Dit werk van Jannis Kounellis, met dat spoor van roet, is een formulering van grote eenvoud. Er is niets rijks aan en het pronkt niet. Het ziet er mager uit als je het zo ziet hangen. Niet meer dan vijf ijzeren schappen boven elkaar aan de muur, niet groter dan een gewoon dienblad. Op vier daarvan ligt een omwikkeling van iets met een paardendeken. De laatste en bovenste is leeg. Maar er was iets dat gebrand heeft. De rook daarvan heeft op het wit van de muur een spoor van roet achtergelaten. Het ding had een mooie bescheidenheid. Wat er verteld werd, werd gefluisterd. Het was in 1980 de allereerste keer dat ik voor een museum een werk van Kounellis gekocht heb. In de verzameling van het Van Abbemuseum was de nadruk komen te liggen op geometrische versies van abstracte kunst. In die jaren was minimal art nu eenmaal veel ruimte gaan innemen. Daarom was het goed om eens een raadsel binnen te brengen dat er heel anders uitzag. Het was eigenaardig wat toen gebeurde.

Er was in het museum ook een wandstuk van Sol Lewitt dat een constructie was van open vierkanten van witgemoffeld metaal. Dat was nu glashelder, dacht ik. Een strak rechthoekig werk, ook nog eens smetteloos wit en zonder clair-obscur, denken wij net zo makkelijk te begrijpen als dat één plus één altijd twee is. Maar dat lijkt maar zo omdat vierkanten, denk ik, er met hun vier gelijke zijden zo perfect uitzien dat ze compleet lijken. Toen Kounellis in de buurt kwam, werd zonneklaar dat die vierkanten veel minder helder zijn dan gedacht wordt. Als het goed is, begint elk kunstwerk als raadsel. Dat is omdat het in wezen iets probeert te laten zien wat niet eerder is gezien. Kunstenaars willen dat ontdekken en het ons dan laten zien.
Ze doen dat met alle denkbare middelen. Hoe je het ook bekijkt, niets is gek genoeg. Maar als Jannis Kounellis dan iets zo eenvoudigs op de wand maakt, is dat een extra genoegen. Ik zeg dat omdat ik meer van poëzie hou dan van romans. Die zijn meestal zwaar. Maar het pianostukje Für Elise van Beethoven is een lichte flonkering. Kounellis’ korte fabel heet natuurlijk Senza titolo. Hij wist ook niet precies wat hij gemaakt had. De definitie die de dingen vastlegt moet sowieso zo lang mogelijk worden uitgesteld: in die bewoordingen hebben wij daar eens over gesproken. Maar toen het werk gemaakt was, zag hij dat als een sterke beeldvorm die het oog zich zou blijven herinneren. Dat is al veel. Verder heb ik me indertijd niet lang afgevraagd wat het ding zou betekenen. Oog in oog met een berg van Cézanne heb ik dat ook niet gedaan – het gewicht van dat volume is visueel overtuigend genoeg.

Ooit heb ik geholpen het werk op de wand te monteren. Een stuk deken was losgeraakt. De zaak moest opnieuw gewikkeld worden en met veiligheidsspelden vastgemaakt. Toen bleek dat er brokken van gipsafgietsels van antieke beelden in die deken verborgen zaten. Het spoor van roet op het schap was er omdat er vuur gedoofd was. Zo kon het niet anders dan dat je dit Senza titolo als een elegie ging zien. Het ging over ondergang van de oude cultuur. Daarbij was Kounellis ook nog Griek van geboorte. Maar hij kon zich enorm opwinden als hij in die Griekse hoek werd geplaatst. Hij wantrouwde de romantiek daarvan. Vanaf midden jaren vijftig woonde hij in Rome. Een immigrant dus die Italiaans kunstenaar was in de dwarse traditie van Caravaggio. Het was jammer dus dat ik nu wist dat er gipsen brokken in die dekens zaten. Daardoor krijgt het werk te vroeg een betekenis die andere zienswijzen in de weg komt te zitten.
De wikkelingen van paardendeken, bijvoorbeeld, hebben door dat wollige materiaal nogal zachte volumes. Dat soort wazige vormen (zoals ook die vlek roet) zijn wezenlijk in het ruime handschrift van Kounellis’ kunst. Hij had het over ombra. In zijn ogen lag de oorsprong van die vlekken waarvan de vorm maar bleef zweven bij de schaduwen in de schilderijen van Caravaggio. Die beschouwde hij als de eerste en meest eigengereide individualist in de kunst, en daarom als zijn meester. Net als bij Caravaggio beginnen de werken van Kounellis eenvoudig en karig in vorm. Als je langer keek, werden ze nadrukkelijker maar vol geheimzinnige schaduwen.
In de avond van 16 februari is Jannis Kounellis gestorven, een man van passie. Hij ligt nu begraven in Rome op het Cimetero per Stranieri (voor niet-katholieken) – in de nabijheid van Antonio Gramsci, een andere held van hem.