Barcelona – Geen datum voor de rechtszaak, geen formele beschuldiging, geen recht op communicatie met advocaat of familie. Een jaar na zijn opsluiting in een Poolse cel is de toestand van de Spaanse journalist Pablo González (40) uitzichtloos. Ook letterlijk: zijn isoleercel heeft slechts een minuscuul bovenraampje van matglas. 23 uur per dag zit hij daar opgesloten, wat volgens mensenrechtenorganisaties een vorm van marteling is. Een uurtje mag hij de binnenplaats op, zeven bij vier meter. Alleen is het daar nu te koud voor.

González, specialist Oost-Europa, werd eind februari 2022 door de Poolse geheime dienst opgepakt aan de grens met Oekraïne. Hij wilde verslag doen van de vluchtelingencrisis na de Russische inval. De Poolse regering gebruikte hiervoor een argument dat dubieuze regimes graag gebruiken tegen kritische journalisten: González was een spion. Warschau zou ‘onomstotelijke bewijzen’ hebben dat hij werkte voor de Russische militaire inlichtingendienst.

Een jaar later zijn de ‘belastende feiten’ nog steeds flinterdun. Zo heeft González behalve een Spaans ook een Russisch paspoort. Dat klopt. Maar daar is een simpele verklaring voor: hij werd in 1982 in Moskou geboren onder de naam Pavel Rubtsov, als zoon van een Russische vader en een Spaanse moeder. Na de scheiding van zijn ouders verhuisde hij op negenjarige leeftijd naar Spanje. Daar schreef zijn moeder hem in onder haar achternaam, en Pavel veranderde in Pablo.

Opvallend is de opstelling van de linkse regering in Madrid tegenover haar extreem-rechtse collega’s in Warschau. Terwijl zelfs Brussel zich zorgen maakt over de rechtsstaat in Polen, heeft Spanje’s buitenlandminister José Manuel Albares ‘het volste vertrouwen’ in de Poolse justitie.

‘Pijnlijk’, vindt Oihana Goiriena die opstelling. ‘Polen heeft immers geen enkel respect getoond voor onze minimale rechten’, zegt de vrouw van González telefonisch vanuit Baskenland. Ze mogen zelfs niet bellen. ‘Onze drie kinderen, tussen zeven en vijftien jaar oud, hebben al die tijd hun vader niet kunnen spreken. Daar zwijgt de Spaanse regering over. Heel schrijnend.’ Brieven komen pas na twee maanden aan. Eénmaal heeft Goiriena haar man mogen bezoeken. ‘De isolatie is voor hem het ergste, dat hij met niemand kan praten. Hij heeft veel gewicht verloren.’

Goiriena vermoedt dat Polen goed weet dat haar man geen spion is. ‘Alleen willen ze hun fout niet toegeven.’