschermen, kan het Openbaar Ministerie en bestuurders via ambtsberichten met informatie voeden als dat juridisch mag en handelingsperspectief biedt.

Dat oogt misschien allemaal niet spectaculair. Maar het echte ‘sluipende en serieuze gevaar’ voor de democratie, schrijft de aivd in zijn laatste jaarverslag, ligt niet zozeer in de mogelijkheid van (terroristisch) geweld, maar in wantrouwen, desinformatie en polarisatie aangejaagd door een klein eclectisch gezelschap van anti-overheidsactivisten, geharnaste complotdenkers en extreem-rechts. Het is lastig maar noodzakelijk dat antidemocratische doelen en middelen aangepakt worden, stelt de dienst. Maar juist daarom onderstreept de aivd dat extremisme strikt moet worden onderscheiden van legitiem protest, ook als dat kraakt, schuurt en soms de wettelijke grenzen over gaat, om mensen die de overheid toch al met groot wantrouwen bezien, niet nog verder te vervreemden.

Die evenwichtsoefening is weinig gebaat bij de ongeclausuleerde roep om een hardere aanpak, het verbieden van organisaties en het van stal halen van zware begrippen als terrorisme. Dat draagt niet bij aan een reële oplossing van wat in wezen een – groot en taai – politiek probleem is en dat veel verder gaat dan de stikstofcrisis. Repressie lost nooit een politiek en maatschappelijk probleem op. Burgemeesters signaleerden al eerder aan het einde van de coronabeperkingen dat de legitimiteit en het gezag van het lokaal bestuur en de handhaving op het spel stonden doordat de regels niet meer op de vrijwillige instemming van veel burgers konden rekenen. ‘Het is feitelijk onmogelijk maar ook rechtsstatelijk onwenselijk om met repressie Nederlandse burgers dwingend te overtuigen van de juistheid van maatregelen’, aldus de burgemeesters in een open brief in de Volkskrant.

Niemand kan duidelijk maken hoe een oplossing dichterbij komt door de boerenprotesten tot terrorisme te promoveren. Het lijkt een vlucht naar voren uit onmacht en leidt bovenal tot een gevaarlijke inflatie van de term terrorisme.

Jelle van Buuren is universitair docent aan de Universiteit Leiden